This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 01989L0656-20191120
Council Directive of 30 November 1989 on the minimum health and safety requirements for the use by workers of personal protective equipment at the workplace (third individual directive within the meaning of Article 16 (1) of Directive 89/391/EEC) (89/656/EEC)
Consolidated text: Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (89/656/EEG)
Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (89/656/EEG)
01989L0656 — NL — 20.11.2019 — 003.003
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 393 van 30.12.1989, blz. 18) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
RICHTLIJN 2007/30/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2007 |
L 165 |
21 |
27.6.2007 |
|
VERORDENING (EU) 2019/1243 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019 |
L 198 |
241 |
25.7.2019 |
|
RICHTLIJN (EU) 2019/1832 VAN DE COMMISSIE van 24 oktober 2019 |
L 279 |
35 |
31.10.2019 |
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 30 november 1989
betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
(89/656/EEG)
AFDELING I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel
Artikel 2
Definitie
Uitgesloten van de in lid 1 bedoelde definitie zijn:
gewone en uniforme werkkleding die niet specifiek bedoeld is om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer te beschermen;
uitrustingen van de eerste-hulp- en reddingsdiensten;
persoonlijke beschermingsmiddelen van militairen, politiebeambten en personeel van ordediensten;
persoonlijke beschermingsmiddelen van wegvervoermiddelen;
sportuitrusting;
zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal;
draagbare apparaten voor het opsporen en signaleren van risico's en belastingsfactoren.
Artikel 3
Algemene regel
Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt wanneer de risico’s niet vermeden of voldoende beperkt kunnen worden met collectieve technische beschermingsmiddelen of met maatregelen, methoden of procédés op het gebied van de arbeidsorganisatie.
AFDELING II
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS
Artikel 4
Algemene bepalingen
In alle gevallen moet een persoonlijk beschermingsmiddel:
geschikt zijn voor de te vermijden risico's, zonder zelf een vergroot risico in te houden;
beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;
afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemer;
na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, moeten passende maatregelen worden genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëne-problemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.
De Lid-Staten kunnen evenwel, overeenkomstig hun nationale gebruiken, bepalen dat de werknemers verzocht wordt bij te dragen in de kosten van bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen in omstandigheden waarin deze niet uitsluitend op het werk worden gebruikt.
Zij moeten worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.
De gebruiksaanwijzing moet begrijpelijk zijn voor de werknemers.
Artikel 5
Beoordeling van het persoonlijke beschermingsmiddel
Deze beoordeling omvat:
een analyse en een evaluatie van de risico's die niet met andere middelen vermeden kunnen worden;
de omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a) vermelde risico's te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele risicobronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen;
de evaluatie van de kenmerken van de betrokken persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b) bedoelde kenmerken.
Artikel 6 ( *1 )
Regels inzake gebruik
In deze regels worden met name vermeld de omstandigheden of de risicosituaties waarin, onverminderd de prioriteit die collectieve beschermingsmiddelen hebben, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk is.
De bijlagen I, II en III, die van indicatieve aard zijn, bevatten nuttige aanwijzingen voor het vaststellen van deze regels.
Artikel 7
Voorlichting van de werknemers
Onverminderd artikel 10 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers en/of hun vertegenwoordigers voorgelicht over alle maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die moeten worden getroffen bij gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers op de werkplek.
Artikel 8
Raadpleging en medezeggenschap van de werknemers
Overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/391/EEG worden de werknemers en/of hun vertegenwoordigers geraadpleegd en hebben zij medezeggenschap omtrent de materies die onder deze richtlijn, met inbegrip van de bijlagen, vallen.
AFDELING III
DIVERSE BEPALINGEN
Artikel 9
Wijzigingen in de bijlagen
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om zuiver technische wijzigingen aan te brengen in de bijlagen, teneinde rekening te houden met de technische harmonisatie en normalisatie, alsmede met de technische vooruitgang, wijzigingen in internationale voorschriften of specificaties en kennis op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Indien, in naar behoren gemotiveerde en uitzonderlijke gevallen van onmiddellijke, rechtstreekse en ernstige risico’s voor de lichamelijke gezondheid en veiligheid van werknemers en andere personen, om dwingende redenen van urgentie binnen een zeer kort tijdsbestek actie vereist is, is de in artikel 9 ter, neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Artikel 9 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 9 ter
Spoedprocedure
Artikel 10
Slotbepalingen
▼M1 —————
Artikel 11
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
BIJLAGE I
RISICO’S IN VERBAND MET DE LICHAAMSDELEN DIE MET PBM’S MOETEN WORDEN BESCHERMD (*)
(*) Deze lijst van risico’s/lichaamsdelen moet niet als uitputtend worden gezien.
Op basis van de risicobeoordeling wordt bepaald of een PBM ter beschikking moet worden gesteld en worden ook de kenmerken daarvan vastgesteld, in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn.