EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11.7.2022
COM(2022) 329 final
BIJLAGE
bij
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 wat betreft de invoering van nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen
BIJLAGE
“BIJLAGE VII
BOSREKENINGEN
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Bosrekeningen registreren en presenteren gegevens over bosbestanden en economische activiteiten in de bosbouw en de houtkap op een wijze die volledig verenigbaar is met de gegevens die worden gerapporteerd in het kader van het Europees systeem van rekeningen (ESR). Bosrekeningen bieden aanvullende informatie en maken gebruik van concepten die zijn aangepast aan de specifieke aard van bossen en van de bosbouw en de houtkap.
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor bosrekeningen.
Deel 2
DEKKING
In de bosrekeningen worden de voorraden en stromen van bosbestanden (bebost land en hout) en de economische activiteit in de bosbouw- en houtsector geregistreerd, met inbegrip van de productie van rondhout en de winning en verzameling van in het wild groeiende andere bosproducten dan hout.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen bosrekeningen op overeenkomstig de in dit deel beschreven kenmerken.
1)Vermogensrekeningen van bebost land en hout Bebost land wordt gedefinieerd als de som van de drie onderstaande punten.
a)Bos beschikbaar voor houtvoorziening: bossen waar milieu-, sociale of economische beperkingen geen significante gevolgen hebben voor het huidige of potentiële houtaanbod. Deze beperkingen kunnen zijn vastgesteld door wettelijke voorschriften, besluiten van beheer of van eigenaren of om andere redenen.
b)Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening zijn alle bossen die niet als beschikbaar voor houtvoorziening worden beschouwd overeenkomstig punt a). Dit zijn bossen waar een aanzienlijke houtvoorziening niet mogelijk is als gevolg van milieu-, sociale, economische of wettelijke beperkingen. Dit omvat a) bossen met wettelijke beperkingen of beperkingen die voortvloeien uit andere politieke besluiten die de houtvoorziening volledig uitsluiten of ernstig beperken om redenen zoals het behoud van het milieu of de biodiversiteit (bescherming van bossen, nationale parken, natuurreservaten en andere beschermde gebieden zoals gebieden van bijzonder ecologisch, wetenschappelijk, historisch, cultureel of spiritueel belang); b) bossen waar de fysieke productiviteit of de houtkwaliteit te laag is of de oogst- en transportkosten te hoog zijn om houtkap te rechtvaardigen, afgezien van incidentele kap voor eigen verbruik.
c)Overig bebost land.
Bos wordt gedefinieerd als gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 10 %, of met bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken. Het omvat geen grond die overwegend als landbouwgrond wordt gebruikt of bomen in stedelijke omgevingen, zoals stadsparken, lanen en tuinen.
“Overig bebost land”: gebieden die niet als bos zijn ingedeeld en die meer dan 0,5 hectare beslaan; met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van 5-10 %, of met bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken; of met een gecombineerde bedekking van heesters, struiken en bomen van meer dan 10 %. Het omvat geen grond die overwegend als landbouwgrond wordt gebruikt of bomen in stedelijke omgevingen, zoals stadsparken, lanen en tuinen.
“Netto jaarlijkse toename van hout” wordt gedefinieerd als de gemiddelde jaarlijkse volumegroei van levende bomen. Het wordt berekend op basis van het levende boombestand (groeibestand) dat aan het begin van het jaar beschikbaar is, verminderd met de gemiddelde jaarlijkse sterfte.
“Verwijderingen” worden gedefinieerd als het volume van alle levende of dode bomen die worden gekapt en verwijderd uit het bos, andere beboste gebieden of andere kaplocaties. Hieronder valt ook onverkocht rondhout dat op de bosweg is opgeslagen. Hieronder vallen ook natuurlijke verliezen die worden teruggewonnen, verwijderingen tijdens het jaar van gekapt hout in een eerdere periode, verwijdering van niet-stamhout (zoals stronken en takken) en verwijdering van bomen die door natuurlijke oorzaken zijn gedood of beschadigd (ook wel natuurlijke verliezen genoemd), bv. brand, wind, insecten en ziekten. Hieronder vallen geen niet-houtachtige biomassa of hout dat in het bos achterblijft en in de loop van het jaar niet wordt verwijderd, zoals stronken, takken, boomtoppen en kapafval (oogstafval).
“Onherstelbare verliezen” worden gedefinieerd als residuen van kap en storm die niet uit het bos kunnen worden verwijderd, en hout dat door bosbranden verloren is gegaan.
2)Economische rekeningen die economische activiteiten in de bosbouw en de houtkap rapporteren De bosbouw en de houtkap worden gedefinieerd als alle eenheden van economische activiteit op lokaal niveau (lokale EEA) die activiteiten verrichten die zijn ingedeeld in afdeling A02 van de NACE Rev. 2.
De volgende kenmerken moeten volgens de ESR-definities worden gerapporteerd:
–productie,
–waarvan: productie voor eigen finaal gebruik;
–intermediair verbruik;
–bruto toegevoegde waarde;
–verbruik van vaste activa;
–niet-productgebonden belastingen op productie;
–overige productgebonden subsidies;
–beloning van werknemers;
–bruto-investeringen en saldo aan- en verkopen van niet-financiële niet-geproduceerde activa;
–veranderingen in voorraden;
–kapitaaloverdrachten.
De lidstaten rapporteren de werkgelegenheid in de bosbouw en de houtkap in duizend arbeidsjaareenheden (AWU’s) zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1)De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2)De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.
3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4)Het eerste referentiejaar is 2023.
5)De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2022 tot het eerste referentiejaar bij.
6)Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n–2, n–1 en n, waarbij n het referentiejaar is. Telkens wanneer de gegevens worden herzien, dienen de lidstaten opnieuw gegevens in voor de jaren vanaf 2022. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2022 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
Voor elk van de in deel 3 neergelegde kenmerken moet de volgende informatie worden verstrekt:
1)Beboste oppervlakte, uitgesplitst naar:
–bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–overig bebost land.
Elk van deze categorieën wordt verder uitgesplitst naar:
–begingebied aan het begin van het referentiejaar;
–bebossing en andere toenames;
–ontbossing en andere afnames;
–statistische herindeling;
–sluitingsgebied aan het einde van het referentiejaar.
De gegevens worden gerapporteerd in duizend hectare.
2)Volume van het hout, uitgesplitst naar:
–bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–overig bebost land.
Bossen die voor houtvoorziening beschikbaar zijn, worden verder uitgesplitst naar:
–beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;
–nettotoename;
–verwijderingen;
–onherstelbare verliezen;
–statistische herindeling;
–saldi;
–eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.
Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening en ander bebost land worden verder uitgesplitst naar:
–beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;
–verwijderingen;
–andere veranderingen (tussen begin- en eindvoorraden);
–eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.
Gegevens worden gerapporteerd met inbegrip van schors, in 1 000 m3.
3)Waarde van het hout, uitgesplitst naar:
–bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;
–overig bebost land.
Bossen die voor houtvoorziening beschikbaar zijn, worden verder uitgesplitst naar:
–beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;
–nettotoename;
–verwijderingen;
–onherstelbare verliezen;
–herwaardering;
–statistische herindeling;
–saldi;
–eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.
Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening en ander bebost land worden verder uitgesplitst naar:
–beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;
–verwijderingen;
–andere veranderingen (tussen begin- en eindvoorraden);
–eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.
Gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.
4)Voor economische rekeningen wordt de in deel 3 bedoelde output gerapporteerd volgens de volgende uitsplitsing, waarbij de producten worden gedefinieerd in termen van de classificatie van producten gekoppeld aan activiteit, versie 2.1:
–levende bosboomplanten (product 02.10.11) en boomzaden (product 02.10.12);
–bosbomen, gedefinieerd als de som van de nettotoename van hout in gekweekt bos (product 02.10.30) en de verkoop van hout uit onbeteelde bossen;
–onbewerkt hout (product 02.20.1), bestaande uit de volgende posten die in twee afzonderlijke rijen moeten worden gerapporteerd:
a)brandhout (producten 02.20.14 en 02.20.15);
b)stammen of blokken, d.w.z. de som van stammen van naaldhout (product 02.20.11), stammen van ander hout dan naaldhout, met uitzondering van tropisch hout (product 02.20.12), en stammen van tropisch hout (product 02.20.13).
–in het wild groeiende niet-houtproducten (product 02.30);
–karakteristieke diensten voor bosbouw en houtkap, gedefinieerd als diensten in verband met boomkwekerijen (product 02.10.2), ondersteunende diensten voor de bosbouw (product 02.4), en alle andere diensten die worden verleend door een lokale eenheid van economische activiteit (EEA) van de bosbouwindustrie;
–andere producten van verwante secundaire activiteiten in de lokale EEA, zoals paddenstoelen en truffels (01.13.8), andere bessen, vruchten van het geslacht vaccinium, n.e.g. (01.25.19), natuurlijk rubber (01.29.10), ander onbewerkt hout, met inbegrip van gekloofde palen en palen (16.10.39), houtskool (20.14.72), natuurreservaten met inbegrip van diensten voor natuurbehoud (91.04.12), en alle andere producten die door een lokale EEA worden geproduceerd.
Het intermediair verbruik van de bosbouw en de houtkap als bedoeld in punt 3 wordt als volgt uitgesplitst, waarbij de producten worden gedefinieerd in termen van de classificatie van producten gekoppeld aan activiteit, versie 2.1:
a)de som van levende bosboomplanten (product 02.10.11), bosboomzaden (product 02.10.12) en bosbomen (product 02.10.3) die worden gebruikt voor de productie van hout;
b)de som van energie- en smeermiddelen, met inbegrip van elektriciteit (product 35.11.10), motorbenzine (benzine) (product 19.20.21), aardgas — vloeibaar gemaakt of in gasvormige toestand (product 06.20.10), smeerolie en zware preparaten, n.e.g. (product 19.20.29), en andere soortgelijke producten;
c)de som van de diensten die kenmerkend zijn voor bosbouw en houtkap, met inbegrip van diensten voor boomkwekerijen (product 02.10.2), ondersteunende diensten voor de bosbouw (product 02.4), en alle andere diensten die door een lokale EEA van de bosbouw- en houtsector worden verleend;
d)overige goederen en diensten die niet zijn opgenomen in een van de bovenstaande variabelen van het intermediair verbruik.
Veranderingen in de inventarissen van de bosbouw en de houtkap als bedoeld in punt 3 worden als volgt gerapporteerd:
–onderhanden werk van in cultuur gebrachte biologische activa
–overige veranderingen in voorraden.
Alle kenmerken worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE VIII
REKENINGEN VOOR MILIEUSUBSIDIES EN SOORTGELIJKE OVERDRACHTEN
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten verzamelen en presenteren gegevens over inkomensoverdrachten en kapitaaloverdrachten ter ondersteuning van activiteiten ter bescherming van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de productie en het gebruik van milieuproducten, op een wijze die verenigbaar is met de begrippen en definities van het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010).
In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten door de lidstaten. Deze gegevens worden tevens gebruikt voor de samenstelling van de nationale uitgaven voor milieubescherming, zoals uiteengezet in bijlage IV.
Deel 2
DEKKING
In de rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten worden betalingen om niet geregistreerd van de overheid aan andere institutionele sectoren (binnen de binnenlandse economie en het buitenland) en van niet-ingezetenen (rest van de wereld) met het oog op de bescherming van het milieu of de vermindering van het gebruik en de winning van natuurlijke hulpbronnen.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten op overeenkomstig de volgende kenmerken:
–subsidies (ESR-code D.3);
–overige inkomensoverdrachten (ESR-codes D.6 en D.7);
–kapitaaloverdrachten (ESR-code D.9).
Alle gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1)De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.
2)De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.
3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4)Het eerste referentiejaar is 2023.
5)De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2022 tot het eerste referentiejaar bij.
6)Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n–2, n–1 en n, waarbij n het referentiejaar is. Telkens wanneer de gegevens worden herzien, dienen de lidstaten opnieuw gegevens in voor de jaren vanaf 2022. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2022 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1)Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt per:
–betalende institutionele sector, als volgt:
–overheid;
–buitenland.
–ontvangende institutionele sector, als volgt:
–overheid;
–vennootschappen
–huishoudens;
–instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens
–buitenland.
2)Voor elk van de bovenstaande rapportagecategorieën worden de gegevens gerapporteerd per klasse van de classificatie van milieubeschermingsactiviteiten (CEPA) en de classificatie van activiteiten op het gebied van hulpbronnenbeheer (CReMA), als volgt gegroepeerd:
–CEPA 1;
–CEPA 2;
–CEPA 3;
–CEPA 4;
–CEPA 5;
–CEPA 6;
–de som van CEPA 7, CEPA 8 en CEPA 9;
–CReMA 10;
–CReMA 11;
–CReMA 13;
–CReMA 13A;
–CReMA 13B;
–CReMA 13C;
–CReMA 14;
–Som van CReMA 12, CReMA 15 en CReMA 16.
3)Overdrachten die door ondernemingen worden ontvangen van de overheid, gegroepeerd naar de som van alle CEPA-klassen (CEPA 1-9) en alle CReMA-klassen (CReMA 10-16), moeten verder als volgt worden gegroepeerd volgens de classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2:
–NACE A — Landbouw, bosbouw en visserij;
–NACE B — Winning van delfstoffen;
–NACE C — Industrie;
–NACE D — Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht;
–NACE E — Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering;
–NACE F — Bouw;
–NACE G — Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen;
–NACE H — Vervoer en opslag;
–NACE I-U — overige NACE-secties.
4)De in de punten 2 en 3 bedoelde CEPA-klassen zijn vastgesteld in bijlage IV; de CReMA-klassen zijn vermeld in bijlage V.
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.
BIJLAGE IX
ECOSYSTEEMREKENINGEN
Deel 1
DOELSTELLINGEN
Ecosysteemrekeningen bevatten gegevens over de omvang en de staat van de ecosysteemactiva en de diensten die zij leveren aan de samenleving en de economie. De gegevens zijn in overeenstemming met de SEEA-ecosysteemboekhouding en zijn verenigbaar met de gegevens die in het kader van het Europees systeem van rekeningen worden gerapporteerd.
Ecosysteemrekeningen maken waar mogelijk gebruik van bestaande informatie, onder meer uit aardobservatie, milieuverslaglegging en andere gegevensbronnen.
Deel 2
DEKKING
De ecosysteemrekeningen registreren de omvang van ecosystemen, de toestand van ecosystemen en de stromen van ecosysteemdiensten.
De omvang van ecosystemen is de omvang van ecosystemen in het gebied. Rekeningen voor de omvang van ecosystemen hebben betrekking op terrestrische (met inbegrip van zoet water) en mariene ecosystemen op het nationale grondgebied.
De toestand van het ecosysteem is de kwaliteit van een ecosysteem, gemeten aan de hand van zijn abiotische, biotische en landschapskenmerken, per type ecosysteem.
Ecosysteemdiensten zijn de voordelen die ecosystemen bieden aan economische en andere menselijke activiteiten. Zij omvatten i) voorzieningen, ii) regulering en onderhoud, en iii) culturele diensten. De rekeningen voor ecosysteemdiensten registreren de feitelijke levering en het daadwerkelijke gebruik van ecosysteemdiensten die door de ecosystemen op het nationale grondgebied worden geleverd.
Thematische rekeningen zijn rekeningen die gegevens organiseren op basis van specifieke beleidsthema’s zoals biodiversiteit, klimaatverandering, oceanen en stedelijke gebieden.
Deel 3
LIJST VAN KENMERKEN
De lidstaten stellen ecosysteemrekeningen op overeenkomstig de volgende kenmerken.
1)Rekeningen voor de omvang van het ecosysteem waarin het gebied en de verandering in het gebied voor elk ecosysteemtype op het nationale grondgebied worden geregistreerd. De lidstaten rapporteren rekeningen betreffende de omvang van ecosystemen in duizend hectare.
2)Als onderdeel van de rekeningen betreffende de omvang van het ecosysteem, een conversiematrix die omzettingen tussen ecosysteemtypen tussen twee tijdstippen, in hectare, registreert.
3)Rekeningen betreffende de toestand van ecosystemen waarin de ecosysteemkenmerken als volgt worden geregistreerd:
a)voor woongebieden en andere kunstmatige gebieden:
–groene gebieden in steden en aangrenzende steden en voorsteden worden gerapporteerd in % van de totale oppervlakte, berekend voor het volledige gebied van de steden en aangrenzende steden en voorsteden, met inbegrip van alle soorten ecosystemen in dat gebied;
–de deeltjesconcentratie, met een diameter tot 2,5 μm in steden, wordt gerapporteerd in μg/m³ als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.
b)voor bouwland:
–de voorraad organische koolstof in de bodem in de bovengrond wordt gerapporteerd in ton/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.
c)voor grasland:
–de voorraad organische koolstof in de bodem in de bovengrond wordt gerapporteerd in ton/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.
d)voor bouwland en grasland samen:
–de index van akker- en weidevogels wordt gerapporteerd als een nationale geaggregeerde index voor de verslagperiode.
e)voor bossen en bosgebieden:
–dood hout wordt gerapporteerd in m3/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode;
–de dichtheid van de boombedekking wordt gerapporteerd in %, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.
f)voor kuststranden, duinen en waterrijke gebieden:
–het aandeel kunstmatige ondoordringbare gebieden in kustgebieden dat kuststranden, duinen en waterrijke gebieden omvat, wordt in % gerapporteerd als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.
Steden, gemeenten en voorsteden zijn lokale bestuurlijke eenheden die zijn ingedeeld volgens de typologie van verstedelijking zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/2391.
4)Rekeningen voor ecosysteemdiensten waarin de levering en het gebruik van ecosysteemdiensten in aanbod- en gebruikstabellen worden geregistreerd. In de aanbodtabel wordt de levering van ecosysteemdiensten van ecosystemen aan de samenleving geregistreerd. In de gebruikstabel wordt het gebruik van ecosysteemdiensten geregistreerd volgens het soort gebruik zoals gedefinieerd in deel 5.
De aanbod- en gebruikstabellen worden in de volgende fysieke eenheden gerapporteerd.
a)Productverstrekkingsdiensten
–Verstrekking van gewassen, gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de plantengroei, bij benadering op basis van de hoeveelheid geoogste gewassen voor verschillende toepassingen. Dit omvat de productie van voedsel en vezels, voedergewassen en energie, en begraasde biomassa, zoals vermeld in bijlage III, tabel A, punten 1.1 en 1.2.
–Bestuiving, gedefinieerd als de bijdrage van wilde bestuivers aan de productie van de bovengenoemde gewassen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton van bestuivers afhankelijke gewassen die kunnen worden toegeschreven aan wilde bestuivers, per gewastype voor de belangrijkste soorten van bestuivers afhankelijke gewassen, waaronder fruitbomen, bessen, tomaten, oliehoudende zaden en “overige”.
–Houtvoorziening, gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de groei van bomen en andere houtachtige biomassa, wordt gerapporteerd als nettotoename als gedefinieerd in bijlage VII met inbegrip van schors, in duizend m³.
b)Regulering en onderhoud
–Luchtfiltratie wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan het filteren van luchtverontreinigende stoffen door afzetting, opname, fixatie en opslag van verontreinigende stoffen door ecosysteemcomponenten (met name bomen). Dit beperkt de schadelijke gevolgen van de verontreinigende stoffen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton geadsorbeerde deeltjes.
–Wereldwijde klimaatregelgeving wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de vermindering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer door de verwijdering (nettovastlegging) van koolstof uit de atmosfeer en de retentie (opslag) van koolstof in ecosystemen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton nettovastlegging van koolstof en ton organische koolstof die is opgeslagen in terrestrische ecosystemen, met inbegrip van bovengronds en ondergronds in de eerste 0,3 meter van de bodem (met inbegrip van veengebieden).
–Lokale klimaatregulering wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de regulering van de atmosferische omgevingsomstandigheden in stedelijke gebieden door middel van vegetatie die de levensomstandigheden van mensen verbetert en de economische productie ondersteunt. Deze wordt uitgedrukt en gerapporteerd als de temperatuurdaling in steden als gevolg van het effect van stedelijke vegetatie, in graden Celsius op dagen van meer dan 25 graden Celsius.
c)Culturele diensten.
–Diensten die verband houden met natuurtoerisme worden gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem, met name door de biofysische kenmerken en kwaliteiten van ecosystemen, die mensen in staat stellen het milieu te gebruiken en te genieten door middel van directe, in-situ-, fysieke en ervaringsinteracties met het milieu. Deze bijdragen worden gerapporteerd in het aantal overnachtingen in hotels, hostels, kampeerterreinen enz. dat kan worden toegeschreven aan bezoeken aan ecosystemen.
5)Ecosysteemrekeningen gebruiken de volgende tabel van ecosysteemtypen:
Categorie
|
Type ecosysteem
|
1
|
Woongebieden en andere kunstmatige gebieden
|
2
|
Bouwland
|
3
|
Grasland (grasland, halfnatuurlijk en natuurlijk grasland)
|
4
|
Bossen en bosgebieden
|
5
|
Heide en struiken
|
6
|
Ecosystemen met schaarse begroeiing
|
7
|
Waterrijke gebieden in het binnenland
|
8
|
Rivieren en kanalen
|
9
|
Meren en reservoirs
|
10
|
Zee-inlaten en overgangswateren
|
11
|
Kuststranden, duinen en waterrijke gebieden
|
12
|
Mariene ecosystemen (kustwateren, plat en open oceaan)
|
Deel 4
EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN
1)De statistieken worden samengesteld en ingediend:
–om de 3 jaar voor rekeningen betreffende de omvang en de toestand van de ecosystemen. De gegevens hebben betrekking op een representatief gemiddelde voor het referentiejaar en op de conversiematrix inzake de verandering in de 3 jaar tussen 2 referentiejaren;
–op jaarbasis voor de rekeningen voor ecosysteemdiensten.
2)De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.
3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.
4)Het eerste referentiejaar is 2024. Voor de omrekeningsmatrix is het eerste referentiejaar 2027.
5)Bij de eerste indiening van gegevens nemen de lidstaten gegevens uit 2024 op voor de rekeningen betreffende de omvang en de toestand van ecosystemen, en voor wat ecosysteemdiensten betreft, aanbod- en gebruikstabellen uitgedrukt in fysieke eenheden. Voor de conversiematrix moeten de gegevens de veranderingen tussen 2024 en 2027 laten zien.
6)Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor ecosysteemdiensten voor de jaren n–1 en n; en wat de rekeningen betreffende de omvang en de toestand betreft, gegevens voor de jaren n-3 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten dienen vanaf 2024 opnieuw gegevens in telkens wanneer de gegevens worden herzien. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2024 verstrekken.
Deel 5
RAPPORTERINGSTABELLEN
1)Rekeningen betreffende de omvang van ecosystemen: Voor alle in deel 3 bedoelde ecosysteemtypen worden de gegevens in de eerste indiening gerapporteerd voor het eerste referentiejaar. Voor alle daaropvolgende gegevensdoorgiften worden de gegevens als volgt gerapporteerd:
–omvang in het voorgaande referentiejaar;
–toenames;
–afnames;
–omvang in het lopende referentiejaar.
De conversiematrix rapporteert conversies tussen alle in deel 3 bedoelde ecosysteemtypen tussen het voorgaande en het lopende referentiejaar.
2)Rekeningen voor ecosysteemdiensten: Voor de in deel 3 bedoelde ecosysteemdiensten worden de gegevens als volgt in de aanbod- en gebruikstabellen gerapporteerd:
aanbodtabel waarin de jaarlijkse levering van de in deel 3 bedoelde diensten wordt geregistreerd door alle ecosysteemtypen als bedoeld in deel 3, met uitzondering van de categorieën 10 en 12;
gebruikstabel waarin het gebruik van ecosysteemdiensten wordt geregistreerd volgens de volgende uitsplitsing:
–intermediair verbruik per bedrijfstak;
–eindverbruik door de overheid;
–eindverbruik door de huishoudens;
–bruto-investeringen;
–uitvoer.
3)Een lidstaat is niet verplicht gegevens te verstrekken als zijn totale landoppervlakte niet groter is dan 0,1 % van het totale landoppervlak van de EU.
Deel 6
MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.”