Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0329

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 wat betreft de invoering van nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen

    COM/2022/329 final

    Brussel, 11.7.2022

    COM(2022) 329 final

    2022/0210(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 wat betreft de invoering van nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen

    (Voor de EER relevante tekst)


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen 1 voorziet in een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, samenstellen, indienen en evalueren van Europese milieu-economische rekeningen. Deze is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 538/2014 2 . De verordening bestrijkt zes modules: luchtemissierekeningen, milieubelastingen naar economische activiteit, materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie, uitgavenrekeningen voor milieubescherming, rekeningen voor de milieugoederen- en -dienstensector, en fysieke energiestroomrekeningen. 

    In artikel 10 van de verordening worden mogelijke later op basis van voorstellen van de Commissie in te voeren nieuwe modules opgesomd. Dit voorstel voert drie nieuwe milieurekeningmodules in waarin artikel 10 reeds voorziet: bosrekeningen, ecosysteemrekeningen, rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten.

    De belangrijkste doelstelling van het voorstel is het toepassingsgebied van de Europese milieu-economische rekeningen uit te breiden om betere informatie te verschaffen voor de Europese Green Deal, een groeistrategie die de EU moet omvormen tot een billijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie 3 .

    Milieu-economische rekeningen vormen een multifunctioneel statistisch kader waarin economische en milieu-informatie worden samengebracht. Zij meten de bijdrage van het milieu aan de economie en het effect van de economie op het milieu op een consistente en compatibele manier met behulp van macro-economische statistieken (nationale rekeningen).

    Gebruikers analyseren en gebruiken milieu-economische rekeningen voor modellering en vooruitzichten, alsmede voor het opstellen van beleidsvoorstellen en verslaglegging over beleidsuitvoering en -effecten. De nieuwe modules zullen meer geïntegreerde gegevens-sets beschikbaar maken voor dergelijke doeleinden.

    In ecosysteemrekeningen worden overwegingen met betrekking tot biodiversiteit en natuurlijk kapitaal geïntegreerd in algemene economische vragen over de allocatie van hulpbronnen en duurzaamheid. Bosrekeningen meten specifiek het bosareaal en het beschikbare aandeel ervan voor houtwinning en volgen hun veranderingen in de loop van de tijd. rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten identificeren en kwantificeren binnenlandse begrotingsbeleidsmaatregelen en middelen van buiten de EU die de Green Deal ondersteunen door middel van economische activiteiten en producten, de bescherming van het milieu en de bescherming van natuurlijke hulpbronnen.

    De drie voorgestelde modules beantwoorden aan en worden geschraagd door internationale statistische normen: het Centrale raamwerk van het systeem van milieu-economische rekeningen (System of Environmental Economic Accounts — SEEA) en SEEA-ecosysteemrekeningen 4 . De Statistische Commissie van de Verenigde Naties heeft het centrale raamwerk van het SEEA aangenomen in haar 43e vergadering in februari 2012, en de SEEA Ecosysteemrekeningen in haar 52e vergadering in maart 2021. De nieuwe modules zijn volledig in overeenstemming met het SEEA.

    Vele lidstaten hebben jarenlang ervaring opgedaan met het samenstellen en rapporteren van gegevens met betrekking tot bosrekeningen alsmede rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten. Dit gebeurde via regelmatige vrijwillige verzameling van gegevens door de Commissie (Eurostat) en proefstudies die hebben bijgedragen tot het testen van de haalbaarheid van de invoering van ecosysteemrekeningen in de EU. Deze ervaring werd gedeeld met alle andere lidstaten.

    Voor rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten worden sommige van de vereisten reeds door verplichte rapportage van uitgavenrekeningen voor milieubescherming afgedekt. Voor een uitgebreidere en gestroomlijnde verslaglegging over milieusubsidies en soortgelijke overdrachten zal gebruik worden gemaakt van deze ervaring en deze verslaglegging kan, na de invoering ervan, de gegevens over overdrachten aanleveren die voor de uitgavenrekeningen voor milieubescherming nodig zijn.

    Dit voorstel vormt een aanvulling op de wijzigingen die zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/125 van de Commissie 5 . De wijzigingen van het toepassingsgebied en de termijnen voor de rapportage van gegevens voor de huidige modules van de Europese milieu-economische rekeningen zorgen ervoor dat de gegevens beter beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers.

    Het voorstel actualiseert ook verwijzingen naar de editie 1995 van het Europees systeem van rekeningen (ESR 95). Zij worden vervangen door verwijzingen naar de editie 2010 van het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad 6 .

    Dit initiatief maakt geen deel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT).

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Verordening (EU) nr. 691/2011 voorziet in een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, samenstellen, indienen en evalueren van milieu-economische rekeningen in de EU met het oog op het opzetten van satellietrekeningen ter aanvulling van het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010).

    Overweging 16 van de verordening vermeldt dat de verschillende pakketten milieu-economische rekeningen in ontwikkeling zijn en dat zij in uiteenlopende mate zijn ontwikkeld, en benadrukt de noodzaak van een modulaire structuur, die voldoende flexibiliteit biedt om bijvoorbeeld bijkomende modules in te voeren.

    Artikel 3 van de verordening bevat een lijst van modules van de milieu-economische rekeningen die binnen het gemeenschappelijke kader moeten worden opgesteld. Voor elke module worden in een afzonderlijke bijlage bij de verordening de doelstellingen, de dekking, de kenmerken voor de opstelling en rapportage van de gegevens, het eerste referentiejaar, de frequentie en indieningstermijnen en de rapporteringstabellen beschreven. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/125 van de Commissie zijn de bijlagen voor de bestaande zes modules van de Europese milieu-economische rekeningen geactualiseerd om de tijd tussen de rapportage van sommige gegevens te verkorten, meer kenmerken aan de lijst toe te voegen en de rapporteringstabellen te stroomlijnen 7 .

    In artikel 10 van de verordening worden nieuwe milieu-economische rekeningmodules opgesomd die op basis van voorstellen van de Commissie zouden kunnen worden ingevoerd, met inbegrip van de drie nieuwe modules in dit voorstel. De drie modules worden ook genoemd als ontwikkelingsgebieden in de Europese strategie voor milieu-economische rekeningen voor 2019-2023, die door het Comité voor het Europees statistisch systeem is goedgekeurd 8 .

    In artikel 4 van de verordening is bepaald dat de Commissie de haalbaarheid moet testen van de invoering van nieuwe milieu-economische rekeningmodules door middel van vrijwillige pilotstudies door de lidstaten. Daarom zijn voor de drie voorgestelde modules verschillende proefstudies uitgevoerd om de haalbaarheid van het verzamelen van de gegevens te testen. Voor bosrekeningen en milieusubsidies en soortgelijke overdrachten stellen sommige lidstaten reeds op vrijwillige basis jaargegevens op en rapporteren zij deze aan de Commissie (Eurostat).

    De milieuboekhouding maakt gebruik van bestaande gegevens voor het samenstellen van de rekeningen. Er zal beter gebruik worden gemaakt van informatie uit bestaande gegevensverzamelingen.

    Samenhang met ander beleid van de EU

    Milieu-economische rekeningen brengen economische en milieu-informatie samen, waarbij de bijdrage van het milieu aan de economie en de invloed van de economie op het milieu worden gemeten. Dit voorstel verschaft informatie voor de Europese Green Deal door milieuduurzaamheidsoverwegingen voor economische beleidsdoeleinden te integreren. De gegevens die in het kader van deze verordening worden geproduceerd, zullen ook bijdragen tot vergroeningsinitiatieven van het Europees Semester, de integratie van duurzaamheid in alle EU-beleidsmaatregelen en de monitoring van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN.

    Het voorstel voor de module bosrekeningen is in overeenstemming met het beleid inzake klimaat en bosbestanden. Als onderdeel van de Europese Green Deal presenteerde de Commissie de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 9 als een van haar vlaggenschipinitiatieven. De strategie erkent de centrale en multifunctionele rol van bossen, en de bijdrage die bosbouw (en de gehele bosgebaseerde waardeketen) levert om een duurzame en klimaatneutrale economie te verwezenlijken tegen 2050, en levendige en welvarende plattelandsgemeenten in stand te houden. Daarnaast heeft de Commissie voor 2023 een wetgevingsinitiatief inzake bosmonitoring en strategische plannen aangekondigd. De module bosrekeningen ondersteunt de bosstrategie van de EU voor 2030 en het toekomstige bosmonitoringinitiatief en koppelt het bosbeleid aan het beleid inzake klimaat, energie en bio-economie.

    De module ecosysteemrekeningen verschaft gegevens om de vooruitgang te beschrijven met betrekking tot een van de zes prioritaire doelstellingen van het milieuactieprogramma tot 2030 10 : bescherming, behoud en herstel van de biodiversiteit en verbetering van het natuurlijk kapitaal. Deze module draagt ook bij aan het toezicht op de uitvoering van het EU-plan voor natuurherstel, dat deel uitmaakt van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030.

    Economische instrumenten voor verontreinigingsbeheersing en het beheer van natuurlijke hulpbronnen, zoals milieusubsidies, worden steeds belangrijker voor het milieubeleid van de EU, en er is veel belangstelling voor meer informatie over het gebruik en de doeltreffendheid ervan. De module voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten draagt bij tot het toezicht op de uitvoering van de Europese Green Deal. Dit omvat het vergroenen van de nationale begrotingen, het informeren over de werkelijke milieuprijs, het ondersteunen van de energietransitie en de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030, en het uitvoeren van beleid inzake hernieuwbare energie, biodiversiteit, afvalbeheer en de circulaire economie.

    Verordening (EU) nr. 549/2013 bevat de huidige versie van het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010) en de Europese milieu-economische rekeningen moeten naar deze versie verwijzen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure nemen het Parlement en de Raad maatregelen om ervoor te zorgen dat statistieken worden geproduceerd om de EU in staat te stellen haar rol te vervullen. De statistieken moeten voldoen aan bepaalde normen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding, zonder dat dit buitensporige lasten voor bedrijven, autoriteiten en burgers met zich brengt.

    Het doel van dit voorstel is de internationale vergelijkbaarheid van milieu-economische rekeningen te waarborgen door het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 691/2011 uit te breiden tot de in artikel 10 genoemde bijkomende modules. Dit artikel voorziet uitdrukkelijk in de toevoeging van nieuwe modules en bevat een kandidatenlijst. De eerste drie modules op deze lijst zijn reeds toegevoegd in het kader van Verordening (EU) nr. 538/2014.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt.

    Optreden op EU-niveau is gerechtvaardigd. Ten eerste moeten Europese statistieken vergelijkbaar zijn tussen de lidstaten en om EU-totalen te kunnen afleiden uit de totalen van de lidstaten. Ten tweede heeft het milieu een transnationaal karakter. En ten derde gaan sommige vormen van gebruik van de milieu-economische rekeningen verder dan de EU, zoals de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, en daarom moet de EU mondiale normen toepassen.

    De voorgestelde handeling betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

    Evenredigheid

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    De lidstaten moeten de nieuwe milieu-economische rekeningen opstellen aan de hand van gemeenschappelijke specificaties op basis van de internationale SEEA-normen en vervolgens de gegevens ter validering en verspreiding aan de Commissie (Eurostat) toezenden.

    Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat de voorgestelde verordening niet verder dan wat nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken.

    Keuze van het instrument

    Een verordening is het meest geschikte instrument gezien het doel en de inhoud van het voorstel en het feit dat zij een bestaande verordening wijzigt.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Het op normen van de Commissie gebaseerde systeem van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving (waaronder die van het Europees statistisch programma) 11 , is gevolgd en nam binnen het gehele proces een centrale plaats in. Daarnaast worden jaarlijks enquêtes gehouden om meer te weten te komen over gebruikers, hun behoeften en de mate waarin zij tevreden zijn met de diensten van Eurostat. Eurostat gebruikt evaluatieresultaten om de processen voor het produceren van statistische informatie en output te verbeteren. De resultaten worden meegenomen in verschillende strategische plannen, zoals het werkprogramma en het beheersplan van Eurostat.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Het voorstel is besproken met het Europees statistisch systeem en de technische details met gegevensproducenten en -gebruikers via schriftelijke raadplegingen. Het werd ook besproken in taskforces en in de werkgroepen inzake milieu-economische rekeningen en monetaire milieustatistieken en -rekeningen in mei 2020 en mei 2021. Daarnaast werden de onderliggende kwesties besproken tijdens vergaderingen van de directeuren voor sectorale en milieustatistieken en -rekeningen in juli en oktober 2021. Dezelfde groep is ook schriftelijk geraadpleegd in december 2021. Al deze raadplegingen hebben geleid tot technische verbeteringen en vereenvoudigingen.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    De Commissie (Eurostat) heeft het Comité voor het Europees statistisch systeem geraadpleegd omdat de nationale bureaus voor de statistiek (NSI’s) verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van alle nationale activiteiten op het gebied van Europese statistieken.

    Effectbeoordeling

    Een effectbeoordeling werd om de volgende redenen onnodig geacht. Ten eerste bestaat Verordening (EU) nr. 691/2011 reeds als beleidsinstrument voor het initiatief. Met name artikel 10 voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om nieuwe thematische rekeningen toe te voegen en noemt potentiële modules. Ten tweede hebben de lidstaten ongeveer 30 proefstudies over de nieuwe onderwerpen uitgevoerd met financiële steun van de Commissie (Eurostat) (overeenkomstig artikel 4). Ten slotte is de afgelopen 5 jaar ervaring opgedaan met de vrijwillige verzameling van gegevens over bos- en milieusubsidierekeningen. Concluderend kan worden gesteld dat er een solide empirische basis is en dat er in de loop der jaren ervaring is opgedaan.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    De Commissie is vastbesloten de lasten te vereenvoudigen of te verminderen wanneer zij wetgeving wijzigt. Milieuboekhouding levert statistieken van hoge kwaliteit op door beschikbare gegevens te hergebruiken en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en het publiek te beperken. Dit wordt bereikt door bestaande brongegevens te integreren en te combineren in robuuste ramingen en indicatoren op basis van internationale normen.

    Grondrechten

    Niet van toepassing.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel verandert niets aan de gevolgen van Verordening (EU) nr. 691/2011 voor de EU-begroting, met name artikel 4.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 691/2011 moeten de lidstaten kwaliteitsverslagen opstellen en bij de Commissie (Eurostat) indienen. Eurostat gebruikt de kwaliteitsverslagen, naast andere input, om de kwaliteit van de ingediende gegevens te valideren. De regels voor kwaliteitsverslagen zullen ook van toepassing zijn op de drie nieuwe modules.

    Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 691/2011 dient de Commissie om de 3 jaar bij het Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van de verordening.

    Artikelsgewijze toelichting

    Dit voorstel bevat drie artikelen en één bijlage.

    Artikel 1 bepaalt de in Verordening (EU) nr. 691/2011 aan te brengen wijzigingen. De wijzigingen worden hieronder beschreven.

    Artikel 2 — Definities

    In artikel 2, leden 7 tot en met 9, worden bosrekeningen, milieusubsidies en soortgelijke overdrachten alsmede ecosysteemrekeningen gedefinieerd.

    Artikel 3, lid 1 – Modules

    Drie nieuwe modules worden toegevoegd aan de lijst van modules van Europese milieu-economische rekeningen, in de punten g) tot en met i), met verwijzingen naar de bijlagen waarin hun doelstellingen, dekking en rapportageverplichtingen worden gespecificeerd.

    Artikel 3, lid 4 bis – Gedelegeerde bevoegdheden

    Het nieuwe lid 4 bis van artikel 3 machtigt de Commissie om een gedelegeerde handeling vast te stellen teneinde te bepalen voor welke ecosysteemdiensten, die al in de rapportagetabellen in deel 5 van bijlage IX zijn opgenomen, geldwaarden zullen worden gerapporteerd. In bijlage IX worden ecosysteemdiensten in fysieke en monetaire eenheden aangegeven. De ecosysteemdiensten in monetaire eenheden vormen een subgroep van de ecosysteemdiensten in fysieke eenheden.

    Artikel 5, lid 2 – Gegevensverzameling

    De lidstaten kunnen gebruikmaken van andere innovatieve benaderingen dan die welke reeds in artikel 5, lid 2, zijn vastgesteld.

    Artikel 8 – Afwijkingen

    Omvat de mogelijkheid om te verzoeken om een uitzondering op het rapporteren van gegevens voor de drie nieuwe modules.

    Artikel 9 – Delegatieprocedure

    Breidt de gedelegeerde bevoegdheden uit door een verwijzing toe te voegen naar het nieuwe artikel 3, lid 4 bis.

    Artikel 10 – Rapportage en herziening

    Actualiseert gebieden die in het uitvoeringsverslag van deze verordening aan het Parlement en de Raad moeten worden opgenomen.

    Bijlage IV – Uitgavenrekeningen voor milieubescherming

    Het kenmerk “milieubeschermingsoverdrachten (ontvangen/betaald)” wordt uit bijlage IV geschrapt, omdat dit in het kader van de nieuwe bijlage VIII zal worden verzameld.

    Nieuwe bijlagen

    Aan de verordening worden drie nieuwe bijlagen toegevoegd: bijlage VII voor bosrekeningen, bijlage VIII voor rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten, en bijlage IX voor ecosysteemrekeningen.

    Verwijzingen naar EU-27 en ESR 2010

    Vervangt alle verwijzingen naar “EU-28” door “EU-27” en “ESR 95” door “ESR 2010”.

    Bij artikel 2 van het voorstel wordt de verplichting van de lidstaten om gegevens over milieubeschermingsoverdrachten te rapporteren (opgenomen in de bestaande bijlage IV over uitgavenrekeningen voor milieubescherming) opgeheven zodra de uitgebreidere en gestroomlijnde reeks gegevens over milieusubsidies en soortgelijke overdrachten in bijlage VIII beschikbaar is. Dit zorgt ervoor dat dubbele rapportage wordt vermeden.

    Artikel 3 bepaalt de datum van inwerkingtreding en de rechtstreekse toepasselijkheid van deze verordening. Artikel 1, lid 7, moet bij wijze van uitzondering van toepassing zijn vanaf 2025, aangezien de verzameling van het kenmerk “milieubeschermingsoverdrachten (ontvangen/betaald)” in bijlage VIII pas in 2025 begint (zie deel 4 van bijlage VIII).

    2022/0210 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 wat betreft de invoering van nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Besluit nr. 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een Algemeen Milieuactieprogramma van de Unie tot 2030 12 heeft bevestigd dat gedegen informatie over de belangrijkste ontwikkelingen op milieugebied, de bedreigingen en onderliggende drijvende krachten in het kader van milieuverandering van essentieel belang is voor de ontwikkeling van doeltreffend beleid, de uitvoering daarvan en meer in het algemeen de responsabilisering van de burgers. Er moeten instrumenten ontwikkeld worden om het publiek bewuster te maken van de milieueffecten van economische activiteiten. Milieu-economische rekeningen vormen een van die instrumenten.

    (2)In artikel 10 van Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad 13 is bepaald dat de Commissie verslag moet uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van die verordening en, in voorkomend geval, rekening moet houden met de bevindingen van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 691/2011 bedoelde pilotstudies om de invoering van nieuwe milieu-economische rekeningmodules voor te stellen, zoals milieugebonden overdrachtsrekeningen (subsidies), bosrekeningen en rekeningen voor ecosysteemdiensten.

    (3)De nieuwe modules moeten rechtstreeks bijdragen aan de beleidsprioriteiten van de Unie inzake groene groei en hulpbronnenefficiëntie.

    (4)De Statistische Commissie van de Verenigde Naties heeft het centrale raamwerk van het systeem van milieu-economische rekeningen (System of Environmental Economic Accounts — SEEA) en SEEA-ecosysteemrekeningen tijdens haar 43e zitting in februari 2012 als internationale statistische norm aangenomen en de SEEA-ecosysteemrekeningen (hoofdstukken 1 tot en met 7, waarin het boekhoudkader en de fysieke rekeningen worden beschreven) tijdens haar 52e zitting in maart 2021. De nieuwe modules van deze verordening zijn volledig in overeenstemming met het SEEA.

    (5)Om haar taken uit hoofde van de Verdragen uit te voeren, met name op het gebied van milieu, duurzaamheid en klimaatverandering, heeft de Unie toegang tot volledige en betrouwbare informatie ter zake nodig. Voor empirisch onderbouwde besluitvorming zijn statistieken nodig die voldoen aan strenge kwaliteitscriteria, zoals uiteengezet in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 14 , overeenkomstig de doelstellingen ervan. 

    (6)Om de vooruitgang in de richting van een groene, concurrerende en veerkrachtige circulaire economie beter te kunnen monitoren en de vooruitgang in de richting van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen in een context van de Unie te kunnen monitoren, zijn aanvullende gegevens nodig.

    (7)De conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken van 6 november 2020 over Europese statistieken moedigen aan dat het Europees statistisch systeem inspeelt op de nieuwe informatiebehoeften in het kader van de Europese Green Deal, met inbegrip van die in verband met de herziening en uitbreiding van het programma voor Europese milieu-economische rekeningen.

    (8)In 2019 publiceerde de Europese Rekenkamer Speciaal verslag nr. 2019/16, getiteld “Europese milieu-economische rekeningen: het nut voor beleidsmakers kan worden vergroot” 15 . In dat verslag wordt gewezen op de behoefte aan volledigere gegevens over bossen en ecosystemen en volledige tenuitvoerlegging inzake bosrekeningen.

    (9) In artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 691/2011 worden de bronnen opgesomd die de lidstaten voor het opstellen van de milieu-economische rekeningen kunnen gebruiken. Om flexibiliteit te waarborgen en de administratieve lasten voor de respondenten, de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale instanties te verminderen, moeten de lidstaten innovatieve benaderingen kunnen toepassen. De lidstaten moeten de Commissie altijd informeren en bijzonderheden verstrekken over de kwaliteit van die benaderingen, zodat de Commissie de kwaliteit van de gegevens kan beoordelen.

    (10)Aangezien de Unie momenteel uit 27 lidstaten bestaat, is het passend te verwijzen naar de “EU-27”.

    (11)De in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 691/2011 opgenomen lijst van mogelijke toekomstige Europese milieu-economische rekeningen moet worden bijgewerkt om ze af te stemmen op de huidige beleidsprioriteiten van de Unie.

    (12)Het Europees systeem van rekeningen 1995 (ESR 95) is vervangen door het Europees systeem van rekeningen 2010 (“ESR 2010”), dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad 16 .

    (13)“ESR 2010” bevat het referentiekader van gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en boekhoudregels voor het opstellen van de rekeningen van de lidstaten voor de statistische behoeften van de Unie.

    (14)Om rekening te houden met de huidige stand van de ontwikkeling van methodologieën om ecosysteemdiensten te waarderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ter aanvulling van de verordening, door vast te stellen voor welke van de reeds in de rapportagetabellen in deel 5 van bijlage IX opgenomen ecosysteemdiensten monetaire waarden alsmede het eerste referentiejaar en een lijst van aanvaardbare methoden voor de vaststelling van die monetaire waarden moeten worden gerapporteerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 17 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.

    (15)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de invoering van modules voor nieuwe milieu-uitgavenrekeningen in het huidige wettelijke kader voor Europese statistieken inzake Europese milieu-economische rekeningen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, op grond van redenen met betrekking tot de samenhang en vergelijkbaarheid, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (16)Het Comité voor het Europees statistisch systeem is geraadpleegd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) nr. 691/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1) Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

    “7) “bosrekeningen”: vermogensrekeningen voor bosbestanden, bestaande uit bebost land en hout op bebost land, en rekeningen voor economische activiteiten voor bosbouw en houtkap;

    8) “milieusubsidies en soortgelijke overdrachten”: inkomens- en kapitaaloverdrachten, zoals gedefinieerd in ESR 2010, ter ondersteuning van activiteiten ter bescherming van het milieu en de bescherming van nationale hulpbronnen en aanverwante producten;

    9) “ecosysteemrekeningen”: een reeks rekeningen die bedoeld zijn om consistente informatie te verstrekken over de omvang en toestand van ecosystemen en over de dienstenstromen van deze ecosystemen naar de samenleving.”.

    2) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    b)Aan lid 1 worden de volgende punten toegevoegd:

    “g) een module voor bosrekeningen, zoals beschreven in bijlage VII;

    h) een module voor rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten, zoals beschreven in bijlage VIII;

    i) een module voor ecosysteemrekeningen, zoals beschreven in bijlage IX.”.

    b)Het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:

    “4 bis. de Commissie (Eurostat) verricht een methodologische en haalbaarheidsstudie naar de monetaire waardering van ecosysteemdiensten. Op basis van de resultaten van deze studie kan de Commissie deze verordening aanvullen om, door middel van een gedelegeerde handeling, te bepalen voor welke van de reeds in de rapportagetabellen in deel 5 van bijlage IX opgenomen ecosysteemdiensten monetaire waarden, het eerste referentiejaar en een lijst van aanvaardbare methoden voor de vaststelling van deze monetaire waarden moeten worden gerapporteerd.”.

    3) Aan artikel 5, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

    “d) andere relevante informatiebronnen, methoden of innovatieve benaderingen, voor zover hiermee statistieken kunnen worden gegenereerd die onderling vergelijkbaar zijn en die voldoen aan de toepasselijke specifieke kwaliteitseisen.

    Lidstaten die besluiten om de in punt d), vermelde bronnen, methoden of innovatieve benaderingen te gebruiken, informeren de Commissie (Eurostat) hierover in het jaar voorafgaand aan het referentiejaar waarin de bronnen, methoden of innovatieve benaderingen worden opgenomen, en geven nadere informatie over de kwaliteit van de verkregen gegevens.”.

    4) In artikel 8 wordt lid 2 vervangen door:

    “2.   Om een afwijking uit hoofde van lid 1 voor de bijlagen VII, VIII en IX te verkrijgen, dient de betrokken lidstaat uiterlijk op [OPOCE, please insert exact date by 24 months after the entry into force of this Regulation] een naar behoren gemotiveerd verzoek in bij de Commissie.”.

    5) Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)De leden 2 en 3 worden vervangen door:

    “2. De in artikel 3, leden 3, 4 en 4 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie voor een termijn van vijf jaar toegekend met ingang van 11 augustus 2011. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. 

     3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, leden 3, 4 en 4 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”.

    b)Lid 5 wordt vervangen door:

     “5. Een overeenkomstig artikel 3, leden 3, 4 en 4 bis, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    6) In artikel 10 wordt het eerste streepje en de bijbehorende tekst vervangen door:

    “ - voor de invoering van nieuwe milieu-economische rekeningmodules, zoals (kwantitatieve en kwalitatieve) waterrekeningen, uitgavenrekeningen voor hulpbronnenbeheer, subsidies of ondersteunende maatregelen die potentieel schadelijk zijn voor het milieu en afvalrekeningen”.

    7) In bijlage IV, punt 3, worden de woorden “(ontvangen/betaalde) milieubeschermingsoverdrachten” geschrapt.

    8) Alle verwijzingen naar “EU-28” en de term “ESR 95” worden in de gehele tekst en de bijlagen vervangen door respectievelijk “EU-27” en “ESR 2010”.

    9) De bijlagen VII, VIII en IX, zoals vastgelegd in de bijlage bij deze verordening, worden aan Verordening (EU) nr. 691/2011 toegevoegd.

    Artikel 2

    De gegevens over (ontvangen/betaalde) milieubeschermingsoverdrachten die eerder overeenkomstig bijlage IV zijn ingediend, worden ingediend overeenkomstig bijlage VIII. De lidstaten verstrekken geen gegevens meer over (ontvangen/betaalde) milieubeschermingsoverdrachten overeenkomstig bijlage IV.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 1, punt 7, is van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    (1)    PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1.
    (2)    Verordening (EU) nr. 538/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 113).
    (3)    COM/2019/640 final.
    (4)    https://seea.un.org/
    (5)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/125 van de Commissie van 19 november 2021 tot wijziging van de bijlagen I tot en met V bij Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 20 van 21.1.2022, blz. 40).
    (6)    PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.
    (7)    PB L 20 van 31.1.2022, blz. 40.
    (8)     https://ec.europa.eu/eurostat/documents/1798247/6191525/European+Strategy+for+Environmental+Accounts/ (Alleen in het Engels beschikbaar)
    (9)    COM(2021) 572 final van 16 juli 2021.
    (10)    Besluit (EU) 2022/591 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 betreffende een algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030 (PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22).
    (11)    Werkdocument van de diensten van de Commissie Definitieve evaluatie van het Europees statistisch programma 2013-2020 (SWD(2021) 383 van 15 december 2021) bij het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de eindevaluatie van de uitvoering van het Europees statistisch programma 2013-2020 (COM(2021) 794 van 15 december 2021). 
    (12)    PB L 114 van 12.4.2022, blz. 22.
    (13)    PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1.
    (14)    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
    (15)    https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=51214
    (16)    PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.
    (17)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
    Top

    Brussel, 11.7.2022

    COM(2022) 329 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 wat betreft de invoering van nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen


    BIJLAGE

    “BIJLAGE VII

    BOSREKENINGEN

    Deel 1

    DOELSTELLINGEN

    Bosrekeningen registreren en presenteren gegevens over bosbestanden en economische activiteiten in de bosbouw en de houtkap op een wijze die volledig verenigbaar is met de gegevens die worden gerapporteerd in het kader van het Europees systeem van rekeningen (ESR). Bosrekeningen bieden aanvullende informatie en maken gebruik van concepten die zijn aangepast aan de specifieke aard van bossen en van de bosbouw en de houtkap.

    In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor bosrekeningen.

    Deel 2

    DEKKING

    In de bosrekeningen worden de voorraden en stromen van bosbestanden (bebost land en hout) en de economische activiteit in de bosbouw- en houtsector geregistreerd, met inbegrip van de productie van rondhout en de winning en verzameling van in het wild groeiende andere bosproducten dan hout.

    Deel 3

    LIJST VAN KENMERKEN

    De lidstaten stellen bosrekeningen op overeenkomstig de in dit deel beschreven kenmerken.

    1)Vermogensrekeningen van bebost land en hout Bebost land wordt gedefinieerd als de som van de drie onderstaande punten.

    a)Bos beschikbaar voor houtvoorziening: bossen waar milieu-, sociale of economische beperkingen geen significante gevolgen hebben voor het huidige of potentiële houtaanbod. Deze beperkingen kunnen zijn vastgesteld door wettelijke voorschriften, besluiten van beheer of van eigenaren of om andere redenen.

    b)Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening zijn alle bossen die niet als beschikbaar voor houtvoorziening worden beschouwd overeenkomstig punt a). Dit zijn bossen waar een aanzienlijke houtvoorziening niet mogelijk is als gevolg van milieu-, sociale, economische of wettelijke beperkingen. Dit omvat a) bossen met wettelijke beperkingen of beperkingen die voortvloeien uit andere politieke besluiten die de houtvoorziening volledig uitsluiten of ernstig beperken om redenen zoals het behoud van het milieu of de biodiversiteit (bescherming van bossen, nationale parken, natuurreservaten en andere beschermde gebieden zoals gebieden van bijzonder ecologisch, wetenschappelijk, historisch, cultureel of spiritueel belang); b) bossen waar de fysieke productiviteit of de houtkwaliteit te laag is of de oogst- en transportkosten te hoog zijn om houtkap te rechtvaardigen, afgezien van incidentele kap voor eigen verbruik.

    c)Overig bebost land.

    Bos wordt gedefinieerd als gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 10 %, of met bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken. Het omvat geen grond die overwegend als landbouwgrond wordt gebruikt of bomen in stedelijke omgevingen, zoals stadsparken, lanen en tuinen.

    “Overig bebost land”: gebieden die niet als bos zijn ingedeeld en die meer dan 0,5 hectare beslaan; met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van 5-10 %, of met bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken; of met een gecombineerde bedekking van heesters, struiken en bomen van meer dan 10 %. Het omvat geen grond die overwegend als landbouwgrond wordt gebruikt of bomen in stedelijke omgevingen, zoals stadsparken, lanen en tuinen.

    “Netto jaarlijkse toename van hout” wordt gedefinieerd als de gemiddelde jaarlijkse volumegroei van levende bomen. Het wordt berekend op basis van het levende boombestand (groeibestand) dat aan het begin van het jaar beschikbaar is, verminderd met de gemiddelde jaarlijkse sterfte.

    “Verwijderingen” worden gedefinieerd als het volume van alle levende of dode bomen die worden gekapt en verwijderd uit het bos, andere beboste gebieden of andere kaplocaties. Hieronder valt ook onverkocht rondhout dat op de bosweg is opgeslagen. Hieronder vallen ook natuurlijke verliezen die worden teruggewonnen, verwijderingen tijdens het jaar van gekapt hout in een eerdere periode, verwijdering van niet-stamhout (zoals stronken en takken) en verwijdering van bomen die door natuurlijke oorzaken zijn gedood of beschadigd (ook wel natuurlijke verliezen genoemd), bv. brand, wind, insecten en ziekten. Hieronder vallen geen niet-houtachtige biomassa of hout dat in het bos achterblijft en in de loop van het jaar niet wordt verwijderd, zoals stronken, takken, boomtoppen en kapafval (oogstafval).

    “Onherstelbare verliezen” worden gedefinieerd als residuen van kap en storm die niet uit het bos kunnen worden verwijderd, en hout dat door bosbranden verloren is gegaan.

    2)Economische rekeningen die economische activiteiten in de bosbouw en de houtkap rapporteren De bosbouw en de houtkap worden gedefinieerd als alle eenheden van economische activiteit op lokaal niveau (lokale EEA) die activiteiten verrichten die zijn ingedeeld in afdeling A02 van de NACE Rev. 2.

    De volgende kenmerken moeten volgens de ESR-definities worden gerapporteerd:

    productie,

    waarvan: productie voor eigen finaal gebruik;

    intermediair verbruik;

    bruto toegevoegde waarde;

    verbruik van vaste activa;

    niet-productgebonden belastingen op productie;

    overige productgebonden subsidies;

    beloning van werknemers;

    bruto-investeringen en saldo aan- en verkopen van niet-financiële niet-geproduceerde activa;

    veranderingen in voorraden;

    kapitaaloverdrachten.

    De lidstaten rapporteren de werkgelegenheid in de bosbouw en de houtkap in duizend arbeidsjaareenheden (AWU’s) zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad 1 .

    Deel 4

    EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN

    1)De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.

    2)De statistieken worden binnen 21 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

    3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.

    4)Het eerste referentiejaar is 2023.

    5)De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2022 tot het eerste referentiejaar bij.

    6)Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n–2, n–1 en n, waarbij n het referentiejaar is. Telkens wanneer de gegevens worden herzien, dienen de lidstaten opnieuw gegevens in voor de jaren vanaf 2022. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2022 verstrekken.

    Deel 5

    RAPPORTERINGSTABELLEN

    Voor elk van de in deel 3 neergelegde kenmerken moet de volgende informatie worden verstrekt:

    1)Beboste oppervlakte, uitgesplitst naar:

    bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    overig bebost land.

    Elk van deze categorieën wordt verder uitgesplitst naar:

    begingebied aan het begin van het referentiejaar;

    bebossing en andere toenames;

    ontbossing en andere afnames;

    statistische herindeling;

    sluitingsgebied aan het einde van het referentiejaar.

    De gegevens worden gerapporteerd in duizend hectare.

    2)Volume van het hout, uitgesplitst naar:

    bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    overig bebost land.

    Bossen die voor houtvoorziening beschikbaar zijn, worden verder uitgesplitst naar:

    beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;

    nettotoename;

    verwijderingen;

    onherstelbare verliezen;

    statistische herindeling;

    saldi;

    eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.

    Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening en ander bebost land worden verder uitgesplitst naar:

    beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;

    verwijderingen;

    andere veranderingen (tussen begin- en eindvoorraden);

    eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.

    Gegevens worden gerapporteerd met inbegrip van schors, in 1 000 m3.

    3)Waarde van het hout, uitgesplitst naar:

    bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening;

    overig bebost land.

    Bossen die voor houtvoorziening beschikbaar zijn, worden verder uitgesplitst naar:

    beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;

    nettotoename;

    verwijderingen;

    onherstelbare verliezen;

    herwaardering;

    statistische herindeling;

    saldi;

    eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.

    Bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening en ander bebost land worden verder uitgesplitst naar:

    beginvoorraad aan het begin van het referentiejaar;

    verwijderingen;

    andere veranderingen (tussen begin- en eindvoorraden);

    eindvoorraad aan het einde van het referentiejaar.

    Gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.

    4)Voor economische rekeningen wordt de in deel 3 bedoelde output gerapporteerd volgens de volgende uitsplitsing, waarbij de producten worden gedefinieerd in termen van de classificatie van producten gekoppeld aan activiteit, versie 2.1:

    levende bosboomplanten (product 02.10.11) en boomzaden (product 02.10.12);

    bosbomen, gedefinieerd als de som van de nettotoename van hout in gekweekt bos (product 02.10.30) en de verkoop van hout uit onbeteelde bossen;

    onbewerkt hout (product 02.20.1), bestaande uit de volgende posten die in twee afzonderlijke rijen moeten worden gerapporteerd:

    a)brandhout (producten 02.20.14 en 02.20.15);

    b)stammen of blokken, d.w.z. de som van stammen van naaldhout (product 02.20.11), stammen van ander hout dan naaldhout, met uitzondering van tropisch hout (product 02.20.12), en stammen van tropisch hout (product 02.20.13).

    in het wild groeiende niet-houtproducten (product 02.30);

    karakteristieke diensten voor bosbouw en houtkap, gedefinieerd als diensten in verband met boomkwekerijen (product 02.10.2), ondersteunende diensten voor de bosbouw (product 02.4), en alle andere diensten die worden verleend door een lokale eenheid van economische activiteit (EEA) van de bosbouwindustrie;

    andere producten van verwante secundaire activiteiten in de lokale EEA, zoals paddenstoelen en truffels (01.13.8), andere bessen, vruchten van het geslacht vaccinium, n.e.g. (01.25.19), natuurlijk rubber (01.29.10), ander onbewerkt hout, met inbegrip van gekloofde palen en palen (16.10.39), houtskool (20.14.72), natuurreservaten met inbegrip van diensten voor natuurbehoud (91.04.12), en alle andere producten die door een lokale EEA worden geproduceerd.

    Het intermediair verbruik van de bosbouw en de houtkap als bedoeld in punt 3 wordt als volgt uitgesplitst, waarbij de producten worden gedefinieerd in termen van de classificatie van producten gekoppeld aan activiteit, versie 2.1:

    a)de som van levende bosboomplanten (product 02.10.11), bosboomzaden (product 02.10.12) en bosbomen (product 02.10.3) die worden gebruikt voor de productie van hout;

    b)de som van energie- en smeermiddelen, met inbegrip van elektriciteit (product 35.11.10), motorbenzine (benzine) (product 19.20.21), aardgas — vloeibaar gemaakt of in gasvormige toestand (product 06.20.10), smeerolie en zware preparaten, n.e.g. (product 19.20.29), en andere soortgelijke producten;

    c)de som van de diensten die kenmerkend zijn voor bosbouw en houtkap, met inbegrip van diensten voor boomkwekerijen (product 02.10.2), ondersteunende diensten voor de bosbouw (product 02.4), en alle andere diensten die door een lokale EEA van de bosbouw- en houtsector worden verleend;

    d)overige goederen en diensten die niet zijn opgenomen in een van de bovenstaande variabelen van het intermediair verbruik.

    Veranderingen in de inventarissen van de bosbouw en de houtkap als bedoeld in punt 3 worden als volgt gerapporteerd:

    onderhanden werk van in cultuur gebrachte biologische activa

    overige veranderingen in voorraden.

    Alle kenmerken worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.

    Deel 6

    MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN

    Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.

    BIJLAGE VIII

    REKENINGEN VOOR MILIEUSUBSIDIES EN SOORTGELIJKE OVERDRACHTEN

    Deel 1

    DOELSTELLINGEN

    Rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten verzamelen en presenteren gegevens over inkomensoverdrachten en kapitaaloverdrachten ter ondersteuning van activiteiten ter bescherming van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de productie en het gebruik van milieuproducten, op een wijze die verenigbaar is met de begrippen en definities van het Europees systeem van rekeningen (ESR 2010).

    In deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten door de lidstaten. Deze gegevens worden tevens gebruikt voor de samenstelling van de nationale uitgaven voor milieubescherming, zoals uiteengezet in bijlage IV.

    Deel 2

    DEKKING

    In de rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten worden betalingen om niet geregistreerd van de overheid aan andere institutionele sectoren (binnen de binnenlandse economie en het buitenland) en van niet-ingezetenen (rest van de wereld) met het oog op de bescherming van het milieu of de vermindering van het gebruik en de winning van natuurlijke hulpbronnen.

    Deel 3

    LIJST VAN KENMERKEN

    De lidstaten stellen rekeningen voor milieusubsidies en soortgelijke overdrachten op overeenkomstig de volgende kenmerken:

    subsidies (ESR-code D.3);

    overige inkomensoverdrachten (ESR-codes D.6 en D.7);

    kapitaaloverdrachten (ESR-code D.9).

    Alle gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt.

    Deel 4

    EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN

    1)De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend.

    2)De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

    3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU voor de belangrijkste aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.

    4)Het eerste referentiejaar is 2023.

    5)De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens vanaf 2022 tot het eerste referentiejaar bij.

    6)Elke keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n–2, n–1 en n, waarbij n het referentiejaar is. Telkens wanneer de gegevens worden herzien, dienen de lidstaten opnieuw gegevens in voor de jaren vanaf 2022. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2022 verstrekken.

    Deel 5

    RAPPORTERINGSTABELLEN

    1)Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt per:

    betalende institutionele sector, als volgt:

    overheid;

    buitenland.

    ontvangende institutionele sector, als volgt:

    overheid;

    vennootschappen

    huishoudens;

    instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

    buitenland.

    2)Voor elk van de bovenstaande rapportagecategorieën worden de gegevens gerapporteerd per klasse van de classificatie van milieubeschermingsactiviteiten (CEPA) en de classificatie van activiteiten op het gebied van hulpbronnenbeheer (CReMA), als volgt gegroepeerd:

    CEPA 1;

    CEPA 2;

    CEPA 3;

    CEPA 4;

    CEPA 5;

    CEPA 6;

    de som van CEPA 7, CEPA 8 en CEPA 9;

    CReMA 10;

    CReMA 11;

    CReMA 13;

    CReMA 13A;

    CReMA 13B;

    CReMA 13C;

    CReMA 14;

    Som van CReMA 12, CReMA 15 en CReMA 16.

    3)Overdrachten die door ondernemingen worden ontvangen van de overheid, gegroepeerd naar de som van alle CEPA-klassen (CEPA 1-9) en alle CReMA-klassen (CReMA 10-16), moeten verder als volgt worden gegroepeerd volgens de classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2:

    NACE A — Landbouw, bosbouw en visserij;

    NACE B — Winning van delfstoffen;

    NACE C — Industrie;

    NACE D — Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht;

    NACE E — Distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering;

    NACE F — Bouw;

    NACE G — Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen;

    NACE H — Vervoer en opslag;

    NACE I-U — overige NACE-secties.

    4)De in de punten 2 en 3 bedoelde CEPA-klassen zijn vastgesteld in bijlage IV; de CReMA-klassen zijn vermeld in bijlage V. 

    Deel 6

    MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN

    Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.

    BIJLAGE IX

    ECOSYSTEEMREKENINGEN

    Deel 1

    DOELSTELLINGEN

    Ecosysteemrekeningen bevatten gegevens over de omvang en de staat van de ecosysteemactiva en de diensten die zij leveren aan de samenleving en de economie. De gegevens zijn in overeenstemming met de SEEA-ecosysteemboekhouding en zijn verenigbaar met de gegevens die in het kader van het Europees systeem van rekeningen worden gerapporteerd.

    Ecosysteemrekeningen maken waar mogelijk gebruik van bestaande informatie, onder meer uit aardobservatie, milieuverslaglegging en andere gegevensbronnen.

    Deel 2

    DEKKING

    De ecosysteemrekeningen registreren de omvang van ecosystemen, de toestand van ecosystemen en de stromen van ecosysteemdiensten.

    De omvang van ecosystemen is de omvang van ecosystemen in het gebied. Rekeningen voor de omvang van ecosystemen hebben betrekking op terrestrische (met inbegrip van zoet water) en mariene ecosystemen op het nationale grondgebied.

    De toestand van het ecosysteem is de kwaliteit van een ecosysteem, gemeten aan de hand van zijn abiotische, biotische en landschapskenmerken, per type ecosysteem.

    Ecosysteemdiensten zijn de voordelen die ecosystemen bieden aan economische en andere menselijke activiteiten. Zij omvatten i) voorzieningen, ii) regulering en onderhoud, en iii) culturele diensten. De rekeningen voor ecosysteemdiensten registreren de feitelijke levering en het daadwerkelijke gebruik van ecosysteemdiensten die door de ecosystemen op het nationale grondgebied worden geleverd.

    Thematische rekeningen zijn rekeningen die gegevens organiseren op basis van specifieke beleidsthema’s zoals biodiversiteit, klimaatverandering, oceanen en stedelijke gebieden.

    Deel 3

    LIJST VAN KENMERKEN

    De lidstaten stellen ecosysteemrekeningen op overeenkomstig de volgende kenmerken.

    1)Rekeningen voor de omvang van het ecosysteem waarin het gebied en de verandering in het gebied voor elk ecosysteemtype op het nationale grondgebied worden geregistreerd. De lidstaten rapporteren rekeningen betreffende de omvang van ecosystemen in duizend hectare.

    2)Als onderdeel van de rekeningen betreffende de omvang van het ecosysteem, een conversiematrix die omzettingen tussen ecosysteemtypen tussen twee tijdstippen, in hectare, registreert.

    3)Rekeningen betreffende de toestand van ecosystemen waarin de ecosysteemkenmerken als volgt worden geregistreerd:

    a)voor woongebieden en andere kunstmatige gebieden:

    groene gebieden in steden en aangrenzende steden en voorsteden worden gerapporteerd in % van de totale oppervlakte, berekend voor het volledige gebied van de steden en aangrenzende steden en voorsteden, met inbegrip van alle soorten ecosystemen in dat gebied;

    de deeltjesconcentratie, met een diameter tot 2,5 μm in steden, wordt gerapporteerd in μg/m³ als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.

    b)voor bouwland:

    de voorraad organische koolstof in de bodem in de bovengrond wordt gerapporteerd in ton/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.

    c)voor grasland:

    de voorraad organische koolstof in de bodem in de bovengrond wordt gerapporteerd in ton/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.

    d)voor bouwland en grasland samen:

    de index van akker- en weidevogels wordt gerapporteerd als een nationale geaggregeerde index voor de verslagperiode.

    e)voor bossen en bosgebieden:

    dood hout wordt gerapporteerd in m3/ha, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode;

    de dichtheid van de boombedekking wordt gerapporteerd in %, als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.

    f)voor kuststranden, duinen en waterrijke gebieden:

    het aandeel kunstmatige ondoordringbare gebieden in kustgebieden dat kuststranden, duinen en waterrijke gebieden omvat, wordt in % gerapporteerd als nationaal gemiddelde voor de verslagperiode.

    Steden, gemeenten en voorsteden zijn lokale bestuurlijke eenheden die zijn ingedeeld volgens de typologie van verstedelijking zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/2391.

    4)Rekeningen voor ecosysteemdiensten waarin de levering en het gebruik van ecosysteemdiensten in aanbod- en gebruikstabellen worden geregistreerd. In de aanbodtabel wordt de levering van ecosysteemdiensten van ecosystemen aan de samenleving geregistreerd. In de gebruikstabel wordt het gebruik van ecosysteemdiensten geregistreerd volgens het soort gebruik zoals gedefinieerd in deel 5.

    De aanbod- en gebruikstabellen worden in de volgende fysieke eenheden gerapporteerd.

    a)Productverstrekkingsdiensten

    Verstrekking van gewassen, gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de plantengroei, bij benadering op basis van de hoeveelheid geoogste gewassen voor verschillende toepassingen. Dit omvat de productie van voedsel en vezels, voedergewassen en energie, en begraasde biomassa, zoals vermeld in bijlage III, tabel A, punten 1.1 en 1.2.

    Bestuiving, gedefinieerd als de bijdrage van wilde bestuivers aan de productie van de bovengenoemde gewassen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton van bestuivers afhankelijke gewassen die kunnen worden toegeschreven aan wilde bestuivers, per gewastype voor de belangrijkste soorten van bestuivers afhankelijke gewassen, waaronder fruitbomen, bessen, tomaten, oliehoudende zaden en “overige”.

    Houtvoorziening, gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de groei van bomen en andere houtachtige biomassa, wordt gerapporteerd als nettotoename als gedefinieerd in bijlage VII met inbegrip van schors, in duizend m³.

    b)Regulering en onderhoud

    Luchtfiltratie wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan het filteren van luchtverontreinigende stoffen door afzetting, opname, fixatie en opslag van verontreinigende stoffen door ecosysteemcomponenten (met name bomen). Dit beperkt de schadelijke gevolgen van de verontreinigende stoffen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton geadsorbeerde deeltjes.

    Wereldwijde klimaatregelgeving wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de vermindering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer door de verwijdering (nettovastlegging) van koolstof uit de atmosfeer en de retentie (opslag) van koolstof in ecosystemen. De bijdragen worden gerapporteerd in ton nettovastlegging van koolstof en ton organische koolstof die is opgeslagen in terrestrische ecosystemen, met inbegrip van bovengronds en ondergronds in de eerste 0,3 meter van de bodem (met inbegrip van veengebieden).

    Lokale klimaatregulering wordt gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem aan de regulering van de atmosferische omgevingsomstandigheden in stedelijke gebieden door middel van vegetatie die de levensomstandigheden van mensen verbetert en de economische productie ondersteunt. Deze wordt uitgedrukt en gerapporteerd als de temperatuurdaling in steden als gevolg van het effect van stedelijke vegetatie, in graden Celsius op dagen van meer dan 25 graden Celsius.

    c)Culturele diensten.

    Diensten die verband houden met natuurtoerisme worden gedefinieerd als de bijdrage van het ecosysteem, met name door de biofysische kenmerken en kwaliteiten van ecosystemen, die mensen in staat stellen het milieu te gebruiken en te genieten door middel van directe, in-situ-, fysieke en ervaringsinteracties met het milieu. Deze bijdragen worden gerapporteerd in het aantal overnachtingen in hotels, hostels, kampeerterreinen enz. dat kan worden toegeschreven aan bezoeken aan ecosystemen.

    5)Ecosysteemrekeningen gebruiken de volgende tabel van ecosysteemtypen:

    Categorie

    Type ecosysteem

    1

    Woongebieden en andere kunstmatige gebieden

    2

    Bouwland

    3

    Grasland (grasland, halfnatuurlijk en natuurlijk grasland)

    4

    Bossen en bosgebieden

    5

    Heide en struiken

    6

    Ecosystemen met schaarse begroeiing

    7

    Waterrijke gebieden in het binnenland

    8

    Rivieren en kanalen

    9

    Meren en reservoirs

    10

    Zee-inlaten en overgangswateren

    11

    Kuststranden, duinen en waterrijke gebieden

    12

    Mariene ecosystemen (kustwateren, plat en open oceaan)

    Deel 4

    EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN

    1)De statistieken worden samengesteld en ingediend:

    om de 3 jaar voor rekeningen betreffende de omvang en de toestand van de ecosystemen. De gegevens hebben betrekking op een representatief gemiddelde voor het referentiejaar en op de conversiematrix inzake de verandering in de 3 jaar tussen 2 referentiejaren; 

    op jaarbasis voor de rekeningen voor ecosysteemdiensten.

    2)De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar ingediend.

    3)Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde termijnen door de lidstaten zijn verstrekt.

    4)Het eerste referentiejaar is 2024. Voor de omrekeningsmatrix is het eerste referentiejaar 2027.

    5)Bij de eerste indiening van gegevens nemen de lidstaten gegevens uit 2024 op voor de rekeningen betreffende de omvang en de toestand van ecosystemen, en voor wat ecosysteemdiensten betreft, aanbod- en gebruikstabellen uitgedrukt in fysieke eenheden. Voor de conversiematrix moeten de gegevens de veranderingen tussen 2024 en 2027 laten zien.

    6)Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen, verstrekken zij jaargegevens voor ecosysteemdiensten voor de jaren n–1 en n; en wat de rekeningen betreffende de omvang en de toestand betreft, gegevens voor de jaren n-3 en n, waarbij n het referentiejaar is. De lidstaten dienen vanaf 2024 opnieuw gegevens in telkens wanneer de gegevens worden herzien. De lidstaten kunnen beschikbare gegevens voor de jaren voorafgaand aan 2024 verstrekken.

    Deel 5

    RAPPORTERINGSTABELLEN

    1)Rekeningen betreffende de omvang van ecosystemen: Voor alle in deel 3 bedoelde ecosysteemtypen worden de gegevens in de eerste indiening gerapporteerd voor het eerste referentiejaar. Voor alle daaropvolgende gegevensdoorgiften worden de gegevens als volgt gerapporteerd:

    omvang in het voorgaande referentiejaar;

    toenames;

    afnames;

    omvang in het lopende referentiejaar.

    De conversiematrix rapporteert conversies tussen alle in deel 3 bedoelde ecosysteemtypen tussen het voorgaande en het lopende referentiejaar.

    2)Rekeningen voor ecosysteemdiensten: Voor de in deel 3 bedoelde ecosysteemdiensten worden de gegevens als volgt in de aanbod- en gebruikstabellen gerapporteerd:

    aanbodtabel waarin de jaarlijkse levering van de in deel 3 bedoelde diensten wordt geregistreerd door alle ecosysteemtypen als bedoeld in deel 3, met uitzondering van de categorieën 10 en 12;

    gebruikstabel waarin het gebruik van ecosysteemdiensten wordt geregistreerd volgens de volgende uitsplitsing:

    intermediair verbruik per bedrijfstak;

    eindverbruik door de overheid;

    eindverbruik door de huishoudens;

    bruto-investeringen;

    uitvoer.

    3)Een lidstaat is niet verplicht gegevens te verstrekken als zijn totale landoppervlakte niet groter is dan 0,1 % van het totale landoppervlak van de EU.

    Deel 6

    MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN

    Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste indieningstermijn.”

    (1)    Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1).
    Top