Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TJ0616

    Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 3 juli 2018.
    Transtec tegen Europese Commissie.
    EOF – ACS-landen – Overeenkomst van Cotonou – Steunprogramma voor culturele initiatieven in de Portugeestalige landen van Afrika – Bedragen die de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van het programma in Guinee-Bissau – Invordering naar aanleiding van een financiële audit – Verrekening van schuldvorderingen – Evenredigheid – Ongerechtvaardigde verrijking – Niet-contractuele aansprakelijkheid.
    Zaak T-616/15.

    Court reports – general

    Zaak T‑616/15

    Transtec

    tegen

    Europese Commissie

    „EOF – ACS-landen – Overeenkomst van Cotonou – Steunprogramma voor culturele initiatieven in de Portugeestalige landen van Afrika – Bedragen die de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van het programma in Guinee-Bissau – Invordering naar aanleiding van een financiële audit – Verrekening van schuldvorderingen – Evenredigheid – Ongerechtvaardigde verrijking – Niet-contractuele aansprakelijkheid”

    Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 3 juli 2018

    1. Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Ondubbelzinnige formulering van de conclusies van de verzoeker

      [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, d)]

    2. Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit waarin de Commissie een buitengerechtelijke verrekening toepast van de schulden en vorderingen – Daaronder begrepen – Beroep dat tevens strekt tot vaststelling dat er geen schuldvordering op verzoeker bestaat – Ontvankelijkheid – Voorwaarden

      (Art. 263 VWEU; verordening nr. 215/2008 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 370/2011)

    3. Handelingen van de instellingen – Vermelding van de rechtsgrondslag – Verplichting – Omvang – Omissie die geen wezenlijk gebrek is – Grenzen – Mogelijkheid voor vaststelling via andere elementen van de handeling

      (Art. 288, vierde alinea, VWEU)

    4. Ontwikkelingssamenwerking – Projecten gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds in ACS-landen – Financieel reglement van toepassing op het tiende Europees Ontwikkelingsfonds – Verordening nr. 215/2008 – Vaststelling van de schuldvorderingen – Terugvordering – Verificatie van het daadwerkelijke bestaan en het bedrag van een schuld alsmede van de voorwaarden van invorderbaarheid ervan – Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie – Rechterlijke toetsing

      (Verordening nr. 215/2008 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 370/2011, art. 63, lid 1, en 65, lid 2)

    5. Ontwikkelingssamenwerking – Projecten gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds in ACS-landen – Bedragen die de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van een programma dat is opgesteld door het Europees Ontwikkelingsfonds – Invordering naar aanleiding van een financiële audit – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Voorwaarden

      (Verordening nr. 215/2008 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 370/2011)

    6. Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Auditverslag over door het Europees Ontwikkelingsfonds gefinancierde overeenkomsten – Voorbereidende handeling

    7. Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Rechten van de verdediging – Recht om te worden gehoord – Draagwijdte

      [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a)]

    8. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Doel – Draagwijdte – Individuele besluiten

      (Art. 296 VWEU)

    9. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Beginsel van het verbod van ongerechtvaardigde verrijking van de Unie – Begrip

    10. Ontwikkelingssamenwerking – Projecten gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds in ACS-landen – Bedragen die de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van een programma dat is opgesteld door het Europees Ontwikkelingsfonds – Invordering naar aanleiding van een financiële audit – Door de Commissie vastgesteld besluit tot buitengerechtelijke verrekening – Nietigverklaring van dit verrekeningsbesluit door het Gerecht – Verplichting tot terugbetaling van het bedrag van de litigieuze vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking van de Unie – Geen

    11. Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door een onrechtmatige handeling – Cumulatieve voorwaarden – Nietigverklaring van het bestreden onwettige besluit – Passend herstel van de morele schade

      (Art. 340, tweede alinea, VWEU)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 46)

    2.  Een beroep krachtens artikel 263 VWEU kan bij de rechterlijke instanties van de Unie aanhangig worden gemaakt indien de bestreden handeling beoogt bindende rechtsgevolgen teweeg te brengen die de contractuele verhouding tussen de partijen te buiten gaan en de uitoefening impliceren van bevoegdheden van openbaar gezag die aan de instelling in haar hoedanigheid als bestuursorgaan zijn toegekend. In dit verband vormt een handeling waarmee de Commissie een buitengerechtelijke verrekening toepast van de schulden en vorderingen uit verschillende rechtsbetrekkingen met dezelfde persoon, een voor beroep vatbare handeling in de zin van deze bepaling. In het kader van een dergelijk beroep tot nietigverklaring moet het Gerecht de wettigheid van een of meer verrekeningsbesluiten onderzoeken in het licht van de gevolgen ervan die verband houden met het ontbreken van de daadwerkelijke betaling van de verschuldigde bedragen.

      In de context van een invordering, naar aanleiding van een financiële audit, van bedragen die de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van een programma dat is opgesteld door het Europees Ontwikkelingsfonds, vormt het instellen van een beroep tot nietigverklaring van een verrekeningsbesluit, dat ook strekt tot vaststelling dat de Unie niet de litigieuze vordering op verzoekende partij bezit, geen misbruik van procedure, aangezien de vraag of de litigieuze vordering bestaat, geen deel uitmaakt van de contractuele context waarin de dienstverleningsovereenkomst tussen verzoekende partij en de nationale ordonnateur is gesloten, en evenmin van de uitlegging van de bedingen van een contract of enige subsidieovereenkomst tussen verzoekende partij en de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie.

      (zie punten 58, 60, 65, 66)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 75, 76)

    4.  Uit artikel 63, lid 1, en artikel 65, lid 2, van verordening nr. 215/2008 inzake het financieel reglement van toepassing op het tiende Europees Ontwikkelingsfonds blijkt dat de door de Commissie aangewezen bevoegde ordonnateur gehouden is het daadwerkelijke bestaan en het bedrag van de schuld alsmede de voorwaarden van invorderbaarheid ervan te verifiëren, en dat hij het bedrag van de schuldvordering kan annuleren of wijzigen. Derhalve kan de Commissie in het kader van de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid bij de invordering van schuldvorderingen niet ontkomen aan rechterlijk toezicht. Was dat het geval, dan zou de beoordelingsmarge van de bevoegde ordonnateur van de Commissie in werkelijkheid haast willekeur zijn, en worden onttrokken aan het toezicht van de Unierechter.

      (zie punten 110, 111)

    5.  Het is mogelijk dat de Commissie dient vast te stellen dat een naar aanleiding van een financiële audit vastgestelde handeling tot invordering van een bedrag dat door de Commissie is uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van een door het Europees Ontwikkelingsfonds opgesteld programma, onevenredig is, aangezien er geen sprake is geweest van fraude met financiële steun van de Unie en de belangen van de Unie bij de noodzaak om de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer te waarborgen, niet aanzienlijk zijn geschaad.

      (zie punten 128, 129)

    6.  Een auditverslag is geen voor beroep vatbare handeling. In een auditverslag worden slechts eventuele reeds bestaande onregelmatigheden en de daaruit voortvloeiende schuldvorderingen vastgesteld. Het wijzigt de rechtspositie van de debiteur van deze vorderingen dus niet. Bij de vaststelling van een verrekeningshandeling die haar standpunt definitief vastlegt, kan de Commissie zich slechts baseren op de conclusies van een audit als die haar juist en gerechtvaardigd lijken. In die context is het haar niet toegestaan na te laten om de conclusies van het auditverslag te beoordelen in het licht van het evenredigheidsbeginsel.

      (zie punten 131, 132)

    7.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 145)

    8.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 148, 149)

    9.  Een vordering tot restitutie wegens ongerechtvaardigde verrijking van de Unie kan enkel worden toegewezen indien wordt bewezen dat de verrijking van de Unie geen geldige rechtsgrondslag heeft en de verzoeker in verband met die verrijking is verarmd. Overeenkomstig de beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, is het ontbreken van een rechtsgrondslag voor de verrijking in kwestie een voorwaarde voor het recht op restitutie door de verrijkte persoon.

      (zie punten 156, 157)

    10.  Na de nietigverklaring van een verrekeningsbesluit strekkende tot invordering van een bedrag dat de Commissie heeft uitbetaald aan de organisatie belast met de financiële uitvoering van een door het Europees Ontwikkelingsfonds opgesteld programma wegens schending van het evenredigheidsbeginsel, kan de Commissie niet wegens ongerechtvaardigde verrijking van de Unie verplicht worden tot restitutie van de litigieuze schuldvordering, die bestaat uit de in het auditverslag vastgestelde niet in aanmerking komende uitgaven, wanneer het verrekeningsbesluit is vastgesteld krachtens de bepalingen van het toepasselijke financieel reglement. De Commissie dient echter de consequenties te trekken uit de nietigverklaring van het verrekeningsbesluit.

      (zie punten 159, 160)

    11.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 164, 165)

    Top