Изберете експерименталните функции, които искате да изпробвате

Този документ е извадка от уебсайта EUR-Lex.

Документ 62022CJ0260

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 november 2023.
Seven.One Entertainment Group GmbH tegen Corint Media GmbH.
Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 2, onder e) – Omroeporganisaties – Reproductierecht met betrekking tot vastleggingen van uitzendingen – Artikel 5, lid 2, onder b) – Uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik – Billijke compensatie – Schade berokkend aan omroeporganisaties – Gelijke behandeling – Nationale regeling die omroeporganisaties van het recht op een billijke compensatie uitsluit.
Zaak C-260/22.

Сборник съдебна практика — общ сборник — раздел „Информация относно непубликуваните решения“

Идентификатор ECLI: ECLI:EU:C:2023:900

Zaak C‑260/22

Seven.One Entertainment Group GmbH

tegen

Corint Media GmbH

verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Landgericht Erfurt

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 23 november 2023

„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 2, onder e) – Omroeporganisaties – Reproductierecht met betrekking tot vastleggingen van uitzendingen – Artikel 5, lid 2, onder b) – Uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik – Billijke compensatie – Schade berokkend aan omroeporganisaties – Gelijke behandeling – Nationale regeling die omroeporganisaties van het recht op een billijke compensatie uitsluit”

  1. Harmonisatie van de wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik – Billijke compensatie – Omroeporganisaties – Daaronder begrepen

    [Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, e) en art. 5, lid 2, b)]

    (zie punten 23‑34)

  2. Harmonisatie van de wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Reproductierecht – Uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik – Billijke compensatie – Mogelijkheid voor de lidstaten om te voorzien in een vrijstelling van betaling voor reproducties die slechts minimale schade berokkenen aan omroeporganisaties – Bevoegdheid van de lidstaten om de drempelwaarde voor de schade vast te stellen – Beperkingen – Eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling – Verplichting voor de nationale rechter om dit na te gaan

    [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 20; richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 35, art. 2, d) en e), en art. 5, lid 2, b)]

    (zie punten 38‑50, 53 en dictum)

Samenvatting

Corint Media is een collectieve beheersorganisatie die de auteursrechten en naburige rechten van particuliere televisie- en radiozenders beheert, met name op de Duitse markt. Zij maakt de inkomsten uit de heffing op blanco dragers over aan de omroeporganisaties en heeft een exclusieve beheersovereenkomst gesloten met Seven.One, een omroeporganisatie die een particulier, uit reclame gefinancierd televisieprogramma produceert en op het gehele Duitse grondgebied uitzendt.

Seven.One heeft Corint Media aldus verzocht om betaling van een compensatie uit hoofde van deze heffing. Corint Media heeft echter niet aan dit verzoek kunnen voldoen, aangezien de nationale regeling ( 1 ) omroeporganisaties van het recht op billijke compensatie uitsluit.

Het Landgericht Erfurt (rechter in eerste aanleg Erfurt, Duitsland), waarbij Seven.One beroep heeft ingesteld, heeft het Hof gevraagd of omroeporganisaties waarvan de vastleggingen van hun uitzendingen door natuurlijke personen voor privégebruik en zonder commercieel oogmerk worden gereproduceerd, kunnen worden uitgesloten van het in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 ( 2 ) bedoelde recht op een billijke compensatie.

De verwijzende rechter heeft opgemerkt dat deze bepaling niet voorziet in een beperking van de billijke compensatie ten nadele van bepaalde rechthebbenden. Bijgevolg betwijfelt de verwijzende rechter of deze nationale regeling verenigbaar is met richtlijn 2001/29 en het in artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) neergelegde beginsel van gelijke behandeling.

In dit arrest gaat het Hof in op de vraag of een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van de in artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 bedoelde uitzondering – voor het kopiëren voor privégebruik – op het uitsluitende reproductierecht, gerechtigd is om de categorie omroeporganisaties in haar geheel uit te sluiten van de in dat artikel bedoelde billijke compensatie.

Beoordeling door het Hof

In de eerste plaats merkt het Hof op dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 de lidstaten uitzonderingen of beperkingen op het uitsluitende reproductierecht kunnen stellen ten aanzien van de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen. Voorts blijkt uitdrukkelijk uit artikel 2, onder e), van deze richtlijn dat omroeporganisaties, net als de andere in de andere punten van dat artikel bedoelde rechthebbenden, beschikken over het uitsluitende recht om „de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden” met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen, ongeacht of deze uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen.

Bijgevolg moeten de lidstaten die de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik hebben ingevoerd, in beginsel het recht op een billijke compensatie toekennen aan de omroeporganisaties ( 3 ), zoals aan de andere rechthebbenden.

Deze uitlegging vloeit niet alleen voort uit de gezamenlijke lezing van artikel 2, onder e), en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29, maar ook uit hun context, de doelstellingen die zij nastreven en de ontstaansgeschiedenis van deze richtlijn.

In de tweede plaats stelt het Hof vast dat de omstandigheid dat bepaalde omroeporganisaties, die tevens filmproducenten zijn, reeds uit dien hoofde een billijke compensatie ontvangen, irrelevant is. Allereerst is het voorwerp van het uitsluitende reproductierecht van deze verschillende rechthebbenden immers niet hetzelfde. Meer in het bijzonder hebben de producenten van de eerste vastleggingen van films ( 4 ) het uitsluitende recht om de reproductie van het origineel en kopieën van hun films toe te staan, en wordt hun organisatorische en economische prestatie beschermd. De omroeporganisaties hebben daarentegen het uitsluitende reproductierecht met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen en hun technische prestatie in de vorm van de uitzending wordt beschermd. Hieruit volgt dat de aan deze rechthebbenden berokkende schade wegens het kopiëren voor privégebruik evenmin samenvalt. Daarnaast kunnen omroeporganisaties de hoedanigheid van filmproducent in uiteenlopende mate hebben, naargelang zij hun uitzendingen zelf met hun eigen materiële en personele middelen produceren, zij programma’s uitzenden die op bestelling door contractpartners zijn geproduceerd of die door derden in licentie zijn gegeven.

Voorts merkt het Hof op dat het stelsel waarop de billijke compensatie berust en de hoogte ervan verband moeten houden met de schade die de rechthebbenden lijden door het kopiëren voor privégebruik en da daarbij het beginsel van gelijke behandeling, zoals neergelegd in artikel 20 van het Handvest, dient te worden geëerbiedigd. In dit verband verduidelijkt het Hof dat de omstandigheid dat de omroeporganisaties geen schade lijden door het kopiëren van de vastleggingen van hun uitzendingen voor privégebruik of dat die schade „minimaal” is, een objectief en redelijk criterium is dat niet verder gaat dan noodzakelijk is om een rechtvaardig evenwicht tussen de rechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal te waarborgen. Het staat evenwel aan de nationale rechter om zich in het licht van objectieve criteria ervan te vergewissen dat de omroeporganisaties, anders dan de andere categorieën rechthebbenden, slechts „minimale” schade lijden als gevolg van de ongeoorloofde reproductie van de vastleggingen van hun uitzendingen. Bovendien moet hij, eveneens aan de hand van objectieve criteria, nagaan of binnen de categorie van omroeporganisaties al deze organisaties zich in een vergelijkbare situatie bevinden – met name wat betreft de schade die zij lijden – die rechtvaardigt dat al deze organisaties van het recht op een billijke compensatie worden uitgesloten.


( 1 ) § 87, lid 4, van het Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte – Urheberrechtsgesetz (wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten) van 9 september 1965 (BGBl. 1965 I, blz. 1273).

( 2 ) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).

( 3 ) Omroeporganisaties als bedoeld in artikel 2, onder e), van richtlijn 2001/29.

( 4 ) Artikel 2, onder d), van richtlijn 2001/29.

Нагоре