Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62004CJ0343

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen – Uitsluitende bevoegdheden – Geschillen met betrekking tot zakelijke rechten op onroerende goederen – Begrip

(Executieverdrag van 27 september 1968, art. 16, punt 1, sub a)

Samenvatting

Artikel 16, punt 1, sub a, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals laatstelijk gewijzigd bij het Verdrag van 1996, moet aldus worden uitgelegd dat een vordering die strekt tot voorkoming van hinder of dreigende hinder voor onroerende goederen waarvan de verzoeker eigenaar is en die wordt veroorzaakt door ioniserende stralingen van een kerncentrale die is gevestigd op het grondgebied van een naburige staat, niet onder de werkingssfeer van die bepaling valt. De exclusieve bevoegdheid van de gerechten van de verdragsluitende staat waar het onroerend goed is gelegen, omvat immers niet alle mogelijke rechtsvorderingen die een zakelijk recht op onroerend goed betreffen, maar alleen die welke zowel binnen de werkingssfeer van het Executieverdrag vallen, als behoren tot de rechtsvorderingen die ertoe strekken, de omvang, de hoedanigheid, de eigendom of het bezit van een onroerend goed of het bestaan van andere zakelijke rechten op dit onroerend goed vast te stellen en om de rechthebbenden de bescherming van de aan hun titel verbonden bevoegdheden te verzekeren. Hoewel een – in voorkomend geval preventieve – vordering tot stopzetting van hinder is gebaseerd op de aantasting van een zakelijk recht op een onroerend goed, vormt een dergelijke vordering geen geschil over een zakelijk recht op een onroerend goed, daar het zakelijke en onroerende karakter van dit recht in dat verband slechts incidentele betekenis heeft. Aldus heeft dit zakelijke en onroerende karakter van het betrokken recht geen doorslaggevende invloed op de inhoud van het hoofdgeding, die niet fundamenteel anders zou zijn wanneer het recht waarvan de bescherming tegen de beweerde hinder wordt nagestreefd, van een andere aard was, zoals bijvoorbeeld het recht op fysieke integriteit of een recht op een roerend goed.

Ten slotte zijn de overwegingen inzake de goede rechtsbedeling die artikel 16, punt 1, sub a, van het Executieverdrag schragen, niet van toepassing op een dergelijke vordering, en staan zij er dan ook niet aan in de weg dat een dergelijke vordering buiten de werkingssfeer van deze bepaling valt.

(cf. punten 27, 30‑31, 34‑35 en dictum)

Top