This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62000CJ0112
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Vrij verkeer van goederen — Belemmeringen ten gevolge van handelingen van particulieren — Verplichtingen van lidstaten — Vaststelling van maatregelen om vrij verkeer van goederen te verzekeren — Draagwijdte van verplichting — Handelingen die invoer, uitvoer en eenvoudige doorvoer nadelig beïnvloeden — [EG-Verdrag, art. 5 (thans art. 10 EG) en art. 30 en 34 (thans, na wijziging, art. 28 EG en 29 EG]
2. Vrij verkeer van goederen — Belemmeringen van intracommunautair wegverkeer ten gevolge van besluit van lidstaat om samenkomst van manifestanten niet te verbieden — Rechtvaardiging — Bescherming van grondrechten van manifestanten — Noodzaak om betrokken belangen af te wegen — Evenredigheidsbeginsel — Beoordelingsvrijheid van nationale instanties — Grenzen — [EG-Verdrag, art. 5 (thans art. 10 EG) en art. 30, 34 en 36 (thans, na wijziging, art. 28 EG, 29 EG en 30 EG)]
1. Gelet op de fundamentele rol die het vrije verkeer van goederen in het stelsel van de Gemeenschap speelt, inzonderheid voor de goede werking van de interne markt, geldt de verplichting van elke lidstaat om het vrije verkeer van goederen op zijn grondgebied te waarborgen door de noodzakelijke en gepaste maatregelen te treffen teneinde elke belemmering te beletten welke te wijten is aan handelingen van particulieren, zonder dat onderscheid moet worden gemaakt naargelang dergelijke handelingen de invoer, de uitvoer dan wel de eenvoudige doorvoer van goederen nadelig beïnvloeden.
cf. punt 60
2. Het besluit van de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een samenkomst van manifestanten niet te verbieden waardoor voor een bepaalde duur een belangrijke verbindingsweg tussen lidstaten volledig werd geblokkeerd, is niet onverenigbaar met de artikelen 30 en 34 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG en 29 EG), juncto artikel 5 van het Verdrag (thans artikel 10 EG), voorzover deze beperking van het intracommunautaire handelsverkeer kan worden gerechtvaardigd door het legitiem belang dat de bescherming van de grondrechten vormt, in casu de grondrechten van manifestanten op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, waaraan zowel de Gemeenschap als de lidstaten gehouden zijn.
Aangaande deze rechtvaardiging moeten de betrokken belangen tegen elkaar worden afgewogen, namelijk enerzijds het vrije verkeer van goederen, dat in bepaalde omstandigheden kan worden beperkt op de in artikel 36 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 30 EG) genoemde gronden of uit hoofde van dwingende vereisten van algemeen belang, en anderzijds de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, die eveneens kunnen worden onderworpen aan bepaalde door doelstellingen van algemeen belang gerechtvaardigde beperkingen, en moet aan de hand van alle omstandigheden van elk afzonderlijk geval worden nagegaan of een juist evenwicht tussen die belangen is geëerbiedigd.
De nationale autoriteiten beschikken daarbij weliswaar over een ruime beoordelingsvrijheid, maar het Hof moet nagaan of de beperkingen op het intracommunautaire handelsverkeer evenredig zijn aan de nagestreefde legitieme doelstelling, in casu de bescherming van de grondrechten.
Weliswaar brengt een betoging op de openbare weg gewoonlijk een aantal ongemakken met zich voor de personen die er niet aan deelnemen, inzonderheid wat de vrijheid van verkeer betreft, maar deze kunnen in beginsel worden aanvaard wanneer het nagestreefde doel bestaat in het op rechtmatige wijze in het openbaar verkondigen van een mening.
cf. punten 64 , 69, 74, 78-82, 91, 94 en dictum