EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CJ0216

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 juli 2018.
LM.
Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 1, lid 3 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47 – Recht op toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig gerecht.
Zaak C-216/18 PPU.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

Zaak C‑216/18 PPU

LM

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de High Court (Ierland)]

„Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Europees aanhoudingsbevel – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Artikel 1, lid 3 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47 – Recht op toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig gerecht”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 juli 2018

  1. Prejudiciële vragen–Prejudiciële spoedprocedure–Voorwaarden–Persoon die van zijn vrijheid is beroofd–Uitkomst van het geding die een weerslag kan hebben op die vrijheidsberoving

    (Statuut van het Hof van Justitie, art. 23 bis; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 107)

  2. Justitiële samenwerking in strafzaken–Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten–Overlevering van veroordeelde of verdachte personen aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteiten–Verplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen–Omvang–Grenzen

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, art. 1, lid 3)

  3. Lidstaten–Verplichtingen–Voorzien in de nodige rechtsmiddelen om effectieve rechterlijke bescherming te verzekeren–Omvang

    (Art. 2 VEU en 19 VEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47, tweede alinea)

  4. Recht van de Europese Unie–Beginselen–Recht op effectieve rechterlijke bescherming–Beginsel van onafhankelijkheid van de rechters–Draagwijdte

    (Art. 19, lid 2, derde alinea, VEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47, tweede alinea)

  5. Justitiële samenwerking in strafzaken–Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten–Overlevering van veroordeelde of verdachte personen aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteiten–Verplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen–Gevolgen van de vaststelling van het gevaar van schending van het recht op toegang tot een onafhankelijk gerecht

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47, tweede alinea; kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, art. 1, lid 3)

  6. Justitiële samenwerking in strafzaken–Kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten–Overlevering van veroordeelde of verdachte personen aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteiten–Verplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen–Recht op toegang tot een onafhankelijk en onpartijdig gerecht–Gevaar van schending van dat recht wegens structurele of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van de uitvaardigende lidstaat betreft–Verificatie door de uitvoerende rechterlijke autoriteit–Omvang–Gevolgen

    (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47, tweede alinea; kaderbesluit 2002/584 van de Raad, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, art. 1, lid 3, en 15, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 28‑31)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 41‑45)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 48‑52)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (zie punten 53, 54, 63‑67)

  5.  De hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten waarop het systeem van het Europees aanhoudingsbevel berust, is dus gebaseerd op de premisse dat de strafrechters van de andere lidstaten, die na de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel de procedure van strafvervolging of van uitvoering van een straf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel zullen moeten voeren, evenals de strafprocedure ten gronde, aan de vereisten van effectieve rechterlijke bescherming voldoen, waaronder met name die van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van genoemde rechters. Bijgevolg moet worden geoordeeld dat het de uitvoerende rechterlijke autoriteit kan zijn toegestaan om er op grond van artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584 bij wijze van uitzondering van af te zien om aan een Europees aanhoudingsbevel gevolg te geven, wanneer de persoon tegen wie dat aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, in geval van overlevering aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een onafhankelijk gerecht zal worden geschonden en derhalve zijn door artikel 47, tweede alinea, van het Handvest gewaarborgde grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast.

    (zie punten 58, 59)

  6.  Artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de uitvoerende rechterlijke autoriteit die heeft te beslissen over de overlevering van een persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel ter fine van strafvervolging is uitgevaardigd, over gegevens beschikt, zoals die welke in een met redenen omkleed voorstel van de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, VEU voorkomen, die erop wijzen dat er een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd door artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, wordt geschonden wegens structurele of fundamentele gebreken wat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van de uitvaardigende lidstaat betreft, die autoriteit concreet en nauwkeurig moet nagaan of er, gelet op de persoonlijke situatie van de betrokkene alsook de aard van het strafbare feit waarvoor deze wordt vervolgd en de feitelijke context die aan het Europees aanhoudingsbevel ten grondslag liggen, en rekening houdend met de inlichtingen die de uitvaardigende lidstaat op grond van artikel 15, lid 2, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd, heeft verstrekt, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene een dergelijk gevaar zal lopen in geval van overlevering aan laatstgenoemde staat.

    Bovendien is de uitvoerende rechterlijke autoriteit krachtens artikel 15, lid 2, van kaderbesluit 2002/584 verplicht om bij de uitvaardigende rechterlijke autoriteit alle aanvullende gegevens op te vragen die zij voor de beoordeling van het bestaan van een dergelijk gevaar noodzakelijk acht. In het geval dat de inlichtingen die de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, zo nodig na om de bijstand van de centrale autoriteit of een van de centrale autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in de zin van artikel 7 van het kaderbesluit te hebben verzocht (zie in die zin arrest van 5 april 2016, Aranyosi en Căldăraru, C‑404/15 en C‑659/15 PPU, EU:C:2016:198, punt 97), aan de uitvoerende rechterlijke autoriteit heeft meegedeeld, er niet toe leiden dat kan worden uitgesloten dat de betrokkene een reëel gevaar loopt dat zijn grondrecht op een onafhankelijk gerecht in die lidstaat zal worden geschonden en derhalve dat zijn grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast, moet de uitvoerende rechterlijke autoriteit ervan afzien om aan het tegen die persoon uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel gevolg te geven.

    (zie punten 76, 78, 79 en dictum)

Top