EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0051

Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij

Zaak C‑51/13

Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij NV

tegen

Hubertus Wilhelmus van Leeuwen

(verzoek van de Rechtbank Rotterdam om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Directe levensverzekering — Richtlijn 92/96/EEG — Artikel 31, lid 3 — Informatie die aan de verzekeringnemer moet worden verstrekt — Verplichting van de verzekeraar op grond van algemene beginselen van nationaal recht aanvullende informatie over de kosten en de premies te verstrekken”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 29 april 2015

Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Directe levensverzekering – Richtlijn 92/96 – Informatie die aan de verzekeringnemer moet worden verstrekt – Nationale algemene beginselen die de mededeling aan de verzekeringnemer van aanvullende informatie, naast die bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, verlangen – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie – Gevolgen naar nationaal recht van de niet-mededeling van die aanvullende informatie – Geen invloed

(Richtlijn 92/96 van de Raad, art. 31, lid 3)

Artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een verzekeraar op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals „open en/of ongeschreven regels”, gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op die vermeld in bijlage II bij die richtlijn, mits – en het is aan de nationale rechterlijke instantie om dit te verifiëren – de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk is voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en voldoende rechtszekerheid waarborgt.

De rechtsgrondslag van een dergelijke verplichting tot het verstrekken van aanvullende informatie, meer in het bijzonder het antwoord op de vraag of die verplichting voortvloeit uit algemene beginselen van intern recht, zoals „open en/of ongeschreven regels”, is in beginsel irrelevant voor het antwoord op de vraag of deze strookt met de richtlijn, mits die verplichting voldoet aan de vereisten van artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96. Hieruit volgt dat de rechtsgrondslag op basis waarvan de betrokken lidstaat gebruik wil maken van de mogelijkheid die dat artikel 31, lid 3, biedt, overeenkomstig het beginsel van rechtszekerheid de verzekeraar in staat moet stellen met een voldoende mate van voorspelbaarheid vast te stellen welke aanvullende informatie hij dient te verstrekken en de verzekeringnemer kan verwachten.

Hetgeen naar nationaal recht het gevolg is van het niet verstrekken van die informatie, is bovendien in beginsel irrelevant voor het antwoord op de vraag of de informatieplicht in overeenstemming is met artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96.

(cf. punten 28, 29, 34, 36, dictum 1, 2)

Top

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vrij verrichten van diensten – Directe levensverzekering – Richtlijn 92/96 – Informatie die aan de verzekeringnemer moet worden verstrekt – Nationale algemene beginselen die de mededeling aan de verzekeringnemer van aanvullende informatie, naast die bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, verlangen – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie – Gevolgen naar nationaal recht van de niet-mededeling van die aanvullende informatie – Geen invloed

(Richtlijn 92/96 van de Raad, art. 31, lid 3)

Samenvatting

Artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensrichtlijn) moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat een verzekeraar op grond van algemene beginselen van intern recht, zoals „open en/of ongeschreven regels”, gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op die vermeld in bijlage II bij die richtlijn, mits – en het is aan de nationale rechterlijke instantie om dit te verifiëren – de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk is voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en voldoende rechtszekerheid waarborgt.

De rechtsgrondslag van een dergelijke verplichting tot het verstrekken van aanvullende informatie, meer in het bijzonder het antwoord op de vraag of die verplichting voortvloeit uit algemene beginselen van intern recht, zoals „open en/of ongeschreven regels”, is in beginsel irrelevant voor het antwoord op de vraag of deze strookt met de richtlijn, mits die verplichting voldoet aan de vereisten van artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96. Hieruit volgt dat de rechtsgrondslag op basis waarvan de betrokken lidstaat gebruik wil maken van de mogelijkheid die dat artikel 31, lid 3, biedt, overeenkomstig het beginsel van rechtszekerheid de verzekeraar in staat moet stellen met een voldoende mate van voorspelbaarheid vast te stellen welke aanvullende informatie hij dient te verstrekken en de verzekeringnemer kan verwachten.

Hetgeen naar nationaal recht het gevolg is van het niet verstrekken van die informatie, is bovendien in beginsel irrelevant voor het antwoord op de vraag of de informatieplicht in overeenstemming is met artikel 31, lid 3, van richtlijn 92/96.

(cf. punten 28, 29, 34, 36, dictum 1, 2)

Top