This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61998CJ0379
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
1. Prejudiciële vragen Bevoegdheid van Hof Grenzen Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten Vragen zonder verband met voorwerp van hoofdgeding
[EG-Verdrag, art. 177 (thans art. 234 EG)]
2. Steunmaatregelen van de staten Begrip Voordeel toegekend aan producenten van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, voortvloeiend uit wettelijke verplichting voor particuliere elektriciteitsbedrijven om hun productie af te nemen tegen minimumprijs die hoger is dan werkelijke waarde Voordeel toegekend zonder overdracht van openbare middelen Daarvan uitgesloten
[EG-Verdrag, art. 92, lid 1 (thans, na wijziging, art. 87, lid 1, EG)]
3. Steunmaatregelen van de staten Verdragsbepalingen Werkingssfeer Verband tussen artikel 92 van Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG) en artikel 5, tweede alinea, van Verdrag (thans artikel 10, tweede alinea, EG)
[EG-Verdrag, art. 92 (thans, na wijziging, art. 87 EG) en art. 5, al. 2 (thans art. 10, tweede alinea, EG)]
4. Vrij verkeer van goederen Kwantitatieve beperkingen Maatregelen van gelijke werking Prijsstelsels Regeling waarbij particuliere elektriciteitsbedrijven worden verplicht om in hun distributiegebied uit hernieuwbare energiebronnen gewonnen elektriciteit af te nemen tegen minimumprijs die hoger is dan werkelijke waarde Toelaatbaarheid
[EG-Verdrag, art. 30 (thans, na wijziging, art. 28 EG)]
1. In het kader van de in artikel 177 van het Verdrag (thans artikel 234 EG) voorgeschreven samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties staat het uitsluitend aan de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden.
Nochtans staat het in uitzonderlijke gevallen aan het Hof om, ter toetsing van zijn eigen bevoegdheid, een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder de nationale rechter hem om een prejudiciële beslissing heeft verzocht. Het Hof kan slechts weigeren uitspraak te doen op een prejudiciële vraag van een nationale rechter wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen enkel verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is, of wanneer het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die voor hem noodzakelijk zijn om een nuttig antwoord te geven op de gestelde vragen.
( cf. punten 38-39 )
2. Alleen de voordelen die rechtstreeks of zijdelings met staatsmiddelen zijn bekostigd, zijn te beschouwen als steunmaatregelen in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 1, EG). Het in deze bepaling gemaakte onderscheid tussen steunmaatregelen van de staten" en steunmaatregelen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd" betekent immers niet dat alle door een staat verleende voordelen steunmaatregelen zijn, ongeacht of zij al dan niet met staatsmiddelen worden gefinancierd, doch wil alleen zeggen dat het begrip steunmaatregel zowel ziet op de voordelen die rechtstreeks door de staat worden toegekend, als op die welke worden toegekend door een van overheidswege ingesteld of aangewezen publiek- of privaatrechtelijk lichaam.
Een regeling van een lidstaat, waarbij particuliere elektriciteitsbedrijven worden verplicht om in hun distributiegebied uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit af te nemen tegen minimumprijzen die hoger zijn dan de werkelijke economische waarde van dit soort elektriciteit, en waarbij de uit deze verplichting voortvloeiende financiële last wordt verdeeld tussen deze elektriciteitsbedrijven en de toeleverende particuliere netexploitanten, is bijgevolg geen steunmaatregel van de staat in de zin van artikel 92, lid 1, van het Verdrag.
( cf. punt 58, dictum 1 )
3. Artikel 92 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG) volstaat om de daarin bedoelde gedragingen van de staten te verbieden, en artikel 5, tweede alinea, van het Verdrag (thans artikel 10 EG), bepalende dat de lidstaten zich onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kan niet worden aangevoerd om de werkingssfeer van bedoeld artikel 92 uit te breiden tot gedragingen van de staten die er niet onder vallen, zoals ondersteuningsmaatregelen die door de staat worden opgelegd, maar door particuliere ondernemingen gefinancierd.
( cf. punten 63, 65 )
4. Bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht inzake de elektriciteitsmarkt is niet onverenigbaar met artikel 30 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 28 EG), een regeling van een lidstaat, waarbij particuliere elektriciteitsbedrijven worden verplicht om in hun distributiegebied uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit af te nemen tegen minimumprijzen die hoger zijn dan de werkelijke economische waarde van dit soort elektriciteit, en waarbij de uit deze verplichting voortvloeiende financiële last wordt verdeeld tussen deze elektriciteitsbedrijven en de toeleverende particuliere netexploitanten, aangezien een dergelijke regeling de milieubescherming ten goede komt, omdat aldus wordt bijgedragen tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, die één van de belangrijkste oorzaken van klimaatverandering is, en waartegen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten besloten hebben maatregelen te nemen.
( cf. punten 73, 81, dictum 1-2 )