EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992CJ0379

Samenvatting van het arrest

Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1. Prejudiciële vragen ° Bevoegdheid van Hof ° Grenzen ° Internationale overeenkomst die Gemeenschap niet bindt ° Daarvan uitgesloten

2. Vrij verrichten van diensten ° Gemeenschapsregels ° Mogelijkheid voor marktdeelnemer om deze regels in te roepen tegenover Lid-Staat waar hij is gevestigd, op grond van dienstverrichting ten behoeve van andere Lid-Staat

(EEG-Verdrag, art. 59; verordening nr. 4055/86 van de Raad, art. 1, lid 1)

3. Vrij verrichten van diensten ° Non-discriminatiebeginsel ° Draagwijdte ° Beperkingen ° Begrip ° Nadelen voor dienstverrichter vanwege feit dat hij is onderworpen aan bijzonder dwingende vereisten die gelden in plaats van vestiging ° Toelaatbaarheid

(EEG-Verdrag, art. 59; verordening nr. 4055/86 van de Raad, art. 9)

4. Vervoer ° Zeevervoer ° Vrij verkeer van goederen ° Werknemers ° Vrijheid van vestiging ° Vrij verrichten van diensten ° Milieu ° Nationale wettelijke regeling die in wateren onder jurisdictie van staat alle schepen en op volle zee enkel onder nationale vlag varende schepen verbiedt schadelijke chemicaliën te lozen en op overtreding door nationale kapiteins schorsing van recht om beroep uit te oefenen, als sanctie stelt ° Toelaatbaarheid

(EEG-Verdrag, art. 3, sub f, 7, 30, 48, 52, 59, 62, 84 en 130 R; verordening nr. 4055/86 van de Raad)

Samenvatting

1. Het staat niet aan het Hof om zich uit te spreken over de verenigbaarheid van de wettelijke regeling van een Lid-Staat met een internationale overeenkomst als het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, het zogenaamde "Marpol-Verdrag", aangezien de Gemeenschap geen partij is bij deze overeenkomst en niet blijkt, dat de Gemeenschap krachtens het EEG-Verdrag de voorheen door de Lid-Staten uitgeoefende bevoegdheden ter zake van de toepassing ervan heeft aanvaard, en ook niet dat de bepalingen ervan de Gemeenschap verbinden.

2. Aangezien enerzijds artikel 59 van het Verdrag toepassing dient te vinden in alle gevallen waarin een dienstverrichter zijn diensten aanbiedt op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die waar hij is gevestigd, en anderzijds artikel 1, lid 1, van verordening nr. 4055/86 bepaalt, dat het vrij verrichten van diensten inzake zeevervoer tussen de Lid-Staten onderling en tussen de Lid-Staten en derde landen van toepassing is op de onderdanen van de Lid-Staten die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd dan in die van degene voor wie de diensten worden verricht, kan een zeevervoerder die vracht vervoert naar andere Lid-Staten, zich tegenover de Lid-Staat waar hij is gevestigd en waarvan zijn schepen de vlag voeren, beroepen op een inbreuk op de door het gemeenschapsrecht erkende vrijheid van dienstverrichting inzake zeevervoer.

Wat de bezwaren betreft die hij tegen deze Lid-Staat kan doen gelden, verschilt zijn situatie evenwel van die van een in een andere Lid-Staat gevestigde vervoerder, die diensten komt verrichten en dus tegelijkertijd moet voldoen aan de voorschriften van twee Lid-Staten, namelijk die waarvan zijn schip de vlag voert en die waar hij van plan is tijdelijk zijn werkzaamheden uit te oefenen.

3. Wanneer het verschil in behandeling door een nationale wettelijke regeling van nationale zeevervoerders en die van andere Lid-Staten verband houdt met het feit dat de bevoegdheid die krachtens de wet van de vlag over de eerste groep kan worden uitgeoefend, niet dezelfde is als die welke over de tweede groep kan worden uitgeoefend ° een bevoegdheid die beperkt is tot die welke een staat in de wateren onder zijn jurisdictie kan uitoefenen ° is geen sprake van een discriminatie die verboden zou zijn bij artikel 9 van verordening nr. 4055/86 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer tussen de Lid-Staten onderling en tussen de Lid-Staten en derde landen. In elk geval mag de toepassing van een nationale wettelijke regeling niet met het discriminatieverbod in strijd worden geacht op de enkele grond dat andere Lid-Staten minder rigoureuze bepalingen zouden toepassen.

Voorts kan een nationale wettelijke regeling die zonder onderscheid van toepassing is op schepen, ongeacht of zij vracht vervoeren binnen nationaal grondgebied of naar andere Lid-Staten, die geen onderscheid maakt tussen uitgevoerde produkten en op de nationale markt in de handel gebrachte produkten, en die niet voorziet in specifieke voordelen voor de nationale markt, de nationale vervoerondernemingen of de nationale produkten, niet worden geacht, beperkingen aan het vrij verrichten van diensten naar de andere Lid-Staten te stellen, die bij bovengenoemde verordening zouden zijn verboden.

De indirecte voordelen die de vervoerders uit de andere Lid-Staten kunnen behalen, nu voor hen minder strenge voorschriften gelden, zijn enkel het gevolg van het ontbreken van harmonisatie van de nationale wettelijke regelingen waaraan de verschillende dienstverrichters zijn onderworpen in de verschillende Lid-Staten waar zij zijn gevestigd.

4. De artikelen 3, sub f, 7, 30, 48, 52, 59, 62, 84 en 130 R van het Verdrag alsook verordening nr. 4055/86 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer tussen de Lid-Staten onderling en tussen de Lid-Staten en derde landen, verzetten zich er niet tegen, dat de wettelijke regeling van een Lid-Staat alle vaartuigen zonder onderscheid naar vlag verbiedt schadelijke chemicaliën in zijn territoriale wateren en binnenwateren te lozen, dat dit verbod op volle zee enkel geldt voor onder nationale vlag varende vaartuigen, en ten slotte dat scheepskapiteins die onderdaan zijn van deze Lid-Staat, in geval van overtreding worden gestraft met schorsing van het recht hun beroep uit te oefenen.

Top