Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TJ0437

    Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 9 september 2020.
    Italiaanse Republiek tegen Europese Commissie.
    Regeling van het taalgebruik – Aankondiging van een algemeen vergelijkend onderzoek voor de aanwerving van administrateurs op het vakgebied audit – Talenkennis – Beperking van de keuze van de tweede taal van het vergelijkend onderzoek tot het Duits, het Engels en het Frans – Voor de communicatie gebruikte taal – Verordening nr. 1 – Artikel 1 quinquies, lid 1, artikel 27 en artikel 28, onder f), van het Statuut – Discriminatie op grond van taal – Rechtvaardiging – Dienstbelang – Evenredigheid.
    Zaak T-437/16.

    Court reports – general

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2020:410

    Zaak T‑437/16

    Italiaanse Republiek

    tegen

    Europese Commissie

    Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 9 september 2020

    „Regeling van het taalgebruik – Aankondiging van een algemeen vergelijkend onderzoek voor de aanwerving van administrateurs op het vakgebied audit – Talenkennis – Beperking van de keuze van de tweede taal van het vergelijkend onderzoek tot het Duits, het Engels en het Frans – Voor de communicatie gebruikte taal – Verordening nr. 1 – Artikel 1 quinquies, lid 1, artikel 27 en artikel 28, onder f), van het Statuut – Discriminatie op grond van taal – Rechtvaardiging – Dienstbelang – Evenredigheid”

    1. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop van een algemeen vergelijkend onderzoek – Talen voor deelneming aan de toetsen – Beperking van de keuze van de tweede taal – Discriminatie op grond van taal – Rechtvaardiging ontleend aan het belang van de dienst – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

      [Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies, leden 1 en 6, art. 27 en 28, f), en bijlage III, art. 1, lid 1, f); verordening nr. 1 van de Raad, art. 1]

      (zie punten 51‑55, 59‑61, 80, 81)

    2. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop van een algemeen vergelijkend onderzoek – Talen voor deelneming aan de toetsen – Beperking van de keuze van de tweede taal – Rechterlijk toezicht – Reikwijdte

      (Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies)

      (zie punten 82, 83)

    3. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop van een algemeen vergelijkend onderzoek – Talen voor deelneming aan de toetsen – Beperking van de keuze van de tweede taal – Discriminatie op grond van taal – Rechtvaardiging ontleend aan budgettaire en operationele beperkingen – Rechtvaardiging ontleend aan de aard van de selectieprocedure – Ontoelaatbaarheid

      [Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies, leden 1 en 6, art. 27 en 28, f), en bijlage III, art. 1, lid 1, f); verordening nr. 1 van de Raad, art. 1]

      (zie punten 87, 89, 91)

    4. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop van een algemeen vergelijkend onderzoek – Talen voor deelneming aan de toetsen – Beperking van de keuze van de tweede taal – Discriminatie op grond van taal – Rechtvaardiging ontleend aan het belang van de dienst om personen aan te werven die onmiddellijk operationeel zijn – Ontoelaatbaarheid

      [Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies, leden 1 en 6, art. 27 en 28, f), en bijlage III, art. 1, lid 1, f); verordening nr. 1 van de Raad, art. 1]

      (zie punten 94, 98‑100, 137, 159, 194, 195, 197, 198)

    5. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verloop van een algemeen vergelijkend onderzoek – Talen voor de communicatie tussen het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) en de kandidaten – Beperking – Rechtvaardiging ontleend aan de noodzaak om een snelle en doeltreffende communicatie te verzekeren en om kandidaten op gelijke voet te vergelijken – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Belang van de dienst om personen aan te werven die onmiddellijk operationeel zijn

      (Ambtenarenstatuut, art. 1 quinquies, leden 1 en 6; verordening nr. 1 van de Raad, art. 1 en 2)

      (zie punten 211‑214, 217‑219)

    6. Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Nietigverklaring van de aankondiging van algemene vergelijkende onderzoeken – Gewettigd vertrouwen van geselecteerde kandidaten – Geen betwisting van de geldigheid van aanwervingen die reeds hebben plaatsgevonden

      (Art. 266 VWEU)

      (zie punten 224, 229, 230)

    Samenvatting

    In zijn op 9 september 2020 gewezen arrest Italië/Commissie (T‑437/16) heeft het Gerecht de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/322/16 voor de vorming van reservelijsten van administrateurs op het vakgebied audit ( 1 ) nietig verklaard op grond dat de beperking tot het Duits, het Engels en het Frans van enerzijds de keuze van de tweede taal van dit vergelijkend onderzoek en anderzijds de keuze van de talen voor de communicatie tussen het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) en de kandidaten een ongerechtvaardigde discriminatie op grond van taal opleverde.

    Op 12 mei 2016 heeft EPSO de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/322/16 voor de vorming van reservelijsten van administrateurs op het vakgebied audit bekendgemaakt, waaruit de instellingen van de Europese Unie – in hoofdzaak de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer – zouden kunnen putten voor de aanwerving van nieuwe ambtenaren van de Unie. In deze aankondiging werd gepreciseerd dat de voor het vergelijkend onderzoek te kiezen tweede taal het Duits, het Engels of het Frans moest zijn en dat het sollicitatieformulier in een van deze drie talen moest worden ingevuld. Deze beperking werd gerechtvaardigd door de noodzaak om te verzekeren dat de nieuwe medewerkers onmiddellijk operationeel zouden zijn, door de aard van de selectieprocedure en door budgettaire en operationele beperkingen.

    Op 5 augustus 2016 heeft de Italiaanse Republiek een beroep tot nietigverklaring van deze aankondiging ingesteld, waarbij zij onder meer betoogde dat een dergelijke beperking een ongerechtvaardigde discriminatie op grond van taal opleverde. Na de behandeling van de zaak te hebben geschorst totdat uitspraak zou zijn gedaan in het arrest Commissie/Italië (C‑621/16 P) ( 2 ), heeft het Gerecht het beroep toegewezen.

    Wat in de eerste plaats de beperking van de keuze van de kandidaten van de tweede taal van het vergelijkend onderzoek tot een bepaald aantal talen aangaat, heeft het Gerecht opgemerkt dat deze beperking een in beginsel verboden discriminatie op grond van taal oplevert. Een dergelijke beperking bevoordeelt namelijk kandidaten die voldoende kennis van ten minste een van de drie aangewezen talen hebben, ten nadele van de andere kandidaten. Beperkingen van dit verbod van ongelijke behandeling op grond van taal zijn echter geoorloofd, op voorwaarde dat zij objectief gerechtvaardigd zijn en evenredig aan de reële behoeften van de dienst.

    Zo beschikken de instellingen in het kader van een personeelsselectieprocedure over een ruime beoordelingsbevoegdheid om het belang van de dienst en de bijzondere aard van de te verrichten werkzaamheden te beoordelen die een aanwerving kunnen rechtvaardigen die gebaseerd is op een grondige kennis van een specifieke taal. De instelling die de taalregeling van een selectieprocedure heeft beperkt tot een bepaald aantal officiële talen van de Unie, dient echter aan te tonen dat die beperking geschikt is om te beantwoorden aan de reële behoeften in relatie tot de functie die de aangeworven personen zullen gaan uitoefenen.

    Met betrekking tot de redenen ontleend aan budgettaire en operationele beperkingen en de aard van de selectieprocedure heeft het Gerecht geoordeeld dat deze als zodanig geen rechtvaardiging konden vormen voor de betrokken beperking, aangezien hieruit niet blijkt waarom die keuze beperkt zou moeten zijn tot de drie talen waarvoor in casu is geopteerd.

    Met betrekking tot de reden betreffende de noodzaak dat nieuwe medewerkers onmiddellijk operationeel zijn, heeft het Gerecht ten eerste opgemerkt dat het niet mogelijk was om uitsluitend op basis van de taakomschrijving in de bestreden aankondiging uit te maken in hoeverre elk van de drie talen waartoe de keuze van de tweede taal van het betrokken vergelijkend onderzoek beperkt is, de aangeworven geslaagde kandidaten in staat zou stellen om onmiddellijk operationeel te zijn. Ten tweede heeft het Gerecht vastgesteld dat de Commissie met de overgelegde documenten niet was geslaagd in het bewijs dat de beperking van de keuze van de tweede taal van het vergelijkend onderzoek geschikt was om aan de reële behoeften van de dienst te beantwoorden.

    Dienaangaande heeft het Gerecht om te beginnen opgemerkt dat de bewijsstukken met betrekking tot het interne taalgebruik van de Commissie en de Rekenkamer niet konden aantonen welke taal of talen door de diensten van deze instellingen worden gebruikt in hun dagelijkse werkzaamheden.

    Met betrekking tot de bewijsstukken inzake de talen die door de met audittaken belaste personeelsleden van de Commissie en de Rekenkamer worden gebruikt, heeft het Gerecht voorts overwogen dat hieruit niet bleek welke voertaal of -talen daadwerkelijk werden gebruikt en dat uit de analyse daarvan naar voren kwam dat alleen voldoende kennis van het Engels kon worden geacht een voordeel op te leveren voor potentiële geslaagde kandidaten van het betrokken vergelijkend onderzoek.

    Aangaande de bewijsstukken waaruit moest blijken dat het Duits, het Engels en het Frans de vreemde talen zijn die het meest worden geleerd en gesproken in Europa, heeft het Gerecht onderstreept dat deze niet de conclusie wettigen dat de betrokken beperking niet discriminerend is.

    Derhalve heeft het Gerecht vastgesteld dat de beperking van de keuze van de kandidaten van de tweede taal van het in de bestreden aankondiging bedoelde vergelijkend onderzoek tot het Duits, het Engels en het Frans, niet objectief gerechtvaardigd is en niet evenredig is aan de doelstelling om administrateurs aan te werven die onmiddellijk operationeel zijn.

    Wat in de tweede plaats de beperking van de keuze van de taal voor de communicatie tussen de deelnemers aan het vergelijkend onderzoek en EPSO aangaat, heeft het Gerecht eraan herinnerd dat het recht om uit de officiële talen van de Unie de taal te kiezen die zij gebruiken in de correspondentie met de instellingen, weliswaar van fundamenteel belang is, maar dat het niet uitgesloten is dat het belang van de dienst een dergelijke beperking kan rechtvaardigen. Deze beperking moet echter berusten op gegevens die objectief kunnen worden geverifieerd, zowel door de deelnemers aan het vergelijkend onderzoek als door de rechters van de Unie.

    Het Gerecht heeft evenwel geoordeeld dat de redenen betreffende de noodzaak om een snelle en doeltreffende communicatie te verzekeren en om kandidaten op gelijke voet te vergelijken een dergelijke beperking niet kunnen rechtvaardigen wanneer er geen sprake is van concrete gegevens waaruit blijkt dat de voor de communicatie vereiste talen, gelet op de aard van de te verrichten werkzaamheden en de reële behoeften van de dienst, de kandidaten in staat stelden onmiddellijk operationeel te zijn.

    Op grond hiervan heeft het Gerecht geoordeeld dat de onrechtmatigheden die zijn geconstateerd met betrekking tot de in de bestreden aankondiging bedoelde taalregeling de gehele selectieprocedure raken, zodat deze aankondiging in haar geheel nietig moet worden verklaard. Deze nietigverklaring kan echter geen invloed hebben op de eventuele aanwervingen die reeds hebben plaatsgevonden op basis van de reservelijsten die na de betrokken selectieprocedure zijn opgesteld, gelet op het gewettigd vertrouwen van de kandidaten aan wie reeds een functie is aangeboden.


    ( 1 ) Aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/322/16 voor de vorming van reservelijsten van administrateurs op het vakgebied audit (AD 5/AD 7) (PB 2016, C 171 A, blz. 1).

    ( 2 ) In het arrest van 26 maart 2019, Commissie/Italië (C‑621/16 P, EU:C:2019:251), heeft het Hof de nietigverklaring van twee aankondigingen van vergelijkende onderzoeken bevestigd op grond dat de beperking tot het Duits, het Engels en het Frans van de tweede taal van deze vergelijkende onderzoeken en van de talen voor de communicatie tussen EPSO en de kandidaten een ongerechtvaardigde discriminatie op grond van taal opleverde.

    Top