Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0439

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 september 2016.
    SC Star Storage SA tegen Institutul Naţional de Cercetare-Dezvoltare în Informatică (ICI) en SC Max Boegl România SRL e.a. tegen RA Aeroportul Oradea e.a.
    Prejudiciële verwijzing – Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG – Overheidsopdrachten – Beroepsprocedures – Nationale regeling die voor de ontvankelijkheid van beroepen tegen besluiten van de aanbestedende dienst de voorwaarde stelt dat een ,zekerheid voor goed gedrag’ wordt gesteld – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47 – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte.
    Gevoegde zaken C-439/14 en C-488/14.

    Court reports – general

    Gevoegde zaken C‑439/14 en C‑488/14

    SC Star Storage SA

    tegen

    Institutul Naţional de Cercetare-Dezvoltare în Informatică (ICI)

    en

    SC Max Boegl România SRL e.a.

    tegen

    RA Aeroportul Oradea e.a.

    (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Curtea de Apel Bucureşti en de Curtea de Apel Oradea)

    „Prejudiciële verwijzing — Richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG — Overheidsopdrachten — Beroepsprocedures — Nationale regeling die voor de ontvankelijkheid van beroepen tegen besluiten van de aanbestedende dienst de voorwaarde stelt dat een ,zekerheid voor goed gedrag’ wordt gesteld — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 47 — Recht op een doeltreffende voorziening in rechte”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 september 2016

    1. Harmonisatie van de wetgevingen – Beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken – Richtlijnen 89/665 en 92/13 – Verplichting voor de lidstaten om te voorzien in een beroepsprocedure – Toegang tot beroepsprocedures – Procesregels – Beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten – Grenzen – Verplichting tot waarborging van de eerbiediging van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot een onpartijdig gerecht

      (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; richtlijnen van de Raad 89/665, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, art. 1, leden 1 en 3, en 92/13, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, art. 1, leden 1 en 3)

    2. Harmonisatie van de wetgevingen – Beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken – Richtlijnen 89/665 en 92/13 – Verplichting voor de lidstaten om te voorzien in een beroepsprocedure – Toegang tot beroepsprocedures – Nationale regeling die de ontvankelijkheid van beroepen afhankelijk stelt van het stellen van een terugbetaalbare zekerheid voor goed gedrag, teneinde misbruik opleverende beroepen te ontmoedigen – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

      (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47 en 52, lid 1; richtlijnen van de Raad 89/665, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, art. 1, leden 1‑3, en 92/13, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, art. 1, leden 1‑3)

    1.  Artikel 1, leden 1 en 3, van richtlijn 89/665 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, en artikel 1, leden 1 en 3, van richtlijn 92/13 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water‑ en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, die ertoe strekken de marktdeelnemers tegen willekeur van de aanbestedende dienst te beschermen, beogen te garanderen dat in alle lidstaten doeltreffende voorzieningen in rechte beschikbaar zijn, teneinde een daadwerkelijke naleving van de voorschriften van de Unie inzake overheidsopdrachten te waarborgen, in het bijzonder in een stadium waarin schendingen nog ongedaan kunnen worden gemaakt. Noch richtlijn 89/665 noch richtlijn 92/13 bevatten evenwel specifieke bepalingen betreffende de voorwaarden die gelden voor het instellen van die beroepen. Deze richtlijnen stellen slechts de minimumvoorwaarden vast waaraan de beroepsprocedures in de nationale rechtsorden moeten voldoen om in overeenstemming te zijn met de Unierechtelijke regels inzake overheidsopdrachten.

      De procedurele regels voor beroepen in rechte ter bescherming van de rechten die het Unierecht aan de door besluiten van aanbestedende diensten gelaedeerde gegadigden en inschrijvers verleent, mogen echter geen afbreuk doen aan de nuttige werking van de richtlijnen 89/665 en 92/13, die tot doel hebben te waarborgen dat tegen de door de aanbestedende diensten genomen onrechtmatige besluiten doeltreffend en zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld. Inzonderheid moet ervoor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van de richtlijnen 89/665 en 92/13 en evenmin aan de rechten die het Unierecht aan particulieren verleent. Bovendien beoogt richtlijn 2007/66, waarbij de richtlijnen 89/665 en 92/13 zijn gewijzigd ter verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures op het gebied van de plaatsing van overheidsopdrachten, zoals uit overweging 36 ervan blijkt, en dus ook de richtlijnen 89/665 en 92/13 die bij die richtlijn zijn gewijzigd en vervolledigd, de volledige eerbiediging te waarborgen van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot een onpartijdig gerecht overeenkomstig artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Wanneer de lidstaten de procesregels vaststellen van de beroepsprocedures die ertoe strekken de rechten te beschermen die de richtlijnen 89/665 en 92/13 aan de door besluiten van aanbestedende diensten gelaedeerde gegadigden en inschrijvers verlenen, moeten zij bijgevolg waarborgen dat het in artikel 47 van het Handvest, neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op toegang tot een onpartijdig gerecht wordt geëerbiedigd.

      (cf. punten 41‑46)

    2.  Artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 89/665 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, en artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 92/13 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66, gelezen tegen de achtergrond van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die de verzoeker de verplichting oplegt om ten behoeve van de aanbestedende dienst een zekerheid voor goed gedrag te stellen, als voorwaarde voor de ontvankelijkheid van elke vorm van beroep tegen een besluit van de aanbestedende dienst, wanneer deze zekerheid aan de verzoeker moet worden terugbetaald ongeacht de uitkomst van het beroep.

      Deze zekerheid voor goed gedrag levert, als prealabele voorwaarde voor de behandeling van elk beroep, weliswaar een beperking op van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest, maar zij is duidelijk en nauwkeurig vastgesteld bij de wet en doet geen afbreuk aan de wezenlijke inhoud van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, aangezien die zekerheid immers door de aanbestedende dienst hoe dan ook niet kan worden ingehouden, welke ook de uitkomst is van het beroep. Bovendien streeft zij een legitiem doel na, aangezien het een maatregel betreft waarmee misbruik opleverende beroepen kunnen worden ontmoedigd en – in het belang van een goede rechtsbedeling – aan alle justitiabelen kan worden gewaarborgd dat het door hen ingestelde beroep overeenkomstig artikel 47, eerste en tweede alinea, van het Handvest zo snel als mogelijk wordt onderzocht.

      Ten slotte is zij van dien aard zijn dat de verhouding tussen de gebruikte middelen en het beoogde doel redelijk en evenredig blijft. De verplichting om een zekerheid voor goed gedrag te stellen is immers geschikt ter bereiking van het nagestreefde doel van bestrijding van misbruik opleverende beroepen, aangezien zij voor de betrokkene een financiële belasting oplevert, ongeacht of hij een giroverrichting doet dan wel een bankzekerheid stelt. De terbeschikkingstelling van een aanzienlijk bedrag via een giroverrichting alsook het feit dat de nodige demarches moeten worden gedaan om een bankzekerheid te stellen en de daarmee gepaard gaande kosten te betalen, zetten de belanghebbenden ertoe aan een zekere voorzichtigheid te betrachten bij het instellen van hun beroepen. Voor zover de zekerheid voor goed gedrag financiële middelen vereist, of althans een impact heeft op de financieringscapaciteit van de belanghebbenden, totdat zij wordt terugbetaald, kan deze zekerheid hen bovendien ertoe aansporen met de nodige zorgvuldigheid te werk te gaan wat de door hen ingeleide procedures betreft, in overeenstemming met het vereiste van spoedeisendheid van de beroepen als bedoeld in artikel 1, lid 1, van richtlijn 89/665 en artikel 1, lid 1, van richtlijn 92/13. Aangezien de automatische en onvoorwaardelijke inhouding van de zekerheid voor goed gedrag door de aanbestedende dienst en de verplichte betaalbaarheid ervan op het eerste verzoek niet meer mogelijk zijn, kan niet worden geoordeeld dat de enkele verplichting om die zekerheid te stellen, als voorwaarde voor de ontvankelijkheid van elke beroepsmogelijkheid, verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is ter bereiking van de erdoor nagestreefde doelstelling van bestrijding van misbruik opleverende beroepen. De zekerheid voor goed gedrag, die 1 % van de waarde van de overheidsopdracht bedraagt, met een bovengrens naargelang het type aanbesteding waarover het gaat, blijft immers van beperkte omvang, inzonderheid voor inschrijvers die normalerwijs het bewijs van een bepaalde financiële draagkracht dienen te leveren. Deze zekerheid kan voorts hoe dan ook bij wege van een bankzekerheid worden gesteld. Zij hoeft tot slot enkel te worden gesteld voor het tijdvak tussen de indiening van het beroep en de definitieve afdoening ervan.

      (cf. punten 49, 50, 54‑57, 59‑61, 63 en dictum)

    Top