Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0083

    CHEZ Razpredelenie Bulgaria

    Zaak C‑83/14

    CHEZ Razpredelenie Bulgaria AD

    tegen

    Komisia za zashtita ot diskriminatsia

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad)

    „Richtlijn 2000/43/EG — Beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming — Stadswijken die hoofdzakelijk door personen van Roma-afkomst worden bewoond — Plaatsing van elektriciteitsmeters op een hoogte van zes tot zeven meter op de palen van het bovengrondse elektriciteitsnet — Begrippen ‘directe discriminatie’ en ‘indirecte discriminatie’ — Bewijslast — Eventuele rechtvaardiging — Voorkoming van manipulatie van elektriciteitsmeters en illegale stroomaftap — Evenredigheid — Algemene aard van de maatregel — Beledigende en stigmatiserende werking ervan — Richtlijnen 2006/32/EG en 2009/72/EG — Onmogelijkheid voor de eindverbruiker om zijn elektriciteitsverbruik te controleren”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 juli 2015

    1. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Werkingssfeer – Installatie bij de eindverbruiker van een elektriciteitsmeter, die onlosmakelijk met de levering van elektriciteit verbonden is – Daaronder begrepen

      [Richtlijn 2000/43 van de Raad, art. 3, lid 1, h)]

    2. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Discriminatie op grond van etnische afstamming – Begrip – Ongunstigere behandeling ten gevolge van een collectieve maatregel die betrekking heeft op personen met een bepaalde etnische afstamming, maar eveneens personen zonder die afstamming treft – Daaronder begrepen

      (Art. 13 EG; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 21; richtlijn 2000/43 van de Raad, overweging 16, art. 1, 2, lid 1, en 3, lid 1)

    3. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Onderzoek van de verenigbaarheid van het nationale recht met het Unierecht – Daarvan uitgesloten – Verschaffing aan de nationale rechterlijke instantie van alle gegevens over de uitlegging van het Unierecht – Daaronder begrepen

      (Art. 267 VWEU)

    4. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Nationale regeling op grond waarvan slechts kan worden besloten dat sprake is van rechtstreekse of indirecte discriminatie wegens ras of etnische afstamming wanneer rechten of legitieme belangen worden aangetast – Ontoelaatbaarheid

      [Richtlijn 2000/43 van de Raad, art. 2, leden 1 en 2, a) en b), en 3, lid 1]

    5. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Vaststelling van de strekking van de vraag

      (Art. 267 VWEU)

    6. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Nationale maatregel die rechtstreekse discriminatie oplevert – Criteria – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie – Bewijslast

      [Richtlijn 2000/43 van de Raad, art. 2, lid 2, a), en 8, lid 1]

    7. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Nationale maatregel die indirecte discriminatie bevat – Ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze die kan leiden tot een bijzondere benadeling – Begrip

      [Richtlijn 2000/43 van de Raad, art. 2, lid 2, a) en b)]

    8. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming – Richtlijn 2000/43 – Nationale maatregel die indirecte discriminatie bevat – Rechtvaardiging op grond van het nastreven van legitieme doelstellingen – Toelaatbaarheid – Voorwaarde – Beoordeling door de nationale rechter – Criteria

      [Richtlijn 2000/43 van de Raad, art. 2, lid 2, b)]

    1.  Aangezien het geen twijfel lijdt dat de levering van elektriciteit onder artikel 3, lid 1, onder h), van richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming valt, moet die bepaling aldus worden uitgelegd dat de installatie bij de eindverbruiker van een elektriciteitsmeter, die onlosmakelijk met de levering van elektriciteit is verbonden, binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt en dat bij die installatie het in die richtlijn neergelegde gelijkheidsbeginsel dient te worden geëerbiedigd.

      (cf. punt 43)

    2.  Het begrip „discriminatie op grond van etnische afstamming”, als bedoeld in richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming en met name in de artikelen 1 en 2, lid 1, ervan, moet aldus worden uitgelegd dat dit begrip van toepassing is in omstandigheden waarin alle elektriciteitsmeters in een stadswijk met hoofdzakelijk bewoners van Roma-afkomst op een hoogte van zes tot zeven meter op de palen van het bovengrondse elektriciteitsnet worden geplaatst, terwijl dergelijke meters in de andere wijken worden aangebracht op een hoogte van minder dan twee meter, ongeacht of die collectieve maatregel personen van een bepaalde etnische afkomst treft dan wel personen zonder die afkomst die evenals eerstbedoelde personen ten gevolge van die maatregel ongunstiger worden behandeld of bijzonder worden benadeeld.

      Gelet op het doel van richtlijn 2000/43 en de aard van de rechten die zij beoogt te beschermen, mag de werkingssfeer van die richtlijn immers niet restrictief worden omschreven. Het beginsel van gelijke behandeling, waarnaar richtlijn 2000/43 verwijst, is dus niet op een bepaalde categorie personen van toepassing is, maar is toepasselijk uit hoofde van de in artikel 1 van deze richtlijn genoemde gronden.

      Die uitlegging wordt bevestigd door overweging 16 en artikel 3, lid 1, van die richtlijn, op grond waarvan de bescherming tegen discriminatie op grond van ras of etnische afstamming die de richtlijn beoogt te waarborgen, „alle” personen ten goede moet komen.

      Tevens vindt die uitlegging steun in de bewoordingen van artikel 13 EG, dat na wijziging artikel 19 VWEU is geworden en de rechtsgrondslag vormt voor richtlijn 2000/43, dat de Unie de bevoegdheid verleent om de noodzakelijke maatregelen te nemen om elke discriminatie op grond van onder meer ras en etnische afstamming te bestrijden, en voorts in het in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde beginsel van non-discriminatie op grond van ras en etnische afkomst, waarvan die richtlijn de concrete uitdrukking op de door de richtlijn bestreken materiële gebieden vormt.

      (cf. punten 56‑58, 60, dictum 1)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 62)

    4.  Richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, met name artikel 2, leden 1 en 2, onder a) en b), ervan, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale bepaling op grond waarvan slechts kan worden besloten dat op de door artikel 3, lid 1, van die richtlijn bestreken gebieden sprake is van rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, wanneer de ongunstigere behandeling of de bijzondere benadeling waarnaar respectievelijk in die punten a) en b) wordt verwezen, bestaat in een aantasting van rechten of legitieme belangen.

      (cf. punt 69, dictum 2)

    5.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 71, 104)

    6.  Artikel 2, lid 2, onder a), van richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming moet aldus worden uitgelegd dat een maatregel die inhoudt dat alle elektriciteitsmeters in een stadswijk met hoofdzakelijk bewoners van Roma-afkomst op een hoogte van zes tot zeven meter op de palen van het bovengrondse elektriciteitsnet worden geplaatst, terwijl dergelijke meters in de andere wijken worden aangebracht op een hoogte van minder dan twee meter, rechtstreekse discriminatie in de zin van die bepaling vormt wanneer blijkt dat die maatregel is ingevoerd en/of wordt gehandhaafd om redenen die verband houden met de etnische afstamming die de meeste bewoners van de betreffende wijk gemeen hebben. Het staat aan de nationale rechterlijke instantie te beoordelen of dat het geval is, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van de zaak en met de in artikel 8, lid 1, van die richtlijn bedoelde regels inzake de omkering van de bewijslast.

      Weliswaar is het in eerste instantie aan de persoon die zich door schending van het gelijkheidsbeginsel benadeeld acht, om feiten aan te tonen die rechtstreekse of indirecte discriminatie kunnen doen vermoeden, maar bij de vaststelling van die feiten moet worden gewaarborgd dat de verwezenlijking van de doelstellingen van richtlijn 2000/43 niet in gevaar kan worden gebracht door de weigering van de verwerende partij om informatie te verstrekken.

      (cf. punten 60, 78, 91, dictum 3)

    7.  Artikel 2, lid 2, onder b), van richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming moet aldus worden uitgelegd dat:

      deze bepaling zich verzet tegen een nationale bepaling volgens welke slechts sprake is van indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming wanneer overwegingen in verband met ras of etnische afstamming aan de bijzondere benadeling ten grondslag liggen;

      het begrip „ogenschijnlijk neutrale” bepaling, maatstaf of handelwijze in de zin van die bepaling moet worden opgevat als een bepaling, maatstaf of handelwijze die schijnbaar op neutrale wijze wordt geformuleerd of toegepast, dat wil zeggen rekening houdend met factoren die verschillen van het beschermde kenmerk en daarmee niet kunnen worden gelijkgesteld;

      het begrip „bijzonder[e] [benadeling]” in de zin van diezelfde bepaling niet verwijst naar ernstige, kennelijke en bijzonder zwaarwegende gevallen van ongelijkheid, maar betekent dat het in het bijzonder personen van een bepaald ras of een bepaalde etnische afstamming zijn die ten gevolge van de betrokken bepaling, maatstaf of handelwijze worden benadeeld;

      een maatregel die inhoudt dat alle elektriciteitsmeters in een stadswijk met hoofdzakelijk bewoners van Roma-afkomst op een hoogte van zes tot zeven meter op de palen van het bovengrondse elektriciteitsnet worden geplaatst, terwijl dergelijke meters in de andere wijken worden aangebracht op een hoogte van minder dan twee meter, gesteld dat die maatregel geen rechtstreekse discriminatie in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van die richtlijn oplevert, in beginsel een ogenschijnlijk neutrale handelwijze die personen met een bepaalde etnische afstamming in vergelijking met andere personen bijzonder benadeelt, kan vormen in de zin van punt b), van dat artikel 2, lid 2.

      (cf. punten 60, 109, dictum 4)

    8.  Artikel 2, lid 2, onder b), van richtlijn 2000/43 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming moet aldus worden uitgelegd dat een maatregel die inhoudt dat alle elektriciteitsmeters in een stadswijk met hoofdzakelijk bewoners van Roma-afkomst op een hoogte van zes tot zeven meter op de palen van het bovengrondse elektriciteitsnet worden geplaatst, terwijl dergelijke meters in de andere wijken worden aangebracht op een hoogte van minder dan twee meter, slechts objectief kan worden gerechtvaardigd door de wens de veiligheid van het elektriciteitsnet en een correcte registratie van de verbruikte elektriciteit te verzekeren, mits die maatregel niet verder gaat dan passend en noodzakelijk is voor de verwezenlijking van die legitieme doelstellingen en bovendien de veroorzaakte nadelen niet onevenredig zijn aan de aldus beoogde doelstellingen. Dat is niet het geval indien wordt vastgesteld, wat de nationale rechterlijke instantie dient na te gaan, dat er andere passende en minder ingrijpende middelen bestaan waarmee die doelstellingen kunnen worden bereikt, dan wel, wanneer dergelijke andere middelen ontbreken, dat die maatregel onevenredig inbreuk maakt op het legitieme belang van de eindafnemers van elektriciteit die wonen in de betrokken wijk, waarin vooral personen van Roma-afkomst wonen, om toegang te hebben tot de levering van elektriciteit in omstandigheden die niet beledigend of stigmatiserend zijn en hun de mogelijkheid bieden regelmatig hun elektriciteitsverbruik te controleren.

      (cf. punten 60, 128, dictum 4)

    Top