Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CJ0124

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C-124/10 P

    Europese Commissie

    tegen

    Électricité de France (EDF)

    „Hogere voorziening — Staatssteun — Afstand van belastingvordering — Vrijstelling van vennootschapsbelasting — Verhoging van vennootschappelijk kapitaal — Gedrag van Staat als voorzichtige particuliere investeerder in markteconomie — Criteria voor onderscheid tussen Staat die handelt als aandeelhouder en Staat die overheidsprerogatieven uitoefent — Definitie van particuliere referentie-investeerder — Beginsel van gelijke behandeling — Bewijslast”

    Samenvatting van het arrest

    1. Steunmaatregelen van de Staten – Begrip – Beoordeling volgens criterium van particuliere investeerder – Staat die aandeelhouder van onderneming is – Staat die als overheid handelt – Onderscheid bij toepassing van criterium van particuliere investeerder

      (Art. 87, lid 1, EG)

    2. Steunmaatregelen van de Staten – Begrip – Beoordeling volgens criterium van particuliere investeerder – Beoordeling met inachtneming van alle relevante aspecten van betrokken operatie en context ervan – Verplichting voor lidstaat om objectieve en controleerbare gegevens te verstrekken waaruit economisch karakter van zijn activiteit blijkt

      (Art. 87, lid 1, EG)

    3. Steunmaatregelen van de Staten – Begrip – Lidstaat die steun heeft verleend aan en fiscale schuldeiser en enige aandeelhouder is van overheidsbedrijf dat kapitaalverhoging heeft verkregen doordat afstand van belastingvordering is gedaan – Toepasselijkheid van criterium van particuliere investeerder

      (Art. 87, lid 1, EG)

    4. Steunmaatregelen van de Staten – Begrip – Beoordeling volgens criterium van particuliere investeerder – Toepasselijkheid van criterium van particuliere investeerder op fiscale maatregelen

      (Art. 87, lid 1, EG)

    1.  Aan de voorwaarden opdat een maatregel onder het begrip „steun” in de zin van artikel 87 EG valt, is niet voldaan wanneer de begunstigde overheidsonderneming onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden hetzelfde voordeel had kunnen genieten als het voordeel dat met staatsmiddelen ter beschikking is gesteld, waarbij deze beoordeling voor overheidsbedrijven in beginsel aan de hand van het criterium van de particuliere investeerder moet geschieden.

      In een situatie waarin de Staat niet alleen aandeelhouder van een onderneming is maar ook handelt als overheid, dient ter beoordeling of dezelfde maatregel onder normale marktomstandigheden zou zijn genomen door een particuliere investeerder die zich in een situatie bevindt die zo dicht mogelijk die van de Staat benadert, alleen rekening te worden gehouden met de voordelen en verplichtingen die de Staat in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft, en niet met die welke voortvloeien uit zijn hoedanigheid van overheid.

      Er moet immers onderscheid worden gemaakt tussen de rol van de Staat als aandeelhouder van een onderneming en de rol van de Staat die als overheid handelt. Bijgevolg hangt toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder ervan af of de betrokken lidstaat een hem toebehorende onderneming een economisch voordeel toekent in zijn hoedanigheid van aandeelhouder dan wel als overheid.

      In deze context vormt het criterium van de particuliere investeerder geen uitzondering die enkel geldt op verzoek van een lidstaat, wanneer de bestanddelen van het begrip met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG aanwezig zijn. Dat criterium, zo het van toepassing is, is immers een van de elementen die de Commissie in overweging moet nemen om uit te maken of sprake is van dergelijke steun. Wanneer blijkt dat het criterium van de particuliere investeerder van toepassing kan zijn, staat het bijgevolg aan de Commissie om de betrokken lidstaat te vragen, haar alle relevantie informatie te bezorgen op basis waarvan kan worden uitgemaakt of is voldaan aan de voorwaarden voor toepasselijkheid en toepassing van dit criterium, en de Commissie mag slechts weigeren deze informatie te onderzoeken indien de overgelegde bewijsstukken dateren van na het tijdstip waarop de beslissing is genomen om de betrokken investering te doen.

      (cf. punten 78-81, 103-104)

    2.  Ingeval een lidstaat aandeelhouder van een onderneming is en zich in de loop van de administratieve procedure op het criterium van de particuliere investeerder beroept, moet hij bij twijfel ondubbelzinnig en op basis van objectieve en controleerbare gegevens aantonen dat hij de maatregel in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten uitvoer heeft gelegd. Uit deze gegevens moet duidelijk blijken dat de betrokken lidstaat vóór of tegelijk met toekenning van het economische voordeel heeft beslist om met de daadwerkelijk ten uitvoer gelegde maatregel te investeren in een door hem gecontroleerd overheidsbedrijf. Daartoe kunnen met name noodzakelijk zijn, gegevens waaruit blijkt dat deze beslissing is genomen op grond van economische ramingen die te vergelijken zijn met die welke een rationele particuliere investeerder die zich in een situatie bevindt die zo dicht mogelijk die van de Staat benadert, in de concrete omstandigheden van het geval zou hebben doen uitvoeren alvorens deze investering te doen teneinde uit te maken of een dergelijke investering in de toekomst winst zal opleveren.

      Economische ramingen die na toekenning van dit voordeel zijn gemaakt, de vaststelling achteraf dat de door de betrokken lidstaat gedane investering daadwerkelijk winstgevend is geweest, of naderhand aangevoerde rechtvaardigingen voor de keuze van de gevolgde handelwijze kunnen daarentegen niet volstaan als bewijs dat deze lidstaat vóór of tegelijk met de toekenning van het voordeel een dergelijke beslissing in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft genomen. Wanneer de betrokken lidstaat de Commissie gegevens van de vereiste soort verstrekt, staat het aan de Commissie om een globale beoordeling te verrichten en daarbij niet alleen rekening te houden met de door deze lidstaat verstrekte gegevens maar ook met alle andere relevante gegevens van de zaak op basis waarvan kan worden uitgemaakt of de lidstaat de betrokken maatregel in zijn hoedanigheid van aandeelhouder dan wel als overheid heeft genomen. In dit verband kunnen met name relevant zijn, de aard en het voorwerp van deze maatregel, de context waarin deze is genomen, alsmede de daarmee nagestreefde doelstelling en de regels waaraan deze maatregel is onderworpen.

      (cf. punten 82-86)

    3.  Artikel 87, lid 1, EG bepaalt dat steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die wegens de gevolgen ervan de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt voor zover zij het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Bovendien strekt toepassing van het criterium van de particuliere investeerder ertoe, uit te maken of het aan een overheidsbedrijf in welke vorm ook met staatsmiddelen toegekende voordeel wegens de gevolgen ervan de mededinging kan vervalsen of dreigen te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.

      Met deze bepaling en dit criterium wordt dus beoogd te voorkomen dat het begunstigde overheidsbedrijf dankzij staatsmiddelen in een gunstigere financiële situatie dan zijn concurrenten verkeert. De financiële situatie van het begunstigde overheidsbedrijf hangt echter niet af van de vorm waarin dit voordeel ongeacht de aard ervan ter beschikking is gesteld, maar van het bedrag dat dit bedrijf uiteindelijk krijgt.

      Het Gerecht geeft dus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting door zijn onderzoek of het criterium van de particuliere investeerder toepasselijk is, toe te spitsen op de verbetering van de financiële situatie van de onderneming en op de gevolgen van de betrokken maatregel voor de mededinging, in plaats van op het fiscale karakter van de door de betrokken lidstaat aangewende middelen.

      Gelet op de doelstellingen van artikel 87, lid 1, EG en van het criterium van de particuliere investeerder, moet een economisch voordeel, ook al is het met fiscale middelen toegekend, worden getoetst aan het criterium van de particuliere investeerder wanneer na de in voorkomend geval vereiste globale beoordeling blijkt dat de betrokken lidstaat ondanks het gebruik van dergelijke middelen dat een uitoefening van zijn overheidsbevoegdheden vormt, dit voordeel heeft toegekend in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van de hem toebehorende onderneming.

      (cf. punten 88-92)

    4.  Het criterium van de particuliere investeerder kan zelfs worden toegepast wanneer de aangewende middelen een fiscaal karakter hebben. Ingeval een particuliere investeerder onder vergelijkbare omstandigheden geen investering als die van de Staat had kunnen doen, omdat hij de belasting had moeten betalen en alleen deze Staat als belastingautoriteit nog over dit bedrag aan belasting kon beschikken, zou voor de betrokken boekhoudkundige verrichting de particuliere onderneming die zich in de situatie van de onderneming bevindt, deze belasting hebben moeten betalen, en niet haar aandeelhouder.

      In casu had aan de hand van het criterium van de particuliere investeerder dus kunnen worden uitgemaakt of een particuliere investeerder in vergelijkbare omstandigheden een bedrag gelijk aan de verschuldigde belasting zou hebben ingebracht in een onderneming die zich in een vergelijkbare situatie als de onderneming bevond.

      Een eventueel verschil in de kosten voor een particuliere investeerder en voor de Staat als investeerder zou zich bovendien niet verzetten tegen toepassing van het criterium van de particuliere investeerder. Dit criterium maakt het immers juist mogelijk om te bepalen of met name een dergelijk kostenverschil bestaat en om daarmee rekening te houden bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de door dit criterium gestelde voorwaarden.

      (cf. punten 94-96, 98)

    Top