Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62005CJ0260

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door Hof van beoordeling van bewijs – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

    (Art. 225 EG; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

    2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken

    (Art. 88, lid 2, EG en 230, vierde alinea, EG)

    3. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming

    (Art. 230, vierde alinea, EG)

    4. Procedure – Maatregelen van instructie – Horen van getuigen

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 64 en 65)

    Samenvatting

    1. In het kader van een hogere voorziening is het Hof niet bevoegd om de feiten vast te stellen, noch, in beginsel, om de bewijzen te onderzoeken die het Gerecht tot staving van die feiten in aanmerking heeft genomen. Wanneer die bewijzen regelmatig zijn verkregen en de algemene rechtsbeginselen en regels van procesrecht inzake de bewijslast en de bewijsvoering zijn geëerbiedigd, staat het uitsluitend aan het Gerecht om te beoordelen, welke waarde moet worden gehecht aan de hem voorgelegde bewijzen. Die beoordeling vormt dus, behoudens in het geval van een onjuiste opvatting van de voor het Gerecht geproduceerde bewijzen, geen rechtsvraag die als zodanig vatbaar is voor toetsing door het Hof. Van een dergelijke onjuiste opvatting is sprake wanneer, zonder gebruik te maken van nieuwe bewijselementen, de beoordeling van de bestaande bewijselementen kennelijk onjuist blijkt te zijn.

    (cf. punten 35, 37)

    2. Degenen die niet adressaat van een beschikking zijn, kunnen slechts stellen individueel te worden geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG, indien deze beschikking hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat.

    Meer in het bijzonder op het gebied van staatssteun kan de verzoeker die de gegrondheid betwist van een op grond van artikel 88, lid 3, EG of na afloop van de formele onderzoeksprocedure gegeven beschikking waarbij de steun wordt beoordeeld, geacht worden individueel te worden geraakt door deze beschikking ingeval zijn marktpositie merkbaar wordt aangetast door de steun waarop de betrokken beschikking betrekking heeft.

    In dat verband is erkend dat een beschikking van de Commissie tot beëindiging van de formele onderzoeksprocedure niet alleen de begunstigde onderneming individueel raakt, doch ook de hiermee concurrerende ondernemingen die in het kader van die procedure een actieve rol hebben gespeeld, voor zover de in de bestreden beschikking bedoelde steunmaatregel hun marktpositie wezenlijk heeft beïnvloed.

    De omstandigheden dat een onderneming de klacht heeft ingediend naar aanleiding waarvan de formele onderzoeksprocedure is geopend, dat zij tijdens het onderzoek is gehoord en dat haar opmerkingen in ruime mate bepalend zijn geweest voor het verloop van de procedure, worden als relevante elementen in het kader van de beoordeling van de procesbevoegdheid van deze onderneming aangemerkt. Een dergelijke betrokkenheid bij voornoemde procedure is echter geen noodzakelijke voorwaarde om een onderneming als individueel door een beschikking geraakt te kunnen beschouwen in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG. Het is niet uitgesloten dat deze onderneming zich op andere specifieke omstandigheden kan beroepen die haar op soortgelijke wijze individualiseren als de adressaat.

    In deze context dient de verzoekende onderneming hoe dan ook afdoende aan te geven, om welke redenen de beschikking van de Commissie haar legitieme belangen kan schaden door haar positie op de betrokken markt wezenlijk te beïnvloeden.

    (cf. punten 53‑57, 60)

    3. Een particulier die niet rechtstreeks en individueel wordt geraakt door een beschikking van de Commissie inzake staatssteun en wiens belangen in voorkomend geval dus niet worden geschaad door de in deze beschikking bedoelde steunmaatregel, kan geen recht op rechterlijke bescherming jegens een dergelijke beschikking geldend maken.

    (cf. punten 64‑65)

    4. Met betrekking tot de beoordeling door de rechter in eerste aanleg van verzoeken om maatregelen tot organisatie van de procesgang of instructiemaatregelen die door een partij bij een geschil zijn gedaan, staat het uitsluitend ter beoordeling van het Gerecht, of de gegevens waarover het beschikt betreffende de aan hem voorgelegde zaken, eventueel aanvulling behoeven. Zelfs wanneer een in het verzoekschrift geformuleerd verzoek om getuigen te horen, nauwkeurig de feiten aangeeft waarop dit verhoor betrekking zal hebben, alsmede de gronden die dit verhoor rechtvaardigen, staat het aan het Gerecht om de relevantie van dit verzoek voor het geschil en de noodzaak om die getuigen te horen te beoordelen.

    (cf. punten 77‑78)

    Top