Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62003TJ0349

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Ontbreken van of ontoereikende motivering – Verschil met kennelijke beoordelingsfout

    (Art. 230 EG en 253 EG)

    2. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beschikking van Commissie inzake staatssteun – Beschikking inzake steun voor herstructurering van onderneming in moeilijkheden

    (Art. 87, leden 1 en 3, sub c, EG en 253 EG; communautaire richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden)

    3. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

    (Art. 87, lid 3, sub c, EG)

    4. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Mogelijkheid om kaderregelingen vast te stellen – Dwingende werking – Rechterlijke toetsing

    (Art. 87, lid 3, sub c, EG)

    5. Beroep tot nietigverklaring – Bestreden handeling – Beoordeling van wettigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op ogenblik van vaststelling van handeling – Overwegingen achteraf – Geen invloed

    (Art. 230 EG)

    6. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Steun voor herstructurering van onderneming in moeilijkheden – Identificatie van ondernemingen in moeilijkheden

    (Art. 87, lid 3, sub c, EG; communautaire richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, punten 4, 5, sub a, en 6)

    7. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Steun voor herstructurering van onderneming in moeilijkheden – Voorwaarden – Beperking van steun tot strikt noodzakelijke minimum – Toepassing van herstructureringsplan dat verbintenis bevat om niet onontbeerlijke activa af te stoten – Gevolg – Verplichting om volledige verkoopopbrengst te besteden voor financiering van herstructureringsplan

    (Art. 87, lid 3, sub c, EG; communautaire richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, punt 40)

    8. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd – Steun voor herstructurering van onderneming in moeilijkheden – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Bevoegdheid benaderende schatting te maken van netto-opbrengst van in herstructureringsplan voorziene verkoop van activa – Beperking

    (Art. 87, lid 3, sub c, EG)

    9. Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Regularisering van motiveringsgebrek tijdens gerechtelijke procedure – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 253 EG)

    Samenvatting

    1. Het aan schending van artikel 253 EG ontleende middel moet worden onderscheiden van het middel ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout. Terwijl het eerste, dat zich tegen het ontbreken of het ontoereikend zijn van de motivering richt, schending van wezenlijke vormvoorschriften in de zin van artikel 230 EG betreft en als middel van openbare orde door de gemeenschapsrechter moet worden opgeworpen, gaat het bij het tweede, dat de wettigheid ten gronde van een besluit betreft, om schending van een op de uitvoering van het Verdrag betrekking hebbende rechtsregel in de zin van hetzelfde artikel, en kan het door de gemeenschapsrechter slechts worden onderzocht indien het door de verzoeker is aangevoerd. De motiveringsplicht is dus iets anders dan de gegrondheid van de motivering.

    Er kan dus geen kwestie van zijn dat het Gerecht in het kader van het toezicht op de nakoming van de plicht tot motivering van een beschikking van de Commissie de wettigheid toetst van de redenen die de Commissie ter rechtvaardiging van die beschikking heeft aangevoerd.

    In het kader van een middel dat aan het ontbreken of het ontoereikend zijn van de motivering is ontleend, zijn de grieven en argumenten waarmee de gegrondheid van een dergelijke beschikking wordt betwist, dus onwerkzaam en irrelevant.

    (cf. punten 52, 58‑59)

    2. De draagwijdte van de motiveringsplicht hangt af van de aard en de context van de betrokken handeling. De motivering moet de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking brengen, zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de maatregel teneinde hun rechten te kunnen verdedigen en te kunnen nagaan of de beschikking al dan niet gegrond is, en de gemeenschapsrechter zijn wettigheidstoetsing kan verrichten.

    Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens, feitelijke of rechtens, in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de eisen van artikel 253 EG voldoet, niet enkel acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, maar ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen.

    In het bijzonder is de Commissie niet verplicht een standpunt te bepalen ten aanzien van alle door de belanghebbenden voorgedragen argumenten, zoals gegevens die kennelijk niet ter zake doen of die zonder betekenis dan wel duidelijk bijkomstig zijn, maar kan zij volstaan met een uiteenzetting van de feiten en rechtsoverwegingen die in het bestek van haar beschikking van wezenlijk belang zijn.

    Toegepast op de kwalificatie van een steunmaatregel vereist de motiveringsplicht, dat de Commissie de redenen vermeldt waarom zij meent dat de betrokken maatregel onder de toepassing van artikel 87, lid 1, EG valt.

    Aan de motiveringsplicht met betrekking tot de verenigbaarheid van door de staat verleende herstructureringssteun met artikel 87, lid 3, sub c, EG is voldaan wanneer de Commissie in haar beschikking aangeeft, waarom zij meent dat de steunmaatregel aan de voorwaarden van de communautaire richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden voldoet, met name dat er een herstructureringsplan bestaat, dat de levensvatbaarheid op lange termijn voldoende aannemelijk is gemaakt en dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de steun en de eigen bijdrage van de begunstigde.

    (cf. punten 62‑66, 132)

    3. Bij de toepassing van artikel 87, lid 3, sub c, EG beschikt de Commissie over een ruime beoordelingsvrijheid, waarvan de uitoefening een afweging van economische en sociale gegevens impliceert, die in een communautair kader dient te geschieden. Bij de toetsing van de wijze waarop van deze beoordelingsvrijheid gebruik is gemaakt, gaat de gemeenschapsrechter enkel na, of de procedureregels en motiveringsvoorschriften zijn nageleefd, of de vastgestelde feiten materieel juist zijn, en of er geen sprake is van een onjuiste rechtsopvatting, van een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten of van misbruik van bevoegdheid. Het komt het Gerecht dus niet toe, zijn economische beoordeling in de plaats van die van de auteur van de beschikking te stellen.

    (cf. punten 137‑138)

    4. De Commissie is gebonden aan de kaderregelingen en mededelingen die zij op het gebied van het toezicht op staatssteun vaststelt, voorzover deze niet van de verdragsregels afwijken en door de lidstaten zijn aanvaard.

    Wanneer de Commissie een individuele steunmaatregel aan dergelijke, vooraf door haar vastgestelde richtsnoeren toetst, kan zij niet derhalve worden geacht de grenzen van haar beoordelingsvrijheid te overschrijden of er afstand van te doen. Enerzijds blijft zij immers bevoegd die richtsnoeren in te trekken of te wijzigen indien de omstandigheden dat vereisen. Anderzijds gelden die richtsnoeren voor een welbepaalde sector en zijn zij ingegeven door het streven een bepaalde, door de Commissie vastgestelde beleidslijn voort te zetten.

    In deze context dient het Gerecht dus na te gaan, of de vereisten die de Commissie voor zichzelf heeft gesteld, zoals omschreven in de richtsnoeren, zijn nageleefd.

    (cf. punten 139‑141)

    5. In het kader van een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG moet de wettigheid van een gemeenschapshandeling worden beoordeeld aan de hand van de feiten en de rechtstoestand op het tijdstip waarop de handeling is verricht. Zij kan niet afhangen van eventuele mogelijkheden tot omzeiling en evenmin van overwegingen achteraf met betrekking tot de doeltreffendheid van die handeling.

    Inzonderheid de ingewikkelde beoordelingen van de Commissie mogen enkel worden onderzocht in het licht van de gegevens waarover de Commissie beschikte op het ogenblik waarop zij die beoordelingen verrichtte.

    (cf. punten 142‑143)

    6. Hoewel volgens de communautaire richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden een onderneming in elk geval wordt geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer een aanzienlijk deel van haar maatschappelijk kapitaal verdwenen is, is er niets wat een onderneming belet met behulp van andere aanwijzingen aan te tonen dat zij in de zin van de richtsnoeren in financiële moeilijkheden verkeert, ook al heeft zij niet een groot deel van haar maatschappelijk kapitaal verloren.

    (cf. punt 185)

    7. Wanneer een onderneming zich met het oog op herstructureringssteun in haar herstructureringsplan ertoe verbonden heeft niet onontbeerlijke activa af te stoten, dient zij de volledige verkoopopbrengst van die activa voor de financiering van het herstructureringsplan te besteden. Dit betekent niet, dat de steunontvanger verplicht is al zijn middelen in te brengen om het toegekende steunbedrag laag te houden, maar uitsluitend daartoe de middelen te gebruiken die verkregen zijn door de verkoop van activa die niet onontbeerlijk zijn om de activiteiten van de onderneming in het kader van de herstructurering voort te zetten. Deze bijdrage aan het herstructureringsplan uit de eigen middelen van de steunontvanger is noodzakelijk om te verzekeren, dat de steun overeenkomstig punt 40 van de richtsnoeren voor reddings‑ en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden beperkt blijft tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum, in samenhang met de financiële mogelijkheden van de onderneming, van haar aandeelhouders of van de groep ondernemingen waarvan zij deel uitmaakt.

    (cf. punten 266, 313)

    8. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van herstructureringssteun met de gemeenschappelijke markt is de Commissie niet verplicht de specifieke kosten van elk van de door de betrokken onderneming te nemen maatregelen te ramen. Nog afgezien van het feit dat een precieze raming van de verschillende kostenposten hoe dan ook willekeurig is omdat het gaat om toekomstige maatregelen, kan de Commissie in de uitoefening van haar ruime beoordelingsvrijheid volstaan met een globale raming.

    Derhalve mag de Commissie in principe krachtens haar ruime beoordelingsvrijheid een benaderende schatting maken van de netto-opbrengst van de in het herstructureringsplan voorziene verkoop van activa, aangezien die opbrengst moeilijk nauwkeurig kan worden geraamd.

    Indien activa die volgens dat plan moeten worden afgestoten, reeds daadwerkelijk zijn verkocht en de Commissie dus het werkelijke bedrag van de nettoverkoopopbrengst kent, mag de Commissie, met name gelet op het verbod van staatssteun, neergelegd in artikel 87, lid 1, EG, zich ter bepaling van het noodzakelijke minimum van de steun echter niet beperken tot een schatting „over de grote hoop” van de middelen waarover de betrokken onderneming beschikte.

    (cf. punten 272‑273, 278, 282‑283)

    9. De redengeving van een beschikking moet in de beschikking zelf te vinden zijn en latere toelichtingen van de Commissie kunnen, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten, niet in aanmerking worden genomen. De beschikking op zich moet dus volstaan en het kan niet zijn dat de redengeving ervan moet blijken uit schriftelijke of mondelinge toelichtingen die worden gegeven nadat tegen de beschikking al beroep bij de gemeenschapsrechter is ingesteld.

    (cf. punt 287)

    Top