Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002TO0034

    Samenvatting van de beschikking

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    1. Steunmaatregelen van de staten - Terugvordering van onwettige steun - Steun verleend in strijd met procedureregels van artikel 88 EG - Eventueel gewettigd vertrouwen bij steunontvangers - Bescherming - Voorwaarden en grenzen

    (Art. 88 EG)

    2. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Bewijslast

    (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

    3. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Beschikking van Commissie waarbij terugvordering van staatssteun wordt gelast - Nationale uitvoeringsmaatregelen - Nationale rechtsmiddelen - Invloed

    (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

    4. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Beschikking van Commissie waarbij terugvordering van staatssteun wordt gelast - Financiële schade - Daarvan uitgesloten - Aantasting van rechten van begunstigden - Draagwijdte

    (Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

    Samenvatting

    1. Gelet op het verplichte karakter van het toezicht dat de Commissie krachtens artikel 88 EG op steunmaatregelen van staten uitoefent, kunnen ondernemingen die steun ontvangen, in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van die steun hebben wanneer bij de toekenning ervan de in genoemd artikel bedoelde procedure in acht is genomen.

    Het is evenwel niet uitgesloten, dat de begunstigden van onrechtmatig toegekende steun zich tegen terugvordering kunnen verzetten met een beroep op buitengewone omstandigheden die bij hen een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun konden doen ontstaan.

    ( cf. punten 75-76 )

    2. De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding moet worden getoetst aan de vraag, of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt. Het is deze partij die moet bewijzen, dat zij niet op de uitspraak in de hoofdzaak kan wachten zonder een dergelijke schade te lijden.

    Het is niet nodig dat met volstrekte zekerheid wordt aangetoond, dat er onmiddellijk schade dreigt te ontstaan, maar vooral wanneer het intreden van de schade van een reeks factoren afhangt, volstaat het dat zij met een zekere mate van waarschijnlijkheid voorzienbaar is. De partij die om opschorting van de tenuitvoerlegging verzoekt, blijft echter gehouden de feiten te bewijzen waarop zij haar verwachting van ernstige en onherstelbare schade baseert

    ( cf. punten 85-86 )

    3. In het kader van een nationale procedure tot terugvordering van staatssteun belet niets de begunstigde van de steun om zich tot staving van een beroep tegen de uitvoeringsmaatregelen van de nationale autoriteiten te beroepen op de onwettigheid van de beschikking waarbij terugvordering van de steun wordt gelast, indien hij krachtens artikel 230 EG tegen deze beschikking is opgekomen. In dat geval behoeft de nationale rechter deze beschikking namelijk niet als onaantastbaar te beschouwen, zodat hij zijn beslissing kan aanhouden en het Hof krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag over de geldigheid ervan kan voorleggen. Ter wille van een goede rechtsbedeling kan de nationale rechter zijn beslissing ook aanhouden in afwachting van de uitspraak van het Gerecht over de grond van de zaak.

    In het kader van een procedure in kort geding dient de verzoeker dus aan te tonen dat de rechtsmiddelen van het nationale recht waarmee hij tegen de terugvordering van staatssteun kan opkomen, niet volstaan om een ernstige en onherstelbare schade te vermijden.

    ( cf. punten 90-93 )

    4. De rechtspraak volgens welke de kortgedingrechter bij een pluraliteit van verzoekers onderzoekt of het bewijs van financiële schade voor elk van hen is geleverd, ongeacht of het om natuurlijke dan wel om rechtspersonen gaat, berust op de verplichting van de kortgedingrechter om in het geval van financiële schade de bijzondere omstandigheden van elk geval te onderzoeken. In het bijzonder in zaken betreffende de terugvordering van staatssteun van de begunstigden is een inbreuk op de rechten van hen die als begunstigden van met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde staatssteun worden beschouwd, inherent aan elke beschikking van de Commissie waarbij terugvordering van dergelijke steun wordt gelast, en kan deze niet worden geacht op zich ernstige en onherstelbare schade te berokkenen, los van een concrete beoordeling van de ernst en het onherroepelijke karakter van de in elk betrokken geval gestelde specifieke inbreuk.

    ( cf. punt 97 )

    Top