Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62002CJ0159

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen – Verbod door gerecht van verdragsluitende staat aan procespartij opgelegd om bij gerecht van andere lidstaat rechtsvordering in te stellen of voort te zetten – Ontoelaatbaarheid – Onverenigbaarheid met aan Executieverdrag ten grondslag liggend beginsel van wederzijds vertrouwen

    (Executieverdrag van 27 september 1968)

    Samenvatting

    Het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 9 oktober 1978 inzake de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag van 25 oktober 1982 inzake de toetreding van de Helleense Republiek en het Verdrag van 26 mei 1989 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een gerecht van een verdragsluitende staat een partij in een bij hem aanhangige procedure verbod oplegt een rechtsvordering in te stellen of voort te zetten bij een gerecht van een andere verdragsluitende staat, zelfs indien deze partij te kwader trouw handelt om de reeds aanhangige procedure te belemmeren.

    Een dergelijk verbod vormt namelijk een inmenging in de rechtsmacht van het buitenlandse gerecht, die op zich onverenigbaar is met het stelsel van het Executieverdrag. Deze inmenging kan niet worden gerechtvaardigd met het argument dat zij slechts onrechtstreeks is en tot doel heeft, misbruik van procedure door de betrokken partij te verhinderen. De vaststelling dat deze gedraging een misbruik vormt, houdt namelijk een beoordeling in van de relevantie van het instellen van een vordering voor een gerecht van een andere lidstaat. Een dergelijke beoordeling is in strijd met het beginsel van wederzijds vertrouwen dat aan het Executieverdrag ten grondslag ligt en dat, behoudens bijzondere omstandigheden, die beperkt blijven tot de fase van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen, de rechter verbiedt om de rechtsmacht van een rechter van een andere verdragsluitende staat te toetsen.

    (cf. punten 26‑28, 31 en dictum)

    Top