Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CJ0352

    Samenvatting van het arrest

    Trefwoorden
    Samenvatting

    Trefwoorden

    Gemeenschappelijk douanetarief - Communautaire tariefcontingenten - Invoercontingenten voor rijst, na toetreding van nieuwe lidstaten geopend ter compensatie van verhoging van bepaalde rechten - Verordening nr. 1522/96 - Wettigheid in licht van relevante GATT-regels alsmede van evenredigheidsbeginsel en motiveringsplicht - Misbruik van bevoegdheid - Geen

    (Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, art. XXIV, lid 6; memorandum van overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XXIV, punten 5 e.v.; verordening nr. 1522/96 van de Raad, art. 3, 4 en 9)

    Samenvatting

    In het kader van verordening nr. 1522/96 betreffende bepaalde tariefcontingenten voor rijst en breukrijst, die is vastgesteld krachtens de overeenkomsten die met Australië en Thailand zijn gesloten na de op basis van artikel XXIV, lid 6, van het GATT gevoerde onderhandelingen, bepalen de artikelen 3 en 4, dat de invoercertificaten alleen worden afgegeven aan de marktdeelnemers die houder zijn van een uitvoercertificaat van het land van oorsprong, terwijl artikel 9 de criteria voor interventie bepaalt bij gevaar voor de communautaire rijstsector, door met name een kwantitatieve drempel voor bepaalde producten vast te stellen. Gelet op het feit dat de Gemeenschap met de vaststelling van deze regeling uitvoering heeft willen geven aan een in het kader van het GATT aangegane bijzondere verplichting, namelijk met de betrokken derde landen over en weer bevredigende compenserende regelingen overeenkomen om rekening te houden met de verhoging van bepaalde douanerechten ten gevolge van de toepassing door de nieuwe lidstaten van het gemeenschappelijk douanetarief, moet deze verplichting als nagekomen worden beschouwd en kan zij dus niet als basis dienen om de wettigheid van de verordening te toetsen, zodra de Gemeenschap en de derde landen voormelde overeenkomsten hebben gesloten.

    Voorts kan het beheersstelsel van de artikelen 3 en 4 of de interventieregeling van artikel 9 van de verordening niet als een schending van het evenredigheidsbeginsel worden beschouwd en evenmin vertoont de interventieregeling een motiveringsgebrek of levert zij misbruik van bevoegdheid op.

    Top