EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008F0909

EU-systeem voor wederzijdse erkenning – gevangenisstraffen en gevangenenoverdracht

EU-systeem voor wederzijdse erkenning – gevangenisstraffen en gevangenenoverdracht

SAMENVATTING VAN:

Kaderbesluit 2008/909/JBZ – toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie

SAMENVATTING

Met dit kaderbesluit wordt getracht de toepassing van het beginsel voor wederzijdse erkenning uit te breiden waarbij EU-landen overeenkomen om elkaars wetten of beslissingen met betrekking tot vonnissen in strafrechtelijke beslissingen waarbij gevangenisstraf wordt opgelegd te erkennen.

WAT DOET DIT KADERBESLUIT?

Hierin wordt beschreven hoe EU-landen elkaars vonnissen met betrekking tot strafrechtelijke beslissingen erkennen en opleggen. Dit moet veroordeelden helpen beter in de maatschappij te re-integreren.

Hierdoor kan een EU-land een gevangenisstraf toepassen die door een ander EU-land werd opgelegd tegen iemand die op haar grondgebied woont.

Het stelt een systeem op om veroordeelde gevangenen over te brengen naar het EU-land waar zij onderdaan van zijn (of waar zij normaal wonen) of naar een ander EU-land waarmee zij nauwe banden hebben zodat zij hun gevangenisstraf daar kunnen uitzitten.

BELANGRIJKSTE ELEMENTEN

De procedure is gebaseerd op de volgende principes:

  • Een vonnis met een certificaat wordt door de bevoegde autoriteit van het beslissingsland rechtstreeks overgebracht aan het land dat het vonnis ten uitvoer legt.
  • De overbrenging is afhankelijk van de toestemming van de veroordeelde maar kan onder bepaalde omstandigheden ook zonder deze toestemming gedaan worden. In alle gevallen moet de veroordeelde de kans krijgen zijn/haar mening te geven wanneer hij/zij nog in het beslissingsland is.
  • Het tenuitvoerleggingsland moet terstond maatregelen nemen om de straf ten uitvoer te leggen. Wanneer een vonnis aangepast wordt, moet het echter zo nauw mogelijk aansluiten bij het oorspronkelijke vonnis en mag het nooit strenger zijn.
  • De tenuitvoerlegging van de sanctie wordt beheerst door het recht van het tenuitvoerleggingsland, net als de gronden voor vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling (wanneer de persoon voorwaarden moet respecteren zoals niet naar een bepaald gebied gaan).
  • In het besluit staat een lijst van ernstige misdrijven die in het beslissingsland strafbaar zijn met ten minste drie jaar gevangenis waar vonnissen voor erkend en ten uitvoer gelegd zijn en waarvoor er geen noodzaak is om te onderzoeken of er sprake is van dubbele strafbaarheid (d.w.z. wanneer een misdaad zowel uit hoofde van de wet van het beslissingsland als die van het tenuitvoerleggingsland bestaat).
  • Het tenuitvoerleggingsland moet in de meeste gevallen binnen 90 dagen na ontvangst van het vonnis en het certificaat beslissen of het vonnis erkend wordt en of de straf opgelegd wordt. In het besluit staat een beperkte lijst van gronden op basis waarvan een land de erkenning van een vonnis en het tenuitvoerleggen van een straf mag weigeren.

In het verslag van 2014 van de Europese Commissie betreffende de uitvoering van de Kaderbesluiten 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ staat dat de uitvoering van deze drie wetten ondanks de inspanningen tot nu toe van sommige EU-landen onbevredigend is. EU-landen die de besluiten nog niet hebben uitgevoerd worden erin opgeroepen dit onmiddellijk te doen.

WANNEER TREEDT DIT KADERBESLUIT IN WERKING?

Dit besluit is op 5 december 2008 in werking getreden. EU-landen moesten het voor 5 december 2011 in hun nationale wetgeving opnemen.

ACHTERGROND

Jaarlijks worden er duizenden EU-burgers vervolgd voor vermeende strafbare feiten of veroordeeld in een ander EU-land dan hun eigen land. Wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen vormt de hoeksteen voor justitiële samenwerking in stafzaken binnen de EU.

BESLUIT

Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327, 5.12.2008, blz. 27–46).

GERELATEERDE BESLUITEN

Kaderbesluit 2008/947/JBZ van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (PB L 337, 16.12.2008, blz. 102–122)

Kaderbesluit 2009/829/JBZ van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294, 11.11.2009, blz. 20–40)

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering door de lidstaten van de Kaderbesluiten 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ inzake de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen betreffende vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen, inzake proeftijdbeslissingen en alternatieve straffen en inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (COM(2014) 57 final van 5.2.2014).

Werkdocument van de Commissiediensten — Tabellen „Stand van zaken” en „Verklaringen” bij het document: verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering door de lidstaten van de Kaderbesluiten 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ en 2009/829/JBZ inzake de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen betreffende vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen, inzake proeftijdbeslissingen en alternatieve straffen en inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis — Bijlage bij het verslag (SWD(2014) 34 final van 5.2.2014).

Besluit 2014/858/EU van de Commissie van 1 december 2014 betreffende de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de wens deel te nemen aan de handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld en die geen deel uitmaken van het Schengacquis (PB L 345, 1.12.2014, blz. 6–9)

Laatste bijwerking 17.10.2015

Naar boven