EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021BP1654

Resolutie (EU) 2021/1654 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2019

OJ L 340, 24.9.2021, p. 436–439 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2021/1654/oj

24.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/436


RESOLUTIE (EU) 2021/1654 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 29 april 2021

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2019

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken voor het begrotingsjaar 2019,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0068/2021),

A.

overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (“het Bureau”) voor het begrotingsjaar 2019 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1)102 936 916,68 EUR bedroeg, een toename van 5,40 % ten opzichte van 2018; overwegende dat de begroting van het Bureau voornamelijk wordt gefinancierd uit de begroting van de Unie;

B.

overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Bureau betreffende het begrotingsjaar 2019 (“het verslag van de Rekenkamer”) verklaart dat zij redelijke zekerheid heeft verkregen dat de jaarrekening van het Bureau betrouwbaar is, en dat zij voldoende controle-informatie heeft verkregen over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen; overwegende dat de Rekenkamer echter een oordeel met beperking heeft afgegeven in verband met haar bevindingen ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen voor de begrotingsjaren 2016, 2017 en 2018; overwegende dat bij de controle van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2019 nog een fout en daarmee verband houdende betalingen zijn vastgesteld; overwegende dat de Rekenkamer van oordeel is dat de onderliggende betalingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2019 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn, behoudens de gevolgen van de begrotingsjaren 2016, 2017 en 2018 en de betalingen die verband houden met de bevinding van 2019;

Follow-up van het kwijtingsverslag voor 2018

1.

is ingenomen met de benoeming van een nieuwe uitvoerend directeur op 16 juni 2019; is ingenomen met het gedetailleerde follow-upverslag van het Bureau over de opmerkingen van het Parlement over het begrotingsjaar 2019, met name de stappen die op het gebied van aanbestedingen zijn gezet met de succesvolle sluiting van raamovereenkomst voor uitzendkrachten in Italië, die in 2019 is gegund, en de volledige naleving van de aanbestedingsregels van de Unie; neemt kennis van de corrigerende maatregelen die zijn genomen om de bestuursstructuur te verbeteren en de transparantie en de reputatie van het Bureau te herstellen;

2.

stelt met tevredenheid vast dat het Bureau in 2019 verdere stappen heeft gezet in de richting van een volledig doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem dat controleomgevingen, risicobeheer, controleactiviteiten, informatie- en communicatie- en monitoringactiviteiten aanpakt; is ingenomen met de conclusie van de zelfevaluatie op het gebied van interne controle dat de algemene status van de internecontrolesystemen in 2019 aanzienlijk is verbeterd ten opzichte van 2018;

Uitkomst van het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)

3.

neemt er nota van dat het Bureau, na eind 2018 een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding te hebben ontvangen, dat uitgebreid aan bod is gekomen in het kwijtingsverslag voor 2018, drie tuchtprocedures heeft ingeleid, die momenteel nog lopen; verzoekt het Bureau aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over het resultaat van die tuchtprocedures zodra ze zijn afgerond;

Financieel en begrotingsbeheer

4.

stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2019 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 95,22 %, ongeveer hetzelfde als in 2018 (95,02 %); stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 89,86 % bedroeg, een stijging van 1,78 % ten opzichte van het voorgaande jaar (88,08 %);

5.

herinnert eraan dat de aanbestedingsprocedures van het Bureau voor uitzendkrachten in Griekenland en voor de gehuurde kantoren van het Bureau op Lesbos volgens het verslag van de Rekenkamer over de begrotingsjaren 2016 en 2017 onregelmatig zijn; herinnert eraan dat de Rekenkamer in haar verslag over het begrotingsjaar 2018 tot de conclusie is gekomen dat de aanbestedingsprocedures van het Bureau voor uitzendkrachten in Italië onregelmatig waren, hoewel voor die contracten nog geen betalingen waren verricht; stelt met bezorgdheid vast dat het, volgens het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2019, bij de procedures van het Bureau voor het selecteren en inhuren van externe deskundigen systematisch ontbrak aan een adequaat auditspoor, waardoor er geen bewijs was dat het Bureau bij zijn selectieprocedures de deskundigen gelijk had behandeld; neemt nota van dat de onderliggende betalingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2019 afgesloten begrotingsjaar volgens de Rekenkamer op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn, behoudens de gevolgen van het oordeel met beperking over de wettigheid en regelmatigheid van de betalingen voor de begrotingsjaren 2016, 2017 en 2018, ten bedrage van 13 868 576 EUR, en de in 2019 vastgestelde fout ten bedrage van 111 304 EUR; betreurt dat de betalingen van het Bureau aan uitzendkrachten in Italië en Griekenland volgens de conclusies van de Rekenkamer onregelmatig waren; is verheugd dat het Bureau in 2019 corrigerende maatregelen heeft genomen om deze onregelmatigheden aan te pakken;

6.

herinnert aan het belang van het Bureau voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en benadrukt dat het Bureau op positieve wijze bijdraagt tot een coherentere behandeling van asielaanvragen en nauwere praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied in Europa, de lidstaten bijstaat bij het nakomen van hun verplichtingen in verband met het beschermen van mensen in nood en als expertisecentrum inzake asiel fungeert; herinnert eraan dat in 2019 in de EU+-landen ongeveer 17 700 verzoeken om internationale bescherming zijn ingediend door niet-begeleide minderjarigen; benadrukt dat het belangrijk is te voorzien in een specifiek opvangsysteem voor minderjarigen dat hun positie beschermt;

7.

is ingenomen met het feit dat het Bureau sinds 2018 gevolg heeft gegeven aan alle opmerkingen van de Rekenkamer en dat de Rekenkamer in haar verslag heeft erkend dat er van de 61 maatregelen in het actieplan 30 waren afgerond en er 31 de status “loopt nog” hadden; benadrukt dat een eerlijke en menselijke behandeling van asielaanvragen een prioriteit van de Unie is; neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer in 2019 dat de begroting van het Bureau geen reserve voor onvoorziene uitgaven omvatte om in onvoorziene, dringende operationele behoeften te voorzien; is in dit verband ingenomen met de onlangs gecreëerde begrotingspost om reserves voor onvoorziene uitgaven toe te wijzen die nodig zijn ter dekking van uitgaven die voortvloeien uit onvoorziene en dringende operationele activiteiten ter ondersteuning van lidstaten;

Prestaties

8.

stelt met spijt vast dat het Bureau in 2019 in totaal 9 871 betalingen heeft verricht, waarvan er 1 312 (13,29 %) te laat waren; stelt vast dat voor 46 facturen rente ten belope van 25 652,34 EUR is betaald; stelt vast dat er in november en december 2019 sprake was van verbetering wat de tijdige betaling van facturen betreft; moedigt het Bureau aan om zijn prestaties op dit gebied te handhaven en te verbeteren en hierover verslag te blijven uitbrengen in zijn jaarlijks activiteitenverslag;

9.

neemt met waardering kennis van de vooruitgang die het Bureau in 2019 heeft geboekt bij de uitvoering van zijn jaarlijks werkprogramma; merkt op dat het Bureau met succes 82 % van de 347 vooraf vastgestelde jaarlijkse streefcijfers heeft gehaald, waarmee het voor 43 % van de kernprestatie-indicatoren (KPI’s) de verwachtingen overtrof, voor 31 % van de KPI’s naar verwachting presteerde, voor 8 % van de KPI’s bijna de doelstelling haalde, en voor 8 % van de KPI’s de doelstellingen niet haalde;

10.

merkt op dat de raad van bestuur op 7 juni 2019 aanvullende indicatoren heeft vastgesteld, die vervolgens op 18 februari 2020 zijn gewijzigd, waarin wordt opgeroepen om driemaandelijks verslag uit te brengen aan de raad van bestuur op de volgende gebieden: uitvoering van het werkprogramma van het Bureau, begroting en financiën, personele middelen, personeelswerving, interne controles en aanbestedingen;

Personeelsbeleid

11.

stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2019 voor 75,35 % was ingevuld, aangezien 214 tijdelijke functionarissen waren aangesteld van de 284 tijdelijke functionarissen die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (tegenover 214 toegestane posten in 2018); stelt vast dat in 2019 bovendien 72 contractanten en 9 gedetacheerde nationale deskundigen voor het Bureau werkten; stelt met voldoening vast dat er volgens het wervingsplan van het Bureau in 2020 500 personeelsleden in dienst zullen zijn; wijst erop dat het Bureau niet in staat zou zijn om de lidstaten kritieke ondersteuning op het gebied van hun asielstelsels te bieden zonder opnieuw gebruik te maken van tijdelijke functionarissen en gedetacheerde nationale deskundigen uit de lidstaten; neemt nota van het voorstel van het Bureau om voor asielzaken een reservepool van 500 deskundigen uit de lidstaten aan te leggen; verzoekt de lidstaten en de Commissie deze kwestie dringend te beoordelen en aan te pakken, zodat het Bureau zijn mandaat volledig kan uitvoeren; is ingenomen met het feit dat de aanwervingssituatie aanzienlijk is verbeterd; benadrukt dat het Bureau vooruitgang moet blijven boeken op het gebied van aanwerving; verzoekt het Bureau aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de stand van zaken in dit verband;

12.

betreurt het dat het Bureau nog steeds afhankelijk is van uitzendkrachten om het gebrek aan ingezette nationale deskundigen te compenseren; vraagt de lidstaten hun verplichtingen ten aanzien van nationale deskundigen na te komen, aangezien het Bureau zo niet genoodzaakt is een beroep te doen op externe contractanten;

13.

moedigt het Bureau ertoe aan verder te werken aan een kader voor personeelsbeleid voor de lange termijn dat gericht is op het evenwicht tussen werk en privéleven, levenslange begeleiding en loopbaanontwikkeling, genderevenwicht, telewerk, geografisch evenwicht en de aanwerving en integratie van mensen met een beperking;

14.

stelt met bezorgdheid vast dat het hoger management in 2019 bestond uit acht mannen en drie vrouwen; stelt tevreden vast dat in de raad van bestuur een goed genderevenwicht is bereikt (16 mannen en 16 vrouwen); vraagt het Bureau om in de toekomst voor genderevenwicht bij het hoger management en het personeel te zorgen;

15.

merkt op dat het Bureau in 2019 beleidsmaatregelen heeft vastgesteld ter bescherming van de persoonlijke waardigheid en ter voorkoming van intimidatie;

16.

neemt kennis van het antwoord van het Bureau dat in 2019 81 % van de posten bezet was (een stijging van 7 % ten opzichte van 2018), en dat het personeelsverloop is gedaald van 10 % in 2018 tot 7 % in 2019;

17.

neemt nota van de bij het Hof van Justitie aanhangige zaak (C-948/19, Manpower Lit.) met betrekking tot het inzetten van uitzendkrachten, waarin verschillende vragen over de toepassing van Richtlijn 2008/104/EG (2) op agentschappen van de Unie aan de orde zijn;

Aanbestedingen

18.

is verheugd dat de standaardwerkwijzen van het Bureau inzake aanbestedingsregels en contractbeheer op 15 februari 2019 zijn goedgekeurd en dat er stappen zijn ondernomen op het gebied van opleiding en communicatie met de plaatselijke kantoren over aanbestedingskwesties;

Preventie van en omgang met belangenconflicten, ethiek en transparantie

19.

neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat de naleving door het Bureau van de doelstelling van een personeelsinkrimping met 5 % heeft geleid tot tekorten op het gebied van IT-diensten in Griekenland en Italië om de timing en duur van relevante contracten te voorspellen; is ingenomen met het feit dat het Bureau zijn contractmodellen heeft geherformuleerd teneinde hierin een lijst van de in het kader van het contract te leveren prestaties op te nemen; vraagt het Bureau oplettend te zijn en ervoor te zorgen dat er geen dubbelzinnigheid of misvatting bestaat over een uitzendrelatie of een arbeidsrelatie tussen het Bureau en ICT-consultants;

20.

neemt kennis van het antwoord van het Bureau aan de kwijtingsautoriteit over de belangenverklaring, waarin staat dat alle personeelsleden bij indiensttreding een belangenverklaring ondertekenen; constateert dat de belangenverklaringen en cv’s van alle leden van de raad van bestuur en van de uitvoerend directeur op de website van het Bureau zijn gepubliceerd; roept het Bureau op ook de belangenverklaringen en cv’s van de overige leden van het hoger management dringend en onverwijld op zijn website te publiceren, en aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de in dat verband genomen maatregelen; benadrukt dat dergelijke verklaringen onafhankelijk moeten worden opgesteld en niet uitsluitend gebaseerd mogen zijn op eigen verklaringen;

21.

is verheugd dat het beleid van het Bureau inzake de preventie van en omgang met belangenconflicten is herzien op basis van de recentste richtsnoeren van de Commissie; beveelt aan om dit beleid te integreren in alle activiteiten van het Bureau, zoals opleiding, aanbesteding en aanwerving van personeel;

22.

benadrukt dat het huidige ethische kader dat van toepassing is op de instellingen en agentschappen van de Unie, aanzienlijke tekortkomingen vertoont, die te wijten zijn aan de fragmentatie ervan en het gebrek aan coördinatie tussen bestaande bepalingen; benadrukt dat die problemen moeten worden aangepakt door een gemeenschappelijk ethisch kader op te zetten waarmee de toepassing van strenge ethische normen binnen alle instellingen en agentschappen van de Unie wordt gewaarborgd;

23.

onderstreept dat bepaalde functionarissen verklaringen inzake afwezigheid van belangenconflicten invullen en zelf beoordelen of zij de ethische normen naleven; benadrukt echter dat dergelijke eigen verklaringen en zelfbeoordelingen niet volstaan en dat bijgevolg nader onderzoek nodig is;

24.

stelt met waardering vast dat de ethische en integriteitsprocessen zijn versterkt, met inbegrip van bewustmakingsmaatregelen; verneemt met instemming dat de raad van bestuur maatregelen ter bescherming van de persoonlijke waardigheid en ter voorkoming van psychologische en seksuele intimidatie heeft ingevoerd, evenals een procedure voor de benoeming van vertrouwenspersonen, en een ethisch correspondent heeft benoemd in het humanresourcesteam; verzoekt het Bureau aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering en doeltreffendheid van die maatregelen;

25.

is ingenomen met de goedkeuring van richtsnoeren inzake klokkenluiders bij het besluit van de raad van bestuur van 20 september 2019 en merkt op dat het humanresourcesteam het personeel per e-mail van deze ontwikkelingen in kennis heeft gesteld; verzoekt het Bureau aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering en doeltreffendheid van die maatregel;

Internebeheersingsmaatregelen

26.

is verheugd dat het Bureau, zoals de Rekenkamer opmerkt, opnieuw een interne juridische dienst heeft opgezet, een hoofdadviseur juridische zaken heeft aangeworven, en voornemens is deze functie verder te versterken, zijn eerste ex-postcontroleur heeft aangeworven en een nieuwe dienst voor interne controle en controle achteraf heeft opgericht; neemt er nota van dat de oprichting van een interne auditcapaciteit nog steeds wordt overwogen, in afwachting van de uitvoering van een kosteneffectiviteitsanalyse;

27.

is ingenomen met het besluit van de uitvoerend directeur van 30 september 2019 betreffende de identificatie en het beheer van gevoelige functies binnen het Bureau; verzoekt het Bureau risicobeperkende controles te documenteren wanneer uitzonderingen op de lijst nodig zijn;

28.

neemt met betrekking tot de uitdagingen als gevolg van het feit dat het Bureau vestigingen op meerdere locaties heeft, nota van de inspanningen van het Bureau om de toepasselijke regels na te leven wanneer het huurcontracten voor kantoren sluit; neemt er nota van dat het Bureau naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 een beleid zal hebben voor het beheer van gebouwen en aanverwante diensten; verzoekt het Bureau een evenwicht te blijven vinden tussen de operationele behoeften en de noodzaak om de toepasselijke regels na te leven;

Overige opmerkingen

29.

neemt er nota van dat de raad van bestuur van het Bureau op 26 november 2019 een nieuw organigram heeft goedgekeurd; neemt nota van de versterking van de bestuursstructuren van het Bureau, met inbegrip van de verantwoordelijkheden van het uitvoerend bureau; benadrukt het belang van een verdere versterking van de aanbestedingsfunctie, aangezien de Rekenkamer onregelmatige procedures en daarmee verband houdende betalingen blijft vaststellen; neemt kennis van het antwoord van het Bureau op de bevinding van de Rekenkamer en de maatregelen die het Bureau heeft genomen om herhaling van die fouten te voorkomen;

30.

wijst op berichten in de media dat het Bureau illegaal persoonsgegevens over migranten heeft verzameld, zonder de personen op wie die gegevensverzameling betrekking had, daarvan op de hoogte te brengen (3); neemt kennis van de brief van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) aan het Bureau over het monitoren van sociale media, waarin hij concludeerde dat de activiteiten van het Bureau op dat gebied in strijd waren met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) (4); is verheugd dat het Bureau naar aanleiding van de brief van de EDPS heeft besloten zijn monitoring van sociale media voor onbepaalde tijd stop te zetten;

31.

benadrukt dat het belangrijk is het Bureau verder te digitaliseren wat interne activiteiten en managementprocedures betreft; benadrukt dat het Bureau wat dit aspect betreft proactief moet blijven, teneinde een digitale kloof tussen de agentschappen van de Unie tot elke prijs te vermijden; wijst er evenwel op dat alle noodzakelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen om risico’s voor de onlineveiligheid van de verwerkte informatie te voorkomen;

32.

moedigt het Bureau aan om zijn werkzaamheden en activiteiten te blijven promoten om meer zichtbaarheid te krijgen bij het publiek;

33.

verzoekt het Bureau de samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken met andere Europese agentschappen verder uit te bouwen, teneinde de efficiëntie (personeelsbeleid, gebouwenbeheer, IT-diensten en veiligheid) te vergroten;

34.

verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 29 april 2021 (5) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

(1)  PB C 391 van 18.11.2019, blz. 41.

(2)  Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 9).

(3)  https://euobserver.com/investigations/146856

(4)  https://edps.europa.eu/sites/default/files/publication/19-11-12_reply_easo_ssm_final_reply_en.pdf

(5)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0215.


Top