EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020BP2045

Resolutie (EU) 2020/2045 van het Europees Parlement van 20 oktober 2020 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling II — Europese Raad en Raad

OJ L 420, 14.12.2020, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2020/2045/oj

14.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 420/14


RESOLUTIE (EU) 2020/2045 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 20 oktober 2020

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling II — Europese Raad en Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling II — Europese Raad en Raad,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0189/2020),

A.

overwegende dat de Europese Raad en de Raad, als instellingen van de Unie, een democratische verantwoordingsplicht hebben tegenover alle burgers van de Unie voor de middelen die hun voor de uitoefening van hun functie zijn toevertrouwd;

B.

overwegende dat het Parlement van alle EU-instellingen het enige rechtstreeks verkozen orgaan is, met de verantwoordelijkheid kwijting te verlenen voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

C.

overwegende dat een open en transparante kwijtingsprocedure nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen, de noodzakelijke strijd tegen fraude te voeren, en transparantie en democratische verantwoordingsplicht te garanderen tegenover de burgers van de Unie, waarbij elke instelling van de Unie verantwoordelijk is voor de begroting die zij uitvoert;

1.

beklemtoont dat de Raad al tien opeenvolgende jaren weigert aan de kwijtingsprocedure deel te nemen en daarmee het Parlement heeft gedwongen geen kwijting te verlenen; stelt vast dat het kwijtingsbesluit voor 2018 in mei 2020 is uitgesteld, precies zoals in de voorgaande jaren;

2.

beklemtoont dat deze gang van zaken voor geen van beide instellingen houdbaar is: voor de Raad niet omdat er sinds 2009 geen positief besluit over de uitvoering van zijn begroting is genomen, en voor het Parlement niet omdat dit getuigt van een gebrek aan eerbied voor de rol van het Parlement als kwijtingsautoriteit en als instelling die de transparantie van en democratische verantwoordingsplicht met betrekking tot de begroting van de Unie moet waarborgen;

3.

stelt dat deze situatie schadelijk is voor het publieke vertrouwen in het financieel beheer van de instellingen van de Unie; beschouwt voortzetting van de huidige situatie als schadelijk voor de verantwoordingsplicht van de Unie en haar instellingen;

4.

wijst erop dat, overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Financieel reglement, het Parlement de enige kwijtingsautoriteit van de Unie is, zij het met volledige onderkenning van de rol van de Raad als een instelling die aanbevelingen over de kwijtingsprocedure formuleert; verzoekt de Raad in dit kader kwijtingsaanbevelingen te doen met betrekking tot de andere instellingen van de Unie;

5.

herinnert eraan dat, overeenkomstig het VWEU, de instellingen over administratieve autonomie beschikken, hun uitgaven in afzonderlijke onderdelen van de begroting opgenomen zijn, en individueel verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun respectieve begrotingen;

6.

herinnert eraan dat het Parlement kwijting verleent aan alle instellingen en organen van de Unie, op basis van de voorlegging van technische documenten en antwoorden op parlementaire vragen en hoorzittingen; betreurt het dat het Parlement herhaaldelijk problemen ondervindt bij het krijgen van antwoorden van de Raad vanwege een gebrek aan medewerking, hetgeen erin heeft geresulteerd dat al meer dan tien jaar geen kwijting is verleend;

7.

herinnert eraan dat goede controle van de uitvoering van de begroting van de Unie alleen mogelijk is met loyale samenwerking tussen de instellingen; herinnert aan de wens van het Parlement onderhandelingen te starten met de Raad, teneinde een voor beide partijen bevredigend akkoord te bereiken en de huidige impasse eindelijk te doorbreken;

8.

wijst met klem op de brief van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement d.d. 25 mei 2020 aan de secretaris-generaal van de Raad, waarin erop wordt gewezen dat de Commissie begrotingscontrole van het Parlement van de Conferentie van voorzitters van het Parlement het mandaat heeft gekregen om onderhandelingen te heropenen met de Raad over de kwijtingsprocedure;

9.

deelt mee dat het onderhandelingsteam van het Parlement bestaat uit de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement, mevrouw Monika Hohlmeier, de rapporteur voor de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad 2018, de heer Tomas Zdechovsky, en de eerste ondervoorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement, mevrouw Isabel García Muñoz;

10.

deelt mee dat een door het onderhandelingsteam van het Parlement op 20 februari 2020 voorgestelde geactualiseerde versie van het “non-paper” over de samenwerking tussen het Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse kwijtingsprocedure als bijlage bij de in punt 8 genoemde brief gevoegd is; merkt op dat het Parlement het “non-paper” als uitgangspunt voor de onderhandelingen beschouwt;

11.

deelt mee dat het “non-paper” de respectieve, maar verschillende rollen van beide instellingen in de kwijtingsprocedure erkent, door te concluderen dat het Parlement en de Raad een vergelijkbare feitelijke basis nodig hebben voor het formuleren van een aanbeveling (Raad) of het nemen van een besluit (Parlement);

12.

licht toe dat de Raad in de in punt 8 genoemde letter gevraagd wordt een geschikte datum voor te stellen voor het starten van onderhandelingen; deelt mee dat de positieve trend van dit proces onderbroken is door de COVID-19-pandemie;

13.

wijst erop dat het Parlement aan zijn standpunten blijft vasthouden zolang partijen niet onderhandelen en dat onderhandelingen tussen de partijen een voorwaarde zijn om tot een oplossing van deze kwestie te komen;

14.

is van oordeel dat de Europese Raad en de Raad gescheiden begrotingen moeten hebben, teneinde bij te dragen tot meer transparantie, controleerbaarheid en doelmatigheid met betrekking tot de uitgaven van beide instellingen, zoals het Parlement de voorbije jaren in veel van zijn kwijtingsresoluties heeft aanbevolen;

15.

is van oordeel dat de gecombineerde inspanningen voor het bereiken van een interinstitutioneel akkoord over een verplicht transparantieregister voor lobbyisten in machineleesbaar formaat noodzakelijk zijn voor het vergroten van de openheid van het besluitvormingsproces van de Unie en van de verantwoordingsplicht van de instellingen van de Unie; spreekt eens te meer zijn grote teleurstelling uit over het feit dat de Raad zich niet bij het transparantieregister heeft aangesloten; roept de Raad op de gesprekken met het Parlement, dat besloot de onderhandelingen in maart 2020 te hervatten, en de Commissie over de oprichting van een gezamenlijk register voort te zetten, teneinde het voor lobbyisten de facto verplicht te maken zich te registreren indien zij ontmoetingen wensen met besluitvormers van de Unie; verzoekt alle voorzitterschapsteams nogmaals om het goede voorbeeld te geven door ontmoetingen met niet-geregistreerde lobbyisten te weigeren;

16.

is ingenomen met de positieve reactie van de Raad op de aanbeveling van de Europese Ombudsman in zaak 1069/2019/MIG betreffende sponsoring van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie; neemt kennis van het feit dat het secretariaat-generaal van de Raad op 29 juni 2020 ontwerprichtsnoeren aan de delegaties van de lidstaten heeft verzonden; wijst er nogmaals op dat daadwerkelijke of als zodanig beschouwde belangenconflicten de reputatie van de Raad en de Unie in haar geheel kunnen schaden; verzoekt de Raad na te denken over het niet-bindende karakter van de richtsnoeren; dringt er bij de Raad op aan om onverwijld een follow-up aan deze kwestie te geven;

17.

beklemtoont dat het belangrijk is de burgers in staat te stellen het wetgevingsproces van de Unie gemakkelijk te volgen; roept de Raad er eens te meer toe op zijn werkmethoden op één lijn te brengen met de normen van een parlementaire democratie, zoals vereist krachtens de Verdragen; roept de Raad ertoe op invulling te geven aan alle aanbevelingen in het besluit van de Europese Ombudsman naar aanleiding van strategisch onderzoek OI/2/2017/TE inzake de transparantie van het wetgevingsproces in de Raad; herinnert eraan dat het Parlement de Europese Ombudsman met klem heeft verzocht voor follow-up van haar onderzoek te zorgen;

18.

dringt er bij de Raad op aan om meer inspanningen te verrichten om de transparantie te verbeteren, onder meer door wetgevingsdocumenten van de Raad, met inbegrip van notulen van vergaderingen van werkgroepen en trialogen, en andere belangrijke werkdocumenten, in overeenstemming met de aanbevelingen van de Europese Ombudsman openbaar te maken; verwelkomt de verbeteringen aan de website van de Raad, in het bijzonder in verband met transparantie en de toegang tot documenten; verwelkomt de duidelijke hoofdstukken over wetgevingstransparantie, de agenda’s en het vergaderrooster en notulen en stemlijsten van de Raad; onderkent dat de Raad werkt aan het bevorderen van een cultuur van transparantie;

19.

wijst nogmaals op zijn diepe bezorgdheid over het feit dat lidstaten die het voorzitterschap van de Unie bekleden worden gesponsord door ondernemingen en deelt de bezorgdheid hierover die leeft onder de burgers van de Unie en leden van het Parlement; maakt zich grote zorgen over de reputatieschade die door deze praktijk zou kunnen ontstaan, alsmede over het mogelijke verlies van vertrouwen van de burgers in de Unie en haar instellingen, met name de Raad; beveelt de Raad verder met klem aan te overwegen om de voorzitterschappen in de begroting op te nemen, verzoekt de Raad de hier uitgesproken bezorgdheid over te brengen aan de lidstaten, met name aan het huidige voorzitterschapstrio, en verzoekt het huidige voorzitterschapstrio deze aanbevelingen serieus in overweging te nemen en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement;

20.

geeft nogmaals uiting aan zijn diepe bezorgdheid over vermeende belangenconflicten bij een aantal vertegenwoordigers van lidstaten die betrokken zijn bij de beleidsvorming en besluitvorming met betrekking tot de begroting; verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers van de lidstaten die persoonlijk profiteren van subsidies van de Unie, niet deelnemen aan de onderhandelingen en stemmingen over het beleid en de begroting ter zake.


Top