EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D1614

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1614 van de Commissie van 26 september 2019 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6819)

C/2019/6819

OJ L 250, 30.9.2019, p. 85–90 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2019/1614/oj

30.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 250/85


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1614 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2019

tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6819)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 12 van bijlage III, deel A, bij deze richtlijn, schrijven de lidstaten voor dat andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit Libanon niet in de Unie mogen worden binnengebracht. Krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn kunnen de lidstaten echter afwijken van deze bepaling indien er geen risico is op de verspreiding van schadelijke organismen.

(2)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 25.2 van bijlage IV, deel A, rubriek I bij die richtlijn, schrijven de lidstaten voor dat aardappelen slechts in de Unie mogen worden binnengebracht indien zij van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., hierna “het nader omschreven organisme” genoemd, of die zich houden aan bepalingen die als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van dat organisme. Libanon voldoet aan geen van beide voorwaarden. Krachtens artikel 15, lid 1, van die richtlijn kunnen de lidstaten echter afwijken van deze bepaling indien er geen risico is op de verspreiding van schadelijke organismen.

(3)

Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie (2) tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG is verstreken op 31 oktober 2018.

(4)

Libanon heeft nieuwe informatie verstrekt om aan te tonen dat andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa onder adequate fytosanitaire omstandigheden worden geteeld om de bescherming van het grondgebied van de Unie tegen het nader omschreven organisme te waarborgen.

(5)

Bijgevolg moet het binnenbrengen van andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon in de Unie worden toegestaan voor zover zij voldoen aan de voorwaarden die ervoor zorgen dat het nader omschreven organisme niet aanwezig is op de aardappelen wanneer zij op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht. Deze voorwaarden moeten de productie in gebieden die vrij zijn van het nader omschreven organisme, de uitvoering van onderzoeken in deze gebieden, de productie op basis van gecertificeerde pootaardappelen en vereisten op het gebied van behandeling, opslag, verpakking en voorbereiding omvatten.

(6)

De aardappelen moeten in de Unie worden binnengebracht via bepaalde plaatsen van binnenkomst zodat ze doeltreffend kunnen worden gecontroleerd en fytosanitaire risico's worden beperkt.

(7)

Er moeten controlevereisten worden vastgesteld ter beheersing van de fytosanitaire risico's. Er moet worden bepaald dat er monsters moeten worden genomen, en tests moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig het bestaande testschema dat is vastgesteld bij Richtlijn 93/85/EEG van de Raad (3).

(8)

De aardappelen mogen uitsluitend in de Unie worden binnengebracht en in het verkeer worden gebracht indien ze zijn voorzien van een etiket met daarop de vermelding dat ze uit Libanon komen en andere relevante informatie, om te vermijden dat de aardappelen worden gepoot en ervoor te zorgen dat de aardappelen kunnen worden geïdentificeerd en getraceerd.

(9)

De afwijking moet in de tijd zijn beperkt.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Machtiging om af te wijken

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, juncto punt 12 van bijlage III, deel A, bij die richtlijn, en van artikel 5, lid 1, van die richtlijn, juncto punt 25.2 van bijlage IV, deel A, rubriek I, van die richtlijn, mogen lidstaten toelaten dat aardappelen, als bepaald in punt 12 van bijlage III, deel A, bij die richtlijn (hierna “aardappelen” genoemd), uit de regio's Akkar of Bekaa in Libanon op hun grondgebied worden binnengebracht indien ze voldoen aan de voorwaarden in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Fytosanitair certificaat

Het in artikel 13 bis, lid 3, van Richtlijn 2000/29/EG genoemde fytosanitair certificaat wordt in Libanon afgegeven. Onder “Aanvullende verklaring” wordt de volgende informatie opgenomen:

a)

de verklaring “In overeenstemming met de EU-vereisten van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1614 van de Commissie”;

b)

het nummer van de partij;

c)

de naam van het gebied dat vrij is van het schadelijk organisme, in de zin van punt 1 van de bijlage.

Artikel 3

Plaatsen van binnenkomst

1.   De aardappelen waarop de in artikel 1 genoemde machtiging betrekking heeft, mogen slechts in de Unie worden binnengebracht via een of meer plaatsen van binnenkomst die door de lidstaat waarin de plaats van binnenkomst is gelegen specifiek voor dit doel is aangeduid.

2.   De lidstaat brengt de andere lidstaten, de Commissie en Libanon op de hoogte van de plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de in Richtlijn 2000/29/EG genoemde verantwoordelijke officiële instantie voor elke plaats van binnenkomst.

Artikel 4

Inspecties door lidstaten

1.   Van elke partij in een zending worden stalen genomen voor een officieel onderzoek op Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., hierna “het nader omschreven organisme” genoemd. Elk monster bestaat uit minstens 200 knollen. Indien een partij meer dan 25 ton weegt, wordt een monster per 25 ton genomen en een voor het resterende deel van de partij.

2.   De verantwoordelijke officiële instanties onderzoeken visueel op doorgesneden knollen of de monsters symptomen vertonen van het nader omschreven organisme. Tijdens dit onderzoek blijven alle partijen van de betrokken zending onder officiële controle en worden ze niet verplaatst of gebruikt.

3.   Indien tijdens het in lid 2 genoemde onderzoek symptomen van het nader omschreven organisme worden ontdekt, worden tests uitgevoerd overeenkomstig punt 1.1 en de punten 4 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG om te bepalen of het nader omschreven organisme aanwezig is.

Tijdens deze tests blijven alle partijen van de betrokken zending, en alle andere zendingen met een partij uit hetzelfde van het schadelijk organisme vrije gebied die onder de controle van de verantwoordelijke officiële instantie staan, onder officiële controle en worden ze niet verplaatst of gebruikt.

4.   Indien overeenkomstig lid 3 de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een monster wordt bevestigd, wordt het resterende aardappelextract bijgehouden en op een passende manier bewaard en mag de betrokken partij de Unie niet binnenkomen.

Alle resterende partijen waarvan sprake is in de tweede alinea van lid 3 worden getest overeenkomstig punt 1.1 en de punten 4 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG.

5.   Indien tijdens het in lid 2 genoemde onderzoek in de monsters geen symptomen van het nader omschreven organisme worden ontdekt, worden op alle partijen tests uitgevoerd overeenkomstig punt 1.2 en de punten 3 tot en met 10 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG om te bepalen of er sprake is van latente infectie.

Tijdens deze tests blijft die partij onder officiële controle en wordt ze niet verplaatst of gebruikt.

Indien de aanwezigheid van het nader omschreven organisme in een in de eerste alinea bedoeld monster wordt bevestigd, wordt het resterende aardappelextract bijgehouden en op een passende manier bewaard en mag de betrokken partij de Unie niet binnenkomen.

Artikel 5

Kennisgeving van verdachte partijen of bevestigde resultaten

1.   De lidstaten brengen de Commissie en Libanon onmiddellijk op de hoogte wanneer de aanwezigheid van het nader omschreven organisme wordt vermoed op basis van de snelle screeningtest als bedoeld in punt 1.1 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG, of de screeningtest als bedoeld in punt 1.2 van bijlage I bij die richtlijn.

2.   De lidstaten brengen de Commissie en Libanon onmiddellijk op de hoogte wanneer de aanwezigheid van het nader omschreven organisme overeenkomstig de punten 1.1 en 1.2 van bijlage I bij Richtlijn 93/85/EEG is bevestigd.

Artikel 6

Etikettering

1.   De aardappelen mogen uitsluitend in de Unie worden binnengebracht en in het verkeer worden gebracht met een etiket. Het etiket moet in een van de officiële talen van de Unie zijn opgesteld en de volgende informatie bevatten:

a)

de vermelding dat ze uit Libanon komen;

b)

de naam van het gebied dat vrij is van het schadelijk organisme;

c)

de naam en het identificatienummer van de producent;

d)

het nummer van de partij.

2.   Het in lid 1 bedoelde etiket wordt afgegeven onder toezicht van de Libanese plantenbeschermingsorganisatie.

Artikel 7

Verwijdering van afval

Het afval dat overblijft na het verpakken en verwerken van de aardappelen in de Unie wordt zo verwijderd dat het nader omschreven organisme zich niet kan vestigen of verspreiden.

Artikel 8

Kennisgevingsverplichtingen van importeurs

1.   De importeur brengt de verantwoordelijke officiële instantie van de plaats van binnenkomst in de betrokken lidstaat voldoende van tevoren op de hoogte van zijn intentie om een zending binnen te brengen.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving bevat de volgende elementen:

a)

de omvang van de betrokken zending(en);

b)

de datum waarop de zending zal worden binnengebracht;

c)

de naam en het adres van de importeur.

Artikel 9

Vervaldatum

Dit besluit vervalt op 31 maart 2023.

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie van 30 juli 2013 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (PB L 205 van 1.8.2013, blz. 13).

(3)  Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (PB L 259 van 18.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE INVOER ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1

De afwijking waarvan sprake is in artikel 1 is van toepassing op aardappelen die voldoen aan de voorwaarden in de punten 1 tot en met 9.

1.   Productiegebieden

De aardappelen worden geproduceerd in de regio's Akkar of Bekaa in gebieden die officieel door de Libanese plantenbeschermingsorganisatie, in overeenstemming met de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 4 “Requirements for the establishment of pest free areas (1)”, zijn verklaard vrij te zijn van het nader omschreven organisme (“gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme”) en die jaarlijks door Libanon aan de Commissie zijn meegedeeld.

2.   Onderzoek van gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme

De gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme worden jaarlijks op systematische en representatieve wijze onderzocht om na te gaan of het in artikel 4, lid 1, bedoelde nader omschreven organisme aanwezig is. Deze onderzoeken worden uitgevoerd door de Libanese autoriteiten tijdens de productie en in de periode van vijf jaar die daaraan voorafgaat.

De onderzoeken worden uitgevoerd op de aardappelvelden in de gebieden die vrij zijn van het schadelijk organisme en op de geoogste aardappelen in deze gebieden.

De onderzoeken omvatten:

a)

visuele inspecties van de velden tijdens het groeiseizoen;

b)

visueel onderzoek van de geoogste aardappelen naar symptomen van het nader omschreven organisme op doorgesneden knollen;

c)

laboratoriumtesten op aardappelen met en zonder symptomen van het nader omschreven organisme.

De onderzoeken leiden niet tot vaststelling van de aanwezigheid van het nader omschreven organisme, of reiken geen andere bewijzen aan die erop wijzen dat het gebied niet vrij is van het schadelijk organisme in de zin van punt 1. De resultaten van de onderzoeken worden op verzoek ter beschikking van de Commissie gesteld.

3.   Producenten

De aardappelen worden geteeld door producenten die bij de Libanese plantenbeschermingsorganisatie zijn geregistreerd.

4.   Productie op basis van gecertificeerde pootaardappelen

De aardappelen voldoen aan een van de volgende eisen:

a)

zij worden geteeld op basis van in de Unie gecertificeerde pootaardappelen die vanuit de Unie in Libanon worden ingevoerd;

b)

zij worden geteeld op basis van gecertificeerde pootaardappelen, of delen ervan, die in Libanon worden ingevoerd vanuit een derde land waarvoor overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2000/29/EG geen verbod op binnenkomst in de Unie van pootaardappelen van toepassing is, en die in dat derde land zijn gecertificeerd.

5.   Productievelden

De aardappelen worden geteeld op velden waar gedurende de vijf voorgaande jaren geen andere dan de in punt 4 genoemde aardappelen zijn geteeld.

6.   Behandeling

De aardappelen worden behandeld met machines die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)

zij worden alleen gebruikt voor de behandeling van aardappelen die voldoen aan de punten 1 tot en met 5;

b)

indien zij zijn gebruikt voor andere dan de onder a) bedoelde doeleinden, zijn zij op een passende manier gereinigd en gedesinfecteerd voordat zij worden gebruikt voor de onder a) bedoelde doeleinden.

7.   Opslag

De aardappelen worden opgeslagen in opslagruimten die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)

zij worden alleen gebruikt voor de opslag van aardappelen die voldoen aan de punten 1 tot en met 6;

b)

indien zij zijn gebruikt voor andere dan de onder a) bedoelde doeleinden, worden passende hygiënische maatregelen toegepast voordat zij worden gebruikt voor de onder a) bedoelde doeleinden.

8.   Verpakking

Het gebruikte verpakkingsmateriaal voor de aardappelen is ofwel nieuw, dan wel gereinigd en gedesinfecteerd.

9.   Voorbereiding van de aardappelen en partijen voor binnenkomst in de Unie

De aardappelen voldoen aan de volgende voorwaarden betreffende hun voorbereiding:

a)

zij zijn vrij van aarde, bladeren en andere plantresten;

b)

zij worden voor binnenkomst in de Unie aangeboden in partijen, waarbij elke partij bestaat uit aardappelen die zijn geproduceerd door een enkele producent en geoogst in een enkel gebied als bedoeld in punt 1, en

c)

zij zijn verpakt in zakken, pakketten of andere verpakkingen die elk een etiket dragen in overeenstemming met artikel 6.


(1)  ISPM 4. 1995. Requirements for the establishment of pest free areas. Rome, IPPC, FAO.


Top