EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019D0134

Besluit (EU) 2019/134 van de Raad van 21 januari 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst (Voor de EER relevante tekst.)

ST/15338/2018/INIT

OJ L 25, 29.1.2019, p. 19–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2019/134/oj

29.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 25/19


BESLUIT (EU) 2019/134 VAN DE RAAD

van 21 januari 2019

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten onder andere bijlage IX bij die overeenkomst, die bepalingen inzake financiële diensten bevat, te wijzigen.

(3)

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER dient derhalve te worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).


ONTWERP

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. …

van …

tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), gerectificeerd bij PB L 349 van 21.12.2016, blz. 8, moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 16b (Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) en punt 31ba (Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje ingevoegd:

„—

32014 R 0909: Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1), gerectificeerd bij PB L 349 van 21.12.2016, blz. 8.”.

2)

In punt 29f (Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende ingevoegd:

„, als gewijzigd bij:

32014 R 0909: Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1), gerectificeerd bij PB L 349 van 21.12.2016, blz. 8.”.

3)

Achter punt 31bea (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 594/2014 van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„31bf.

32014 R 0909: Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1), gerectificeerd bij PB L 349 van 21.12.2016, blz. 8.

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

a)

Onverminderd de bepalingen van Protocol 1 bij deze overeenkomst en tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, hebben de termen „lidsta(a)t(en)” en „toezichthoudende autoriteiten” niet alleen de in de verordening bedoelde betekenis, maar worden hieronder ook respectievelijk de EVA-staten en hun toezichthoudende autoriteiten verstaan.

b)

Verwijzingen naar „leden van het ESCB” of naar „centrale banken” hebben niet alleen de in de verordening bedoelde betekenis, maar hebben eveneens betrekking op de centrale banken van de EVA-staten.

c)

Liechtenstein mag daarom centrale effectenbewaarinstellingen van derde landen die in Liechtenstein aan financiële intermediairs al diensten verlenen als bepaald in artikel 25, lid 2, van de verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen, of die in Liechtenstein al een filiaal hebben opgezet, toestaan die diensten te blijven verlenen voor een periode van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit].

d)

In artikel 1, lid 3, worden de woorden „het Unierecht” vervangen door de woorden „de EER-overeenkomst”.

e)

In artikel 12, lid 3, worden de woorden „valuta's van de Unie” vervangen door de woorden „officiële valuta's van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst”.

f)

In artikel 13 en in artikel 14, lid 1, eerste alinea, worden de woorden „, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” invoegd na de woorden „relevante autoriteiten”.

g)

In artikel 19, lid 3, artikel 33, lid 3, artikel 49, lid 4, artikel 52, lid 2, en artikel 53, lid 3, worden de woorden „ESMA, die” vervangen door de woorden „ESMA. De ESMA of, al naar het geval, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA”.

h)

In artikel 24, lid 5 worden:

i)

in de eerste en tweede alinea na het woord „ESMA” de woorden „en, in de gevallen die betrekking hebben op een EVA-staat, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd;

ii)

in de derde alinea de woorden „ESMA, die” vervangen door de woorden „ESMA. De ESMA of, al naar het geval, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA”.

i)

In artikel 34, lid 8, worden de woorden „mededingingsregels van de Unie” vervangen door de woorden „mededingingsregels die op grond van de EER-overeenkomst van toepassing zijn”.

j)

In artikel 38, lid 5, worden de woorden „17 september 2014” vervangen door de woorden „de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit]”.

k)

In artikel 49, lid 1, worden voor de EVA-staten de woorden „uiterlijk op 18 december 2014” als volgt gelezen: „binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit]”.

l)

In artikel 55 worden:

i)

in de leden 5 en 6 de woorden „het Unierecht” vervangen door de woorden „de EER-overeenkomst”;

ii)

in lid 6 de woorden „of, al naar het geval, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” ingevoegd na het woord „ESMA”.

m)

In artikel 58, lid 3, en artikel 69, lid 1, worden voor de EVA-staten de woorden „uiterlijk op 16 december 2014” als volgt gelezen: „binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit]”.

n)

In artikel 61, lid 1, worden voor de EVA-staten de woorden „uiterlijk op 18 september 2016” als volgt gelezen: „binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit]”.

o)

In artikel 69, leden 2 en 5, worden voor de EVA-staten de woorden „in de EER” ingevoegd na de woorden „datum van inwerkingtreding”.

p)

In artikel 76 worden voor de EVA-staten:

i)

in de leden 4, 5 en 6 de woorden „het besluit van het Gemengd Comité van de EER houdende” ingevoegd na de woorden „datum van inwerkingtreding”;

ii)

in lid 5 de woorden „tot 13 juni 2017” vervangen door de woorden „binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van een besluit van het Gemengd Comité van de EER houdende Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014”;

iii)

in lid 7 de woorden „voor 3 januari 2017” gelezen als „voordat deze handeling van toepassing zijn in de EER”.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 909/2014, gerectificeerd bij PB L 349 van 21.12.2016, blz. 8, zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (*1).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1.

(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


Top