EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018R0345

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/345 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methode voor de beoordeling van de waarde van activa en passiva van instellingen of entiteiten (Voor de EER relevante tekst. )

C/2017/7438

OJ L 67, 9.3.2018, p. 8–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2018/345/oj

9.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 67/8


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/345 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2017

tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methode voor de beoordeling van de waarde van activa en passiva van instellingen of entiteiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (1), en met name artikel 36, lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In een afwikkelingsscenario is het belangrijk een onderscheid te maken tussen enerzijds een eerste waardering om te beoordelen of aan de voorwaarden voor afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten of de voorwaarde voor afwikkeling is voldaan, en anderzijds een latere waardering die de basis vormt voor het besluit om een of meer afwikkelingsinstrumenten toe te passen. Met betrekking tot de eerste waardering is het wenselijk om ervoor te zorgen dat, wanneer wordt nagegaan of aan de voorwaarden voor afwikkeling of voor de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan, een eerlijke en realistische waardering van de activa en passiva van de entiteit wordt verricht. Met het oog op de latere waardering die vorm geeft aan het besluit inzake de afwikkelingsmaatregelen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de waardering van de activa en passiva van de entiteit, die de keuze van de afwikkelingsmaatregel en de omvang van de potentiële afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid bepaalt, is gebaseerd op eerlijke, prudente en realistische aannamen.

(2)

Om ervoor te zorgen dat de waardering eerlijk, prudent en realistisch is, is het belangrijk dat zij een inschatting maakt van de impact van gebeurtenissen voorafgaand aan elke afwikkelingsmaatregel of voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, alsmede van verschillende maatregelen die door de afwikkelingsautoriteit kunnen worden genomen.

(3)

De taxateur moet toegang hebben tot alle bronnen van relevante informatie en expertise, zoals de interne documenten, systemen en modellen van de instelling. Het vermogen van de interne capaciteiten en systemen om afwikkelingswaarderingen te ondersteunen, moet door de afwikkelingsautoriteit worden beoordeeld in het kader van de afwikkelbaarheidsbeoordeling in de zin van artikel 15 van Richtlijn 2014/59/EU. De taxateur moet ook de mogelijkheid hebben regelingen te treffen voor deskundig advies of expertise. De beschikbaarheid van deskundig advies of expertise kan bijvoorbeeld relevant zijn om een inschatting te maken van het verschil in behandeling in de zin van artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU. De afwikkelingsautoriteit moet zich er derhalve van vergewissen dat de taxateur toegang heeft tot een lijst van alle vorderingen, inclusief voorwaardelijke, op de entiteit, gerangschikt naar hun rechten en prioriteit volgens een normale insolventieprocedure, dan wel tot passende juridische expertise voor de opstelling van een dergelijke lijst.

(4)

De vaststelling dat een entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen, wordt gemaakt door de bevoegde autoriteit of door de afwikkelingsautoriteit overeenkomstig het bepaalde in artikel 32, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU. Om te beoordelen of een instelling faalt of waarschijnlijk zal falen, moet de bevoegde autoriteit rekening houden met de waardering in de zin van hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze reeds beschikbaar is, en met de richtsnoeren die de Europese Bankautoriteit (EBA) overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU heeft uitgevaardigd ter bevordering van de convergentie van praktijken inzake de vaststelling van dergelijke afwikkelingsvoorwaarden.

(5)

Waarderingen die tot doel hebben vorm te geven aan de vaststelling door de bevoegde autoriteit of de afwikkelingsautoriteit of is voldaan aan de voorwaarden voor afwikkeling of voor de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, moeten stroken met het geldende boekhoudkundige en prudentiële regelgevingskader. De taxateur moet evenwel de mogelijkheid hebben af te wijken van de aannamen van het management van de entiteit onder wiens verantwoordelijkheid de financiële overzichten zijn opgesteld, voor zover deze afwijking strookt met het geldende boekhoudkundige en prudentiële regelgevingskader. Wanneer van deze aannamen wordt afgeweken, moet de waardering gebaseerd zijn op de beste beschikbare informatie en stroken met bestaande richtsnoeren inzake toezicht of andere algemeen erkende bronnen van interpretatie van boekhoudkundige normen, teneinde een eerlijke en realistische weergave van de financiële positie van de entiteit te geven.

(6)

Het is wenselijk regels te hebben die ervoor zorgen dat waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen of de omvang van de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, eerlijk, prudent en realistisch zijn, en dat alle verliezen volledig worden erkend op het moment waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van relevante kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Voor de specifieke afwikkelingsmaatregelen die de afwikkelingsautoriteit overweegt, moet de meest geschikte waarderingsgrondslag (de aanhoudingswaarde of de vervreemdingswaarde) worden gekozen.

(7)

Het is wenselijk dat waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen of de omvang van de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten op het moment van niet-levensvatbaarheid, de economische waarde beoordelen en niet de boekwaarde. Deze waarderingen moeten rekening houden met de contante waarde van kasstromen die de entiteit redelijkerwijs kan verwachten, zelfs wanneer hiervoor moet worden afgeweken van de kaders voor boekhouding en prudentiële waardering.

(8)

In het geval van waarderingen die de basis vormen voor de keuze en de vorm van afwikkelingsmaatregelen, moet in aanmerking worden genomen dat het blijven aanhouden van activa kasstromen kan meebrengen, en moet dan ook rekening worden gehouden met de potentiële gevolgen van de afwikkeling voor de toekomstige kasstromen, uitgaande van eerlijke, prudente en realistische aannamen met betrekking tot wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Voorts moet de taxateur, om de eigenvermogenswaarde van aandelen na de omzetting te bepalen, rekening kunnen houden met redelijke verwachtingen voor de franchisewaarde.

(9)

In het andere geval, wanneer de entiteit niet in staat is om de activa aan te houden of de vervreemding ervan nodig of wenselijk wordt geacht om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken, moet in de waardering tot uiting komen dat dergelijke kasstromen kunnen voortvloeien uit de vervreemding van activa, passiva of bedrijfsonderdelen, beoordeeld over een bepaalde vervreemdingstermijn.

(10)

De vervreemdingswaarde moet doorgaans worden beschouwd als gelijk aan de waarneembare marktprijs die voor een bepaald activum of een bepaalde groep activa op de markt kan worden verkregen en waarin een gezien het bedrag van de overgedragen activa passende discontering kan zijn vervat. De taxateur moet echter rekening houdend met de volgens de afwikkelingsregeling te nemen maatregelen de vervreemdingswaarde kunnen vaststellen door op deze waarneembare marktprijs een vermindering toe te passen voor een potentiële korting door versnelde verkoop. Wanneer voor de activa geen liquide markt bestaat, moet de vervreemdingswaarde worden bepaald aan de hand van de waarneembare prijzen op markten waar soortgelijke activa worden verhandeld, of door middel van modelberekeningen waarin waarneembare marktparameters worden gebruikt met kortingen voor illiquiditeit die indien nodig worden weergegeven. Wanneer de verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling wordt overwogen, mag bij het bepalen van de vervreemdingswaarde rekening worden gehouden met redelijke verwachtingen voor de franchisewaarde.

(11)

Om ervoor te zorgen dat de berekening, overeenkomstig artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU, van de inschatting van de behandeling die elke categorie aandeelhouders en schuldeisers naar verwachting had gekregen als de instelling of entiteit volgens een normale insolventieprocedure was geliquideerd, strookt met de waardering na afwikkeling overeenkomstig artikel 74 van die richtlijn, is het belangrijk dat de taxateur waar nodig de voor die waardering vastgestelde criteria hanteert.

(12)

Een voorlopige waardering overeenkomstig artikel 36, lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU die de basis vormt van het besluit over de passende afwikkelingsmaatregel, moet een buffer omvatten die het bedrag van de bijkomende verliezen benadert. Deze buffer moet gebaseerd zijn op een eerlijke, prudente en realistische beoordeling van deze bijkomende verliezen. De beslissingen en aannamen waarop de berekening van de buffer berust, moeten in het waarderingsverslag naar behoren worden toegelicht en gestaafd.

(13)

Voor de in artikel 36, lid 15, onder a) en c), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde waardering moet de taxateur de belangrijkste aannamen, onzekerheden en de gevoeligheid van de waardering voor dergelijke aannamen en onzekerheden toelichten en staven. Significante verschillen tussen de in de waardering gebruikte aannamen en die welke aan de boekhoudkundige of regelgevingsinformatie ten grondslag liggen, moeten, voor zover de taxateur er kennis van heeft, in het waarderingsverslag worden opgenomen. In dit verslag moet de taxateur ook alle aanvullende informatie opnemen die de afwikkelingsautoriteit naar zijn mening zou helpen.

(14)

De bij deze verordening vastgestelde criteria dienen uitsluitend om de waarderingen overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn 2014/59/EU uit te voeren. Zij mogen niet in de plaats komen van of wijzigingen aanbrengen in de boekhoudkundige beginselen en normen of het prudentiële regelgevingskader die in een andere context dan afwikkeling op entiteiten van toepassing zijn. Het moet echter mogelijk zijn de uit de waardering voortvloeiende informatie te gebruiken om een mogelijke verkeerde toepassing van de boekhoudnormen of van het prudentiële regelgevingskader door de entiteit te constateren of veranderingen in het boekhoudbeleid van de entiteit of in de bij de waardering van activa en passiva gemaakte aannamen of inschattingen vast te stellen. Met deze omstandigheden moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden bij het opstellen van de geactualiseerde balans overeenkomstig artikel 36, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU. Voor dit doel moet de taxateur een afdoende verklaring geven voor de verschillen tussen de bestaande en de geactualiseerde balans.

(15)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EBA aan de Commissie zijn voorgelegd.

(16)

De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „waardering”: de beoordeling van de activa en passiva van de entiteit door een taxateur overeenkomstig artikel 36, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU of de voorlopige waardering door de afwikkelingsautoriteit of de taxateur, naargelang van het geval, overeenkomstig respectievelijk artikel 36, lid 2, en artikel 36, lid 9, van die richtlijn.

b)   „taxateur”: de onafhankelijke taxateur in de zin van artikel 38 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1075 van de Commissie (3) of de afwikkelingsautoriteit wanneer een voorlopige waardering overeenkomstig artikel 36, lid 2 of lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht.

c)   „entiteit”: een instelling of entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU.

d)   „reële waarde”: de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een passief over te dragen in een regelmatige transactie tussen marktdeelnemers op de waarderingsdatum, zoals omschreven in het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving.

e)   „aanhoudingswaarde”: de contante waarde, gedisconteerd tegen een passend percentage, van de kasstromen die de entiteit volgens eerlijke, prudente en realistische aannamen redelijkerwijs mag verwachten als gevolg van het aanhouden van bepaalde activa en passiva, rekening houdend met factoren die van invloed zijn op het gedrag van de cliënt of tegenpartij of andere waarderingsparameters in de context van afwikkeling.

f)   „vervreemdingswaarde”: de in artikel 12, lid 5, bedoelde waarderingsgrondslag.

g)   „franchisewaarde”: de netto contante waarde van de kasstromen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht als gevolg van de instandhouding en vervanging van activa en passiva of bedrijven, inclusief de gevolgen van eventuele zakelijke mogelijkheden, voor zover relevant, waaronder die welke voortvloeien uit de verschillende afwikkelingsmaatregelen die door de taxateur worden beoordeeld. De franchisewaarde kan hoger of lager zijn dan de waarde die voortvloeit uit de contractvoorwaarden van activa en passiva op de waarderingsdatum.

h)   „eigenvermogenswaarde”: de geraamde marktprijs voor overgedragen of uitgegeven aandelen die voortvloeit uit de toepassing van algemeen aanvaarde waarderingsmethoden. Afhankelijk van de aard van de activa of bedrijven kan de eigenvermogenswaarde de franchisewaarde omvatten.

i)   „beoordelingsgrondslag”: de aanpak voor het bepalen van de geldbedragen waarin activa of passiva door de taxateur worden uitgedrukt.

j)   „afwikkelingsdatum”: de datum waarop het besluit om een entiteit af te wikkelen wordt genomen overeenkomstig artikel 82 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 2

Algemene criteria

1.   De taxateur houdt bij het verrichten van de waardering rekening met de omstandigheden die van invloed zijn op de verwachte kasstromen voortvloeiend uit en de disconteringsvoeten die van toepassing zijn op de activa en passiva van een entiteit, en streeft naar een eerlijke weergave van de financiële positie van de entiteit in de context van de mogelijkheden en risico's waarmee zij te maken heeft.

2.   De taxateur maakt de belangrijkste aannamen die bij de waardering zijn gebruikt, bekend en staaft deze. Wanneer de waardering significant afwijkt van de aannamen die het management van de entiteit heeft gebruikt bij het opstellen van de financiële overzichten en de berekening van het verplichte kapitaal en de kapitaalvereisten van de entiteit, wordt deze afwijking gestaafd door de beste beschikbare informatie.

3.   De taxateur verstrekt de beste puntschatting van de waarde van een bepaald actief, passief of combinaties daarvan. Waar nodig worden de resultaten van de waardering ook verstrekt in de vorm van waarde-intervallen.

4.   De bij deze verordening vastgestelde criteria voor de waardering van de individuele activa en passiva van een entiteit zijn ook van toepassing op de waardering van portefeuilles of groepen activa of gecombineerde activa en passiva, bedrijven, of de entiteit als geheel, al naargelang de omstandigheden vereisen.

5.   Bij de waardering worden de schuldeisers onderverdeeld in categorieën in overeenstemming met hun prioriteitsniveau volgens het toepasselijke insolventierecht; hierbij worden de volgende ramingen verstrekt:

a)

de waarde van de vorderingen van elke categorie volgens het toepasselijke insolventierecht en, waar relevant en haalbaar, volgens de aan de eisers verleende contractuele rechten;

b)

de opbrengsten die elke categorie zou ontvangen indien de entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou worden geliquideerd.

Bij de berekening van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde ramingen mag de taxateur, in voorkomend geval, de bij artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/344 van de Commissie van 14 november 2017 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen tot specificatie van de criteria betreffende de methoden voor de waardering van het verschil in behandeling bij afwikkeling, waardering na afwikkeling) vastgestelde criteria toepassen.

6.   Wanneer het rekening houdend met het tijdstip en de geloofwaardigheid van de waardering wenselijk en haalbaar is, mag de afwikkelingsautoriteit om meerdere waarderingen verzoeken. In dat geval stelt de afwikkelingsautoriteit vast volgens welke criteria deze waarderingen worden gebruikt voor de doeleinden van artikel 36 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 3

Waarderingsdatum

De waarderingsdatum is een van de volgende data:

a)

de referentiedatum zoals vastgesteld door de taxateur, en wel een datum zo kort mogelijk voor de verwachte datum van een besluit van de afwikkelingsautoriteit om de entiteit af te wikkelen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten uit te oefenen;

b)

wanneer een definitieve waardering ex post overeenkomstig artikel 36, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU wordt verricht, de afwikkelingsdatum;

c)

met betrekking tot uit derivatencontracten voortvloeiende passiva, het in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie (4) bedoelde tijdstip.

Artikel 4

Informatiebronnen

De waardering wordt gebaseerd op alle informatie met betrekking tot de waarderingsdatum die de taxateur relevant acht. Naast de financiële overzichten van de entiteit, de daarmee verband houdende auditrapporten en de voorgeschreven rapportage over een periode die zo dicht mogelijk bij de waarderingsdatum eindigt, kan die relevante informatie de volgende elementen omvatten:

a)

de geactualiseerde financiële overzichten en voorgeschreven rapportage die door de entiteit zo dicht mogelijk bij de waarderingsdatum zijn opgesteld;

b)

een verklaring van de belangrijkste methoden, aannamen en inschattingen die door de entiteit zijn gebruikt om de financiële overzichten en voorgeschreven rapportage op te stellen;

c)

gegevens uit de bescheiden van de entiteit;

d)

relevante marktgegevens;

e)

conclusies die de taxateur uit gesprekken met het management en accountants heeft getrokken;

f)

voor zover beschikbaar, beoordelingen van de financiële situatie van de entiteit door toezichthoudende instanties, waaronder informatie die is verkregen overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder h), van Richtlijn 2014/59/EU;

g)

sectorbrede beoordelingen van de activakwaliteit, waar relevant voor de activa van de entiteit, alsmede de resultaten van stresstests;

h)

waarderingen van vakgenoten, naar behoren aangepast om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de entiteit;

i)

historische informatie, naar behoren aangepast om factoren die niet meer relevant zijn, buiten beschouwing te laten en rekening te houden met andere factoren die geen gevolgen hadden voor de historische informatie, of

j)

trendanalyses, naar behoren aangepast om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de entiteit;

Artikel 5

Effect van groepsregelingen

1.   Wanneer de entiteit deel uitmaakt van een groep, houdt de taxateur rekening met het effect dat bestaande contractuele ondersteuningsregelingen binnen de groep kunnen hebben op de waarde van de activa en passiva, indien het gezien de omstandigheden waarschijnlijk is dat op deze regelingen een beroep zal worden gedaan.

2.   De taxateur houdt uitsluitend rekening met het effect van andere formele of informele regelingen binnen de groep indien het gezien de omstandigheden waarschijnlijk is dat deze regelingen in de context van de gespannen financiële toestand van de groep of bij afwikkeling blijven bestaan.

3.   De taxateur gaat na of met de middelen van een entiteit binnen de groep verliezen van andere entiteiten binnen de groep kunnen worden gedekt.

Artikel 6

Waarderingsverslag

De taxateur stelt voor de afwikkelingsautoriteit een waarderingsverslag op dat ten minste de volgende elementen omvat:

a)

de in artikel 36, lid 6, onder a) tot en met c), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde informatie, behoudens het bepaalde in artikel 36, lid 9, van die richtlijn;

b)

de in artikel 36, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde informatie, behoudens het bepaalde in artikel 36, lid 9, van die richtlijn;

c)

de waardering van uit derivaten voortvloeiende passiva, verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie;

d)

een samenvatting van de waardering, met een toelichting op de beste puntschatting, waarde-intervallen en bronnen van waarderingsonzekerheid;

e)

een toelichting op de belangrijkste methoden en aannamen die de taxateur bij het verrichten van de waardering heeft gebruikt, de gevoeligheid van de waardering voor de keuze van methoden en aannamen en, waar mogelijk, een toelichting op de wijze waarop deze methoden en aannamen verschillen van die welke voor andere relevante waarderingen zijn gebruikt, inclusief voorlopige afwikkelingswaarderingen;

f)

alle overige informatie die naar het oordeel van de taxateur de afwikkelingsautoriteit of de bevoegde autoriteit zou helpen voor de toepassing van artikel 36, leden 1 tot en met 11, van Richtlijn 2014/59/EU.

HOOFDSTUK II

CRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 36, LID 4, ONDER a), BEDOELDE WAARDERING

Artikel 7

Algemene beginselen

1.   De in artikel 36, lid 4, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde waarderingen zijn gebaseerd op eerlijke en realistische aannamen en zorgen ervoor dat de verliezen volgens het passende scenario volledig worden erkend. Wanneer een dergelijke waardering beschikbaar is, geeft zij vorm aan de in artikel 32, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde vaststelling door de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de afwikkelingsautoriteit, dat de instelling faalt of waarschijnlijk zal falen. Op basis van bestaande richtsnoeren inzake toezicht of andere algemeen erkende bronnen die criteria voorschrijven voor een eerlijke en realistische waardering van verschillende soorten activa en passiva, kan de taxateur de aannamen, gegevens, methoden en inschattingen waarop de entiteit haar waarderingen voor financiële rapportageverplichtingen of voor de berekening van het verplichte kapitaal en de kapitaalvereisten heeft gebaseerd, betwisten en voor de doeleinden van de waardering buiten beschouwing laten.

2.   De taxateur bepaalt de meest geschikte waarderingsmethoden, die op de interne modellen van de entiteit gebaseerd kunnen zijn indien de taxateur het wenselijk acht rekening te houden met de aard van het risicobeheerskader van de entiteit en de kwaliteit van de beschikbare gegevens en informatie.

3.   De waarderingen stroken met het geldende boekhoudkundige en prudentiële regelgevingskader.

Artikel 8

Gebieden die bij de waardering bijzondere aandacht vergen

De taxateur richt zich met name op gebieden met aanzienlijke waarderingsonzekerheid die significante gevolgen voor de totale waardering hebben. Voor deze gebieden verstrekt de taxateur de resultaten in de vorm van beste puntschattingen en, waar nodig, waarde-intervallen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 3. Deze gebieden omvatten:

a)

leningen of leningenportefeuilles, waarvan de verwachte kasstromen afhankelijk zijn van het vermogen of de bereidheid van of de stimulans voor de tegenpartij om aan haar verplichting te voldoen, wanneer deze verwachtingen stoelen op aannamen met betrekking tot achterstalligheidspercentages, de kans op wanbetaling, het verlies bij wanbetaling of de kenmerken van het instrument, met name indien deze worden gestaafd door verliespatronen voor een leningenportefeuille;

b)

teruggehaalde activa, waarvan de kasstromen worden beïnvloed door de reële waarde van het actief op het tijdstip waarop de entiteit beslag legt op de zekerheid of het onderpand in kwestie, en de verwachte ontwikkeling van deze waarde na de beslaglegging;

c)

tegen reële waarde gewaardeerde instrumenten, wanneer de bepaling van deze reële waarde overeenkomstig de boekhoudkundige of prudentiële vereisten inzake de waardering ervan tegen marktwaarde of volgens een model gezien de omstandigheden niet langer passend of gegrond is;

d)

goodwill en immateriële activa, wanneer de waardeverminderingstoets gebaseerd kan zijn op een subjectieve beoordeling, onder meer met betrekking tot de redelijkerwijs haalbare kasstroom, disconteringsvoeten en de omvang van kasstroomgenererende eenheden;

e)

rechtsgeschillen en regelgevende maatregelen, waarvan de verwachte kasstromen een uiteenlopende mate van onzekerheid kunnen vertonen ten aanzien van het bedrag en/of het tijdstip ervan;

f)

met pensioenen verband houdende activa en passiva en uitgestelde belastingvorderingen.

Artikel 9

Factoren die de waardering beïnvloeden

1.   De taxateur houdt rekening met algemene factoren die van invloed kunnen zijn op de belangrijkste aannamen waarop de waarden van activa en passiva op de in artikel 8 bedoelde gebieden zijn gebaseerd, waaronder de volgende:

a)

de economische en sectorale omstandigheden die van invloed zijn op de entiteit, waaronder relevante marktontwikkelingen;

b)

het bedrijfsmodel van de entiteit en de veranderingen in haar strategie;

c)

de selectiecriteria voor de activa van de entiteit, inclusief het kredietverleningsbeleid;

d)

de omstandigheden en praktijken die tot betalingsschokken kunnen leiden;

e)

de omstandigheden die van invloed zijn op de parameters welke worden gebruikt voor de vaststelling van risicogewogen activa bij de berekening van minimumkapitaalvereisten;

f)

de gevolgen van de financiële structuur van de entiteit voor haar vermogen om activa gedurende de verwachte aanhoudingsperiode aan te houden en voor haar vermogen om voorspelbare kasstromen te genereren;

g)

algemene of entiteitsgebonden liquiditeits- of financieringsproblemen.

2.   De taxateur onderscheidt duidelijk de tijdens het waarderingsproces vastgestelde materiële niet-gerealiseerde winsten, voor zover deze winsten niet zijn opgenomen in de waardering, en verstrekt in het waarderingsverslag passende informatie over de uitzonderlijke omstandigheden die tot deze winsten hebben geleid.

HOOFDSTUK III

CRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 36, LID 4, ONDER b), c), d), e), f) EN g), EN ARTIKEL 36, LID 9, TWEEDE ALINEA, BEDOELDE WAARDERING

Artikel 10

Algemene beginselen

1.   De taxateur beoordeelt het effect op de waardering van elke afwikkelingsmaatregel die de afwikkelingsautoriteit neemt om vorm te geven aan de in artikel 36, lid 4, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde besluiten. Onverminderd de onafhankelijkheid van de taxateur mag de afwikkelingsautoriteit overleg plegen met de taxateur om mee te delen welk scala van afwikkelingsmaatregelen zij overweegt, waaronder de maatregelen van het afwikkelingsplan of, indien verschillend, van de voorgestelde afwikkelingsregeling.

2.   Om te zorgen voor een eerlijke, prudente en realistische waardering verricht de taxateur, waar nodig en in overleg met de afwikkelingsautoriteit, afzonderlijke waarderingen die de gevolgen van een voldoende breed scala van afwikkelingsmaatregelen weergeven.

3.   De taxateur zorgt ervoor dat, wanneer de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van de relevante kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend, alle verliezen op de activa van de entiteit volledig worden erkend volgens scenario's die relevant zijn voor het scala van overwogen afwikkelingsmaatregelen.

4.   Wanneer de waarden van de waardering significant afwijken van de door de entiteit in de financiële overzichten gepresenteerde waarden, gebruikt de taxateur de aannamen van die waardering om vorm te geven aan aanpassingen aan de aannamen en de grondslagen voor financiële verslaggeving die nodig zijn voor het opstellen van de geactualiseerde balans vereist krachtens artikel 36, lid 6, van Richtlijn 2014/59/EU, op een wijze die strookt met het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving. Voor de door hem vastgestelde verliezen die niet in de geactualiseerde balans kunnen worden opgenomen, specificeert de taxateur het bedrag en omschrijft hij de redenen daarvoor alsmede de waarschijnlijkheid en de termijn waarbinnen de verliezen zich kunnen voordoen.

5.   Wanneer kapitaalinstrumenten of andere passiva in eigen vermogen worden omgezet, bevat de waardering een raming van de eigenvermogenswaarde na omzetting van nieuwe aandelen die als compensatie voor de houders van omgezette kapitaalinstrumenten of andere schuldeisers worden overgedragen of uitgegeven. Deze raming vormt de basis voor de vaststelling van de omzettingskoers of -koersen in de zin van artikel 50 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 11

Keuze van de waarderingsgrondslag

1.   Bij de keuze van de meest geschikte waarderingsgrondslag of -grondslagen houdt de taxateur rekening met het scala van overeenkomstig artikel 10, lid 1, te onderzoeken afwikkelingsmaatregelen.

2.   De taxateur stelt vast welke kasstromen uit bestaande activa en passiva de entiteit kan verwachten op basis van eerlijke, prudente en realistische aannamen nadat de onderzochte afwikkelingsmaatregel of -maatregelen zijn genomen, gedisconteerd tegen een passend percentage overeenkomstig lid 6.

3.   De kasstromen worden vastgesteld op het passende niveau van aggregatie, variërend van afzonderlijke activa en passiva tot portefeuilles of ondernemingen, rekening houdend met verschillen in risicoprofielen.

4.   Wanneer de in artikel 10, lid 1, bedoelde afwikkelingsmaatregelen vereisen dat activa en passiva worden aangehouden door een entiteit met een doorlopende bedrijfsuitoefening, gebruikt de taxateur de aanhoudingswaarde als passende waarderingsgrondslag. De aanhoudingswaarde kan vooruitlopen op een normalisering van de marktvoorwaarden, indien dit als eerlijk, prudent en realistisch wordt beschouwd.

De aanhoudingswaarde wordt niet als waarderingsgrondslag gebruikt wanneer activa worden overgedragen aan een vehikel voor activabeheer overeenkomstig artikel 42 van Richtlijn 2014/59/EU of aan een overbruggingsinstelling overeenkomstig artikel 40 van die richtlijn, of wanneer wordt gebruikgemaakt van het instrument van verkoop van de onderneming overeenkomstig artikel 38 van die richtlijn.

5.   Wanneer de in artikel 10, lid 1, bedoelde afwikkelingsmaatregelen de verkoop van activa beogen, stemmen de verwachte kasstromen overeen met de beoogde vervreemdingswaarden voor de verwachte vervreemdingstermijn.

6.   Bij de vaststelling van disconteringspercentages wordt rekening gehouden met het tijdstip van kasstromen, het risicoprofiel, de financieringskosten en de marktvoorwaarden, naargelang dit passend is voor het gewaardeerde actief of passief, de overwogen vervreemdingsstrategie en de financiële positie van de entiteit na afwikkeling.

Artikel 12

Specifieke factoren in verband met de raming en discontering van verwachte kasstromen

1.   Bij de raming van kasstromen gebruikt de taxateur zijn deskundige oordeel voor de vaststelling van de belangrijkste kenmerken van de gewaardeerde activa of passiva. De taxateur gebruikt zijn deskundige oordeel eveneens om vast te stellen op welke wijze de aanhouding, de potentiële vervanging of herfinanciering, de inkrimping of vervreemding van deze activa of passiva, zoals beoogd in de onderzochte afwikkelingsmaatregel, deze kasstromen beïnvloeden.

2.   Wanneer de afwikkelingsmaatregel inhoudt dat een entiteit een actief aanhoudt, een passief instandhoudt of een onderneming voortzet, kan de taxateur rekening houden met factoren die van invloed kunnen zijn op de toekomstige kasstromen, zoals:

a)

veranderingen in aannamen of verwachtingen ten opzichte van de waarderingsdatum, in overeenstemming met historische langetermijntrends en een redelijke tijdshorizon die consistent is met de beoogde aanhoudingsperiode van activa of voor het herstel van de entiteit, of

b)

aanvullende of alternatieve waarderingsgrondslagen of -methoden die door de taxateur passend en in overeenstemming met deze verordening worden geacht, ook in de context van de beoordeling van de eigenvermogenswaarde van aandelen na omzetting.

3.   Ten aanzien van groepen activa en passiva of ondernemingen die naar verwachting zullen worden afgestoten, houdt de taxateur rekening met de herschikkingskosten en -opbrengsten.

4.   Wanneer de situatie van een entiteit de aanhouding van een actief of voortzetting van een onderneming niet toelaat, of wanneer de verkoop door de afwikkelingsautoriteit anderszins nodig wordt geacht om de afwikkelingsdoelstellingen te bereiken, worden de verwachte kasstromen gerelateerd aan de verwachte vervreemdingswaarden binnen een bepaalde vervreemdingstermijn.

5.   De vervreemdingswaarde wordt door de taxateur bepaald op basis van de kasstromen, minus de vervreemdingskosten en minus de verwachte waarde van verstrekte garanties, die de entiteit onder de heersende marktomstandigheden redelijkerwijs kan verwachten bij een geordende verkoop of overdracht van activa of passiva. Waar nodig kan de taxateur ten aanzien van de in het kader van de afwikkelingsregeling te nemen maatregelen de vervreemdingswaarde vaststellen door op de waarneembare marktprijs van deze verkoop of overdracht een vermindering toe te passen voor een potentiële korting voor versnelde verkoop. Om de vervreemdingswaarde te bepalen van activa waarvoor geen liquide markt bestaat, houdt de taxateur rekening met waarneembare prijzen op markten waar soortgelijke activa worden verhandeld of modelberekeningen waarbij waarneembare marktparameters worden gebruikt met kortingen voor illiquiditeit waar nodig.

6.   De taxateur houdt rekening met factoren die van invloed kunnen zijn op de vervreemdingswaarden en -termijnen, zoals:

a)

de vervreemdingswaarden en -termijnen die bij gelijksoortige transacties worden waargenomen, naar behoren aangepast om rekening te houden met verschillen in bedrijfsmodel en financiële structuur van de bij deze transacties betrokken partijen;

b)

voor- of nadelen van een bepaalde transactie die specifiek zijn voor de betrokken partijen of een deel van de marktdeelnemers;

c)

bijzondere kenmerken van een actief of onderneming die alleen relevant zijn voor een potentiële koper of een deel van de marktdeelnemers;

d)

de waarschijnlijke gevolgen van verwachte verkopen voor de franchisewaarde van de entiteit.

7.   Wanneer de waarde van ondernemingen wordt beoordeeld ten behoeve van de verkoop van de onderneming of voor gebruik van het instrument van de overbruggingsinstelling, kan de taxateur rekening houden met redelijke verwachtingen voor de franchisewaarde. Deze verwachtingen voor de franchisewaarde omvatten de waarde die voortvloeit uit vervanging van activa, herfinanciering van een open portefeuille of voortzetting of hervatting van ondernemingen in de context van de afwikkelingsmaatregelen.

8.   Een taxateur die van oordeel is dat er voor de vervreemding van een actief of onderneming geen realistische vooruitzichten zijn, hoeft de vervreemdingswaarde niet vast te stellen, maar raamt de bijbehorende kasstromen op basis van de relevante vooruitzichten voor voortzetting of inkrimping. Deze bepaling is niet van toepassing op het instrument van afsplitsing van activa of het instrument van verkoop van de onderneming.

9.   Voor onderdelen van een groep activa of een onderneming die waarschijnlijk volgens een normale insolventieprocedure zullen worden geliquideerd, mag de taxateur de vervreemdingswaarden en -termijnen gebruiken die bij openbare verkopingen van activa van soortgelijke aard en toestand zijn waargenomen. Bij de vaststelling van de verwachte kasstromen wordt rekening gehouden met illiquiditeit, de afwezigheid van betrouwbare inputs voor de vaststelling van vervreemdingswaarden en de daaruit voortvloeiende noodzaak om een beroep te doen op inputonafhankelijke waarderingsmethoden.

Artikel 13

Methode voor het berekenen en opnemen van een buffer voor bijkomende verliezen

1.   In verband met de onzekerheid van de voorlopige waarderingen overeenkomstig artikel 36, lid 4, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/59/EU neemt de taxateur in de waardering een buffer op om rekening te houden met feiten en omstandigheden die wijzen op het bestaan van bijkomende verliezen waarvan het bedrag of het tijdstip onzeker is. Om dubbeltelling van onzekerheid te vermijden, moeten de aannamen waarop de berekening van de buffer berust, door de taxateur naar behoren worden toegelicht en gestaafd.

2.   Om de omvang van de buffer te bepalen, stelt de taxateur de factoren vast die van invloed kunnen zijn op de verwachte kasstromen als gevolg van afwikkelingsmaatregelen die waarschijnlijk zullen worden genomen.

3.   Voor de toepassing van lid 2 kan de taxateur de voor een deel van de activa van de entiteit geraamde verliezen extrapoleren naar de rest van de balans van de entiteit. Voor zover beschikbaar kunnen ook geraamde gemiddelde verliezen voor activa van vergelijkbare concurrenten worden geëxtrapoleerd, mits de nodige correcties worden aangebracht voor verschillen in bedrijfsmodel en financiële structuur.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1075 van de Commissie van 23 maart 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ter specificatie van de inhoud van herstelplannen, afwikkelingsplannen en groepsafwikkelingsplannen, de minimumcriteria die de bevoegde autoriteiten moeten beoordelen met betrekking tot herstelplannen en groepsherstelplannen, de voorwaarden voor financiële steun binnen de groep, de voorwaarden voor onafhankelijke taxateurs, de contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, de procedures en de inhoud van de kennisgevingsvereisten en van de kennisgeving van opschorting en de operationele werking van de afwikkelingscolleges (PB L 184 van 8.7.2016, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1401 van de Commissie van 23 mei 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met technische reguleringsnormen voor methodieken en grondslagen voor de waardering van uit derivaten voortvloeiende passiva (PB L 228 van 23.8.2016, blz. 7).


Top