EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R0189
Commission Delegated Regulation (EU) 2018/189 of 23 November 2017 amending Delegated Regulation (EU) No 1395/2014 establishing a discard plan for certain small pelagic fisheries and fisheries for industrial purposes in the North Sea
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/189 van de Commissie van 23 november 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/189 van de Commissie van 23 november 2017 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee
C/2017/7695
OJ L 36, 9.2.2018, p. 4–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020
9.2.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/4 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/189 VAN DE COMMISSIE
van 23 november 2017
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden. |
(2) |
Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om, door middel van gedelegeerde handelingen, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten in overleg met de desbetreffende adviesraden hebben opgesteld, teruggooiplannen vast te stellen voor een periode van ten hoogste drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd. |
(3) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie (2) is een teruggooiplan vastgesteld voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee dat de uitvoering van de aanlandingsverplichting moet vergemakkelijken door middel van bepaalde flexibiliteitsmechanismen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen vrijstellingen van de verplichting om alle vangsten aan te landen, worden vastgesteld wanneer een grotere selectiviteit blijkens wetenschappelijke gegevens zeer moeilijk te verwezenlijken is of wanneer de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoge kosten met zich brengt („de-minimisvrijstellingen”). |
(5) |
België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Na raadpleging van de adviesraad voor de Noordzee en de adviesraad voor pelagische bestanden hebben die lidstaten op 31 mei 2017 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend. |
(6) |
In de gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld voor de jaren 2018, 2019 en 2020 een de-minimisvrijstelling vast te stellen tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van makreel, horsmakreel, haring en wijting in de kleine pelagische visserijen op makreel, horsmakreel en haring in de ICES-sectoren IVb en c ten zuiden van 54 graden noorderbreedte door pelagische trawlers (OTM en PTM) met een lengte over alles tot 25 m. |
(7) |
De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat de behandeling van ongewenste vangsten in de betrokken visserijen onevenredig hoge kosten met zich brengt. Dat bewijsmateriaal is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Het WTECV heeft opgemerkt dat de de-minimisvrijstelling de betrokken vloten een stimulans kan geven om hun gedrag aan te passen en door te gaan met het onderzoek naar manieren om de selectiviteit te verbeteren. Daarom kan de voorgestelde vrijstelling worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014. |
(8) |
De looptijd van het teruggooiplan dient daarom tot en met 31 december 2020 te worden verlengd. |
(9) |
De artikelen 2, 4 en 4 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 hebben respectievelijk betrekking op een vrijstelling op basis van overlevingskans voor vangsten van makreel en haring in de ringzegenvisserijen, op de documentatie van vangsten en op technische maatregelen voor de sprotvisserij. De vrijstelling op basis van overlevingskans werd in 2014 door het WTECV positief beoordeeld en de technische maatregelen voor de sprotvisserij werden in 2017 positief beoordeeld door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). De Commissie is van oordeel dat het bewijsmateriaal waarop die beoordelingen waren gebaseerd, geldig blijft voor de volgende drie jaar. Het is dan ook passend dat die maatregelen van toepassing blijven tot eind 2020. |
(10) |
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 en de bijlage daarbij moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die samenhangen met het visseizoen van de Unievaartuigen en op de programmering van dat visseizoen, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Aangezien het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 vastgestelde teruggooiplan op 31 december 2017 vervalt, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2018 van toepassing zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt het kopje vervangen door: „De-minimisvrijstelling in 2015 en 2016”. |
2) |
Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd: „Artikel 3 bis De-minimisvrijstelling in 2018, 2019 en 2020 In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mag in 2018, 2019 en 2020 tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van makreel, horsmakreel, haring en wijting worden teruggegooid in de pelagische visserij op makreel, horsmakreel en haring in de ICES-sectoren IVb en c ten zuiden van 54 graden noorderbreedte door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM/PTM).”. |
3) |
In artikel 5 wordt de tweede alinea vervangen door: „Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2020.”. |
4) |
De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 november 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1395/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde kleine pelagische visserijen en visserijen voor industriële doeleinden in de Noordzee (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 35).
BIJLAGE
BIJLAGE
1. |
Kleine pelagische visserijen in ICES IIIa (Skagerrak en Kattegat):
|
2. |
Kleine pelagische visserijen in ICES IV (Noordzee):
|
3. |
Niet onder de punten 1 en 2 van de onderhavige bijlage vallende vaartuigen die vissen op in artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde kleine pelagische soorten. |
4. |
Industriële visserijen in Uniewateren van ICES IIIa en IV:
|
(1) Bodemottertrawl en bodemspantrawl met een maaswijdte van < 70 mm.
(2) Maaswijdte 50-90 mm.
(3) Maaswijdte 50-90 mm.