EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0731

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/731 van de Commissie van 25 april 2017 tot wijziging van de modellen van veterinaire certificaten BOV-X, BOV-Y, BOV en OVI in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modelcertificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelcertificaat voor samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wat betreft de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst. )

C/2017/2519

OJ L 108, 26.4.2017, p. 7–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32020R0692

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/731/oj

26.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 108/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/731 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2017

tot wijziging van de modellen van veterinaire certificaten BOV-X, BOV-Y, BOV en OVI in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modelcertificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelcertificaat voor samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wat betreft de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 9, lid 4, onder b),

Gezien Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer door de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (2), en met name artikel 13, lid 1, onder e),

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 16, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (4) bevat onder meer de voorschriften inzake veterinaire certificering voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde zendingen levende dieren, met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden runderen, en zendingen voor menselijke consumptie bestemd vers vlees, met inbegrip van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten.

(2)

Bijlage I, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 bevat een model van het veterinaire certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan) bestemd voor fok- en/of gebruiksdoeleinden na invoer (BOV-X) en een model van het veterinaire certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan) bestemd om na invoer onmiddellijk te worden geslacht (BOV-Y). Bijlage II, deel 2, bij die verordening bevat een model van het veterinaire certificaat voor vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, van als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bison, Bubalus en kruisingen daarvan) (BOV) en een model van het veterinaire certificaat voor vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, van als landbouwhuisdier gehouden schapen (Ovis aries) en geiten (Capra hircus) (OVI). Die modellen van veterinaire certificaten omvatten garanties betreffende boviene spongiforme encefalopathie (BSE).

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie (5) bevat onder meer de voorschriften inzake veterinaire certificering voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

(4)

Deel III van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 bevat een modelcertificaat voor de invoer van gelatine bestemd voor menselijke consumptie (GEL), deel IV van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van collageen bestemd voor menselijke consumptie (COL), deel V van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie (RCG), en deel VI van die bijlage bevat een modelcertificaat voor de invoer van behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie (TCG). Die modellen van veterinaire certificaten omvatten garanties betreffende BSE voor producten afkomstig van runderen, schapen en geiten.

(5)

Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie (6) bevat onder meer de voorschriften voor de gezondheidscertificering voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten.

(6)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 bevat het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Europese Unie van voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten. Dat modelgezondheidscertificaat omvat garanties betreffende BSE voor producten afkomstig van runderen, schapen en geiten.

(7)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn voorschriften vastgesteld inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. Hoofdstuk B van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorwaarden voor de invoer in de Unie van runderen wat BSE betreft en hoofdstuk C van die bijlage bevat de voorwaarden voor de invoer in de Unie van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten wat BSE betreft.

(8)

Verordening (EG) nr. 999/2001 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie (8). Die wijziging zorgt onder meer voor verduidelijking van de regels in de hoofdstukken B en C van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001. Ook de vereiste dat op het etiket van runderkarkassen of delen van runderkarkassen een blauwe streep moet worden aangebracht wanneer de verwijdering van de wervelkolom niet vereist is, zoals bepaald in hoofdstuk C van bijlage IX bij die verordening, is gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat op het etiket een rode streep moet worden aangebracht wanneer die verwijdering vereist is voor in de Unie ingevoerde producten van dierlijke oorsprong van runderen.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396, wordt met name de invoer toegestaan van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten uit derde landen met een verwaarloosbaar BSE-risico, zoals bepaald in bijlage IX, hoofdstuk C, afdeling B, ook wanneer die producten afgeleid zijn van grondstoffen afkomstig uit landen met een gecontroleerd of een onbepaald BSE-risico, op voorwaarde dat gespecificeerd risicomateriaal uit die grondstoffen is verwijderd.

(10)

De modellen van veterinaire certificaten BOV-X en BOV-Y in bijlage I, deel 2, en BOV en OVI in bijlage II, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, de modellen van veterinaire certificaten GEL, COL, RCG en TCG in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Unie van samengestelde producten in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 moeten daarom worden gewijzigd om er de voorschriften in op te nemen inzake de invoer van runderen, van vers vlees van runderen, schapen en geiten, en van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong van runderen, schapen en geiten zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 999/2001 zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396.

(11)

Verordening (EU) nr. 206/2010, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en Verordening (EU) nr. 28/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

In Verordening (EU) 2016/1396 is bepaald dat de wijzigingen die daarbij in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn aangebracht van toepassing zijn vanaf 1 juli 2017.

(13)

Ter voorkoming van de verstoring van de invoer in de Unie van zendingen van levende runderen, schapen en geiten, van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten, van gelatine, collageen, grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie en van bepaalde samengestelde producten bestemd voor menselijke consumptie moet het gebruik van certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 206/2010, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 en Verordening (EU) nr. 28/2012 zoals van toepassing vóór de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen onder bepaalde voorwaarden gedurende een overgangsperiode verder worden toegestaan.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

1.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van levende runderen, schapen en geiten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, en zendingen van vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage II, deel 2, bij Verordening (EU) nr. 206/2010, zoals die golden vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

2.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van gelatine bestemd voor menselijke consumptie, collageen bestemd voor menselijke consumptie, grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie en behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine en collageen bestemd voor menselijke consumptie die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in respectievelijk deel III, IV, V en VI van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759, zoals dat gold vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

3.   Gedurende een overgangsperiode tot en met 31 december 2017 mogen zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten die vergezeld gaan van een certificaat dat is afgegeven volgens het model in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012, zoals dat gold vóór de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen, in de Unie blijven worden ingevoerd op voorwaarde dat het certificaat uiterlijk op 30 november 2017 is afgegeven.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(4)  Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13).

(6)  Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie van 11 januari 2012 tot vaststelling van voorschriften voor de certificering van de invoer in en de doorvoer door de Unie van bepaalde samengestelde producten en tot wijziging van Beschikking 2007/275/EG en Verordening (EG) nr. 1162/2009 (PB L 12 van 14.1.2012, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie van 18 augustus 2016 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 225 van 19.8.2016, blz. 76).


BIJLAGE I

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, deel 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

het model van veterinair certificaat BOV-X wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.3 vervangen door:

„II.1.3.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en zij zijn niet blootgesteld aan de volgende dieren:

i)

BSE-gevallen;

ii)

runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben; of

iii)

als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;

(1) (2) hetzij [b)

als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE zijn geweest, zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (3) hetzij [b)

de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (4) hetzij [b)

de dieren zijn geboren ten minste 2 jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen worden de voetnoten 2, 3 en 4 vervangen door:

„(2)

Enkel indien de dieren zijn geboren en ononderbroken zijn gehouden in landen of gebieden die overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG zijn ingedeeld als landen respectievelijk gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico.

(3)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico.

(4)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico.”;

b)

het model van veterinair certificaat BOV-Y wordt als volgt gewijzigd:

i)

In deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.3 vervangen door:

„II.1.3.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

de dieren zijn geïdentificeerd met een permanent identificatiesysteem waarmee het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en zijn niet blootgesteld aan de volgende dieren:

i)

BSE-gevallen;

ii)

runderen die in hun eerste levensjaar samen met de BSE-gevallen in hun eerste levensjaar zijn gehouden en die blijkens onderzoek in die periode hetzelfde potentieel besmette voeder gekregen hebben; of

iii)

als het in punt ii) bedoelde onderzoek geen uitsluitsel biedt, runderen die in hetzelfde beslag als de BSE-gevallen en binnen twaalf maanden vóór of na de geboorte daarvan zijn geboren;

(1) (2) hetzij [b)

als er in het betrokken land inheemse gevallen van BSE zijn geweest, zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (3) hetzij [b)

de dieren zijn geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]

(1) (4) hetzij [b)

de dieren zijn geboren ten minste 2 jaar na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, daadwerkelijk wordt toegepast of na de datum waarop het laatste inheemse geval van BSE is geboren indien dat later is.]”

ii)

In deel II van de opmerkingen worden de voetnoten 2, 3 en 4 vervangen door:

„(2)

Enkel indien de dieren zijn geboren en ononderbroken zijn gehouden in landen of gebieden die overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG zijn ingedeeld als landen respectievelijk gebieden met een verwaarloosbaar BSE-risico.

(3)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico.

(4)

Enkel indien het land of gebied van oorsprong overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico.”.

2)

Bijlage II, deel 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

het model van veterinair certificaat BOV wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.9 vervangen door:

„(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is:

i)

zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

ii)

zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat en daar niet van afkomstig is (*);]

(1) hetzij [c)

i)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico;

ii)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia;

iii)

de karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3);]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van separatorvlees van beenderen van runderen die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees niet afkomstig is van separatorvlees van beenderen van runderen;]

(1) [e)

i)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

ii)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

iii)

het vlees of gehakt vlees is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees van runderen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

(1) hetzij [c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat, noch van beenderen van runderen verkregen separatorvlees, en daar evenmin van afkomstig is.]

(1) hetzij [c)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia. De karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3).]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending niet is ingedeeld overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG of is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

c)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees het volgende niet bevat en daar niet van afkomstig is:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen.]

(1) hetzij [d)

de karkassen, halve karkassen, halve karkassen die in ten hoogste drie delen zijn verdeeld en voor- en achtervoeten geen ander gespecificeerd risicomateriaal bevatten dan wervelkolom, inclusief achterwortelganglia. De karkassen of delen van karkassen van dieren ouder dan 30 maanden die wervelkolom bevatten, zijn gekenmerkt door middel van een duidelijk zichtbare rode streep op het in artikel 13 of artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 bedoelde etiket (3).]]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen wordt voetnoot 3 vervangen door:

„(3)

In het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 bedoelde Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GDB) wordt het aantal runderkarkassen of delen daarvan vermeld waaruit de wervelkolom moet worden verwijderd.”;

iii)

In deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot (*) toegevoegd:

„(*)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”;

b)

het model van veterinair certificaat OVI wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt punt II.1.9 vervangen door:

„(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied van verzending overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

(1) hetzij [b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is:

i)

zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

ii)

zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument;]

c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat en daar niet van afkomstig is (*);

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees niet afkomstig is van separatorvlees van beenderen van schapen of geiten;]

(1) hetzij [d)

het vlees of gehakt vlees afkomstig is van separatorvlees van beenderen van schapen of geiten die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;]

(1) [e)

i)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

ii)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

iii)

het vlees of gehakt vlees is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

c)

het vlees of gehakt vlees geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat, noch van beenderen van schapen of geiten verkregen separatorvlees, en daar evenmin van afkomstig is.]

(1) hetzij

[II.1.9.

met betrekking tot boviene spongiforme encefalopathie (BSE):

a)

het land of gebied niet is ingedeeld overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG of is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

aan de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

c)

de dieren waarvan het vlees of gehakt vlees afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

d)

het vlees of gehakt vlees het volgende niet bevat en daar niet van afkomstig is:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van schapen of geiten.]”;

ii)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot (*) toegevoegd:

„(*)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het vlees of gehakt vlees afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


BIJLAGE II

Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel III wordt het modelcertificaat voor de invoer van gelatine bestemd voor menselijke consumptie, model GEL, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat de hierboven omschreven gelatine overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

de gelatine afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen;

de gelatine is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van bijlage III, sectie XIV, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

de gelatine is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

de gelatine voldoet aan de criteria van bijlage III, sectie XIV, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

de gelatine is afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van van huiden afkomstige gelatine,

(1) hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevat en daar niet van afkomstig is (2);

de gelatine geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is, met uitzondering van gelatine die afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en de gelatine is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

de gelatine zowel afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG als van dieren die zijn geboren in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico, en die niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

hetzij

[de gelatine afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan de gelatine afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

de gelatine niet afkomstig is van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 2 toegevoegd:

„(2)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de gelatine afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

2)

In deel IV wordt het modelcertificaat voor de invoer van collageen bestemd voor menselijke consumptie, model COL, als volgt gewijzigd:

a)

Deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en dat het hierboven omschreven collageen overeenkomstig die voorschriften is geproduceerd en met name dat:

het collageen afkomstig is van een of meer inrichtingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 een op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) gebaseerd programma toepassen;

het collageen is geproduceerd met grondstoffen die voldoen aan de voorschriften van bijlage III, sectie XV, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

het collageen is vervaardigd overeenkomstig de voorschriften van bijlage III, sectie XV, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

het collageen voldoet aan de criteria van bijlage III, sectie XV, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1);

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

de gelatine is afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van van huiden afkomstig collageen,

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevat en daar niet van afkomstig is (2);

het collageen geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is, met uitzondering van collageen dat afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan het collageen afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de OIE, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan het collageen afkomstig is, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en het collageen is vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat het geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevat en daar ook niet mee is besmet.]]

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

het collageen geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevat en daar niet van afkomstig is.]

(1) hetzij

[het collageen afkomstig is uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan het collageen afkomstig is, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan het collageen afkomstig is, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van gas dat in de schedelholte wordt geïnjecteerd;

het collageen niet afkomstig is van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 2 toegevoegd:

„(2)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien het collageen afkomstig is van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

3)

In deel V wordt het modelcertificaat voor de invoer van grondstoffen voor de productie van gelatine/collageen bestemd voor menselijke consumptie, model RCG, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat zij/hij kennis heeft van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1), Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206) en dat de hierboven omschreven grondstoffen voldoen aan die voorschriften en met name dat:

(1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee en ligamenten en pezen afkomstig zijn van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een ante- en een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

(1) [de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild afkomstig zijn van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

en/of

(1) [de hierboven beschreven huid en graten van vis afkomstig zijn van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

zij afkomstig zijn van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van huiden van herkauwers,

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

zij geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevatten en daar niet van afkomstig zijn (6);

zij geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn, met uitzondering van grondstoffen die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, niet zijn geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en dat aan de dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, en de grondstoffen zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]]

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de grondstoffen afkomstig van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn;]

(1) hetzij

[zij afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de grondstoffen afkomstig zijn, geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, zijn vervoederd;

de dieren waarvan de grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, niet zijn gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de grondstoffen niet afkomstig zijn van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 6 toegevoegd:

„(6)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de grondstoffen afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.

4)

In deel VI wordt het modelcertificaat voor de invoer van behandelde grondstoffen voor de productie van gelatine/collageen bestemd voor menselijke consumptie, model TCG, als volgt gewijzigd:

a)

deel II.1 Verklaring inzake de volksgezondheid wordt vervangen door:

„Ondergetekende verklaart dat de hierboven beschreven behandelde grondstoffen aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij zijn afkomstig van inrichtingen die door de bevoegde autoriteit worden gecontroleerd en in een lijst zijn opgenomen,

en

(1) [de hierboven omschreven beenderen en huiden van als huisdier of landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkens en pluimvee zijn afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht en waarvan de karkassen op grond van een ante- en een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

[de hierboven omschreven huiden en beenderen van vrij wild zijn afkomstig van gedode dieren waarvan de karkassen op grond van een post-mortemkeuring geschikt voor menselijke consumptie zijn bevonden,]

(1) en/of

[de hierboven beschreven huid en graten van vis zijn afkomstig van voor de uitvoer erkende bedrijven waar visserijproducten voor menselijke consumptie worden vervaardigd,]

en

(1) hetzij

[zij zijn gedroogde beenderen van runderen, schapen, geiten, varkens en paardachtigen, met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden en wilde dieren, en pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vederwild, voor de productie van collageen of gelatine, zij zijn afkomstig van gezonde, in een slachthuis geslachte dieren, en zij zijn als volgt behandeld:

(1) hetzij

[vermalen tot stukken van ca. 15 mm, met heet water ontvet bij een temperatuur van ten minste 70 °C gedurende ten minste 30 minuten, van ten minste 80 °C gedurende ten minste 15 minuten, of van ten minste 90 °C gedurende ten minste 10 minuten, daarna gescheiden en vervolgens gewassen en dan gedroogd gedurende ten minste 20 minuten in een heteluchtstroom met een begintemperatuur van ten minste 350 °C, of gedurende 15 minuten in een heteluchtstroom met een begintemperatuur van meer dan 700 °C.]

(1) hetzij

[gedurende ten minste 42 dagen in de zon gedroogd bij een gemiddelde temperatuur van ten minste 20 °C.]

(1) hetzij

[behandeld met een zuur, waarbij de pH in het binnenste gedurende ten minste één uur vóór het drogen lager dan 6 is gehouden.]]

(1) hetzij

[zij zijn huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee of van vrij wild, zij zijn afkomstig van gezonde dieren en:

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een base, waarbij in het binnenste een pH hoger dan 12 is bereikt, gevolgd door zouten gedurende ten minste zeven dagen]

(1) hetzij

[zij zijn gedurende ten minste 42 dagen gedroogd bij een temperatuur van ten minste 20 °C.]

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een zuur, waarbij in het binnenste gedurende ten minste één uur een pH lager dan 5 is bereikt.]

(1) hetzij

[zij zijn behandeld met een base, waarbij in het binnenste gedurende ten minste 8 uur een pH hoger dan 12 is bereikt.]]

(1) hetzij

[zij zijn beenderen of huiden van als landbouwhuisdier gehouden herkauwers, varkenshuiden, huiden van pluimvee, huid van vis en huiden van vrij wild uit derde landen, delen van derde landen en gebieden zoals bedoeld in bijlage I, deel IV, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie van 28 april 2016 tot vaststelling van lijsten van derde landen, delen van derde landen en gebieden waaruit de lidstaten het binnenbrengen in de Unie van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong moeten toestaan, tot vaststelling van certificeringsvoorschriften, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 en tot intrekking van Beschikking 2003/812/EG (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 13) die een andere behandeling dan die welke hierboven zijn genoemd, hebben ondergaan en die afkomstig zijn van inrichtingen die geregistreerd of erkend zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004

(1) en, indien afkomstig van runderen, schapen en geiten,

zij zijn afkomstig van dieren die bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt zijn bevonden,

(1) en, met uitzondering van huiden van herkauwers,

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

zij geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1) bevatten en daar niet van afkomstig zijn (4);

zij geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten bevatten en daar niet van afkomstig zijn, met uitzondering van behandelde grondstoffen die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn niet geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij de dieren zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

(1) [de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico en aan de dieren zijn geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd;]

(1) [de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, de producten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]]

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

de dieren waarvan de voor uitvoer bestemde behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de behandelde grondstoffen afkomstig van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig;]

(1) hetzij

[zij zijn afkomstig uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84) is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

aan de dieren waarvan de behandelde grondstoffen afkomstig zijn, zijn geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd;

de dieren waarvan de behandelde grondstoffen van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

de behandelde grondstoffen zijn niet afkomstig van:

i)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

ii)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

iii)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten.]]”;

b)

in deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 4 toegevoegd:

„(4)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de behandelde grondstoffen afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


BIJLAGE III

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 28/2012 wordt het modelgezondheidscertificaat voor invoer in de Europese Unie van voor menselijke consumptie bestemde samengestelde producten als volgt gewijzigd:

1)

In punt II.2.A van deel II Informatie over de gezondheid wordt punt E vervangen door:

„E)

Indien het verse vlees en/of de darmen die voor de bereiding van de vleesproducten en/of de behandelde darmen zijn gebruikt materiaal van runderen, schapen of geiten bevatten, moeten zij voldoen aan de volgende voorwaarden naargelang van de BSE-risicocategorie van het land van oorsprong:

(1) [E.1)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico:

1.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

2.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en zijn daar niet van afkomstig (11);

3.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig, met uitzondering van producten van runderen, schapen en geiten die afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico waar zich geen inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan;

4.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet geslacht, na bedwelming, door middel van een gasinjectie in de schedelholte of gedood volgens dezelfde methode of geslacht, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument, tenzij zij zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico;

5.

indien de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, afkomstig zijn uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico, zijn aan die dieren geen vleesbeendermeel of kanen, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd en de producten zijn vervaardigd en behandeld op een wijze die waarborgt dat zij geen zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd, bevatten en daar ook niet mee zijn besmet.]

(1) of [E2)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico:

1.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden en zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

2.

de producten van runderen, schapen en geiten bevatten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of separatorvlees van beenderen van runderen, schapen of geiten en zijn daar niet van afkomstig;

(1) (4) 3.

als het gaat om darmen van oorsprong uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico, is voor de invoer van behandelde darmen aan de volgende voorwaarden voldaan:

a)

het land of gebied was overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG ingedeeld als land respectievelijk gebied met een gecontroleerd BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

(1) c)

als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:

i)

zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers wordt toegepast; of

ii)

bevatten de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en zijn zij daar niet van afkomstig.]

(1) of [E.3)

voor invoer uit een land of gebied dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico:

1.

aan de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geen vleesbeendermeel of kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid, vervoederd en de dieren zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

2.

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn niet gedood, na bedwelming, door beschadiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht of door middel van injectie van gas in de schedelholte;

3.

de producten van runderen, schapen en geiten zijn niet afkomstig van:

a)

gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

b)

zenuw- en lymfeweefsel dat bij het ontbenen is vrijgelegd;

c)

separatorvlees van beenderen van runderen, schapen en geiten;

(1) (4) 4.

als het gaat om darmen van oorsprong uit een land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico, is voor de invoer van behandelde darmen aan de volgende voorwaarden voldaan:

a)

het land of gebied was overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG ingedeeld als land respectievelijk gebied met een onbepaald BSE-risico;

b)

de dieren waarvan de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in het land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico en zijn bij een ante- en een post-mortemkeuring geschikt bevonden;

(1) c)

als de darmen van oorsprong zijn uit een land of gebied waar zich inheemse gevallen van BSE hebben voorgedaan:

i)

zijn de dieren geboren na de datum met ingang waarvan het verbod op het vervoederen aan herkauwers van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers wordt toegepast; of

ii)

bevatten de producten van runderen, schapen en geiten geen gespecificeerd risicomateriaal zoals gedefinieerd in bijlage V, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en zijn zij daar niet van afkomstig.]”.

2)

In deel II van de opmerkingen wordt de volgende voetnoot 11 toegevoegd:

„(11)

Gespecificeerd risicomateriaal moet niet worden verwijderd indien de producten van runderen, schapen en geiten afkomstig zijn van dieren die zijn geboren, ononderbroken zijn gehouden en zijn geslacht in een derde land of gebied van een derde land dat overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG is ingedeeld als derde land respectievelijk gebied van een derde land met een verwaarloosbaar BSE-risico.”.


Top