EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015D1523

Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland

OJ L 239, 15.9.2015, p. 146–156 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/09/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/1523/oj

15.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 239/146


BESLUIT (EU) 2015/1523 VAN DE RAAD

van 14 september 2015

tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) kan de Raad, indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten vaststellen.

(2)

Overeenkomstig artikel 80 VWEU dienen aan het beleid van de Unie op het gebied van grenscontroles, asiel en immigratie en de uitvoering daarvan de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten ten grondslag te liggen en dienen de handelingen van de Unie die op dat gebied worden vastgesteld, passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel te bevatten.

(3)

De recente crisis in het Middellandse Zeegebied noopte de instellingen van de Unie ertoe de uitzonderlijke aard van de migratiestromen in dat gebied onmiddellijk te onderkennen en op te roepen tot concrete solidariteitsmaatregelen jegens de lidstaten in de voorste linie. Meer bepaald heeft de Commissie op 20 april 2015 tijdens een gezamenlijke vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken een tienpuntenplan gepresenteerd met onmiddellijke maatregelen om de crisis aan te pakken, waarbij zij onder meer heeft toegezegd de mogelijkheden voor een noodherplaatsingsmechanisme in overweging te nemen.

(4)

Tijdens zijn vergadering van 23 april 2015 besliste de Europese Raad onder meer om de interne solidariteit en verantwoordelijkheid te versterken, en verbond hij zich ertoe de noodhulp aan de lidstaten die in de voorste linie liggen, op te voeren en opties te overwegen voor het organiseren van noodherplaatsing tussen alle lidstaten op vrijwillige basis; tevens verbond hij zich ertoe in de lidstaten die in de voorste linie liggen, teams van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) in te zetten voor het gezamenlijk verwerken van verzoeken om internationale bescherming, waaronder het registreren van verzoekers en het nemen van vingerafdrukken.

(5)

Het Europees Parlement herhaalde in zijn resolutie van 28 april 2015 dat het antwoord van de Unie op de meest recente tragedies in het Middellandse Zeegebied gebaseerd moet zijn op solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid, en dat de Unie meer solidariteit moet tonen jegens de lidstaten die, absoluut of relatief, de grootste aantallen vluchtelingen en asielzoekers opnemen.

(6)

Tijdens zijn bijeenkomsten van 25 en 26 juni 2015 heeft de Europese Raad onder meer beslist dat drie essentiële aspecten parallel moeten worden ontwikkeld: herplaatsing/hervestiging, terugkeer/overname/re-integratie en samenwerking met de landen van herkomst en doorreis. De Europese Raad kwam met name, gelet op de huidige noodsituatie en de toezegging om de solidariteit en verantwoordelijkheid te versterken, de tijdelijke en uitzonderlijke herplaatsing overeen, over een periode van twee jaar, van 40 000 mensen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, van Italië en van Griekenland naar andere lidstaten. Hij verzocht om de spoedige vaststelling van een besluit van de Raad met het oog daarop, en concludeerde dat alle lidstaten in dit verband bij consensus overeenstemming dienden te bereiken over de verdeling van die mensen, rekening houdend met de specifieke situatie van de lidstaten.

(7)

De specifieke situaties van de lidstaten vloeien met name voort uit migratiestromen in andere geografische regio's, zoals de migratieroute van de Westelijke Balkan.

(8)

Verscheidene lidstaten zijn in 2014 geconfronteerd met een aanzienlijke stijging van het totale aantal migranten, onder wie verzoekers om internationale bescherming, dat op hun grondgebied binnenkwam, en dit is in de eerste maanden van 2015 voor enkele van deze lidstaten nog steeds het geval. Om deze stijging beter het hoofd te kunnen bieden, hebben een aantal lidstaten financiële noodhulp van de Commissie en operationele steun van het EASO ontvangen.

(9)

Bij de recente tragische gebeurtenissen in het Middellandse Zeegebied is gebleken dat, van de lidstaten die geconfronteerd worden met situaties van aanzienlijke druk, met name Italië en Griekenland te kampen hebben met ongekende stromen migranten die hun grondgebied binnenkomen, onder wie ook verzoekers om internationale bescherming die een dergelijke bescherming duidelijk nodig hebben, en dat daardoor de migratie- en asielstelsels van die landen onder aanzienlijke druk staan.

(10)

Volgens gegevens van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) kwamen irreguliere grensoverschrijdingen naar de Unie in 2014 vooral voor via het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied. In 2014 kwamen alleen al in Italië ruim 170 000 migranten op een irreguliere manier aan, een stijging van 277 % ten opzichte van 2013. Ook Griekenland had te maken met een gestage toename, met ruim 50 000 irreguliere migranten — een stijging van 153 % ten opzichte van 2013 — die het land binnenkwamen. De globale aantallen stegen in de loop van 2015 verder. In de eerste zes maanden van 2015 liet Italië, in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar, een toename van 5 % optekenen in het aantal irreguliere grensoverschrijdingen. Griekenland kreeg in diezelfde periode te maken met een sterke stijging van het aantal irreguliere grensoverschrijdingen, namelijk een verzesvoudiging in vergelijking met de eerste zes maanden van 2014 (meer dan 76 000 in de periode van januari tot en met juni 2015, tegenover 113 336 van januari tot en met juni 2014). Een groot deel van het totale aantal irreguliere migranten dat in deze twee regio's is aangetroffen, had een nationaliteit waarvoor volgens de gegevens van Eurostat in de Unie een hoge erkenningsgraad geldt.

(11)

Volgens Eurostat dienden in 2014 in Italië 64 625 personen een verzoek om internationale bescherming in, tegenover 26 920 in 2013 (een stijging van 143 %). Griekenland kende met 9 430 verzoekers een geringere stijging (een stijging van 15 %). In het eerste kwartaal van 2015 vroegen 15 250 personen internationale bescherming aan in Italië (een stijging van 47 % in vergelijking met het eerste kwartaal van 2014), en 2 615 personen in Griekenland (een stijging van 28 % ten opzichte van het eerste kwartaal van 2014).

(12)

Tot dusver zijn in het kader van het migratie- en asielbeleid veel maatregelen ter ondersteuning van Italië en Griekenland getroffen, waaronder substantiële noodhulp en operationele steun via het EASO. Italië en Griekenland waren in de periode 2007-2013 respectievelijk de tweede en de derde grootste begunstigde van middelen die werden verstrekt via het algemene programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (Solid), en ontvingen bovendien aanzienlijke noodfinanciering. Italië en Griekenland zullen in de periode 2014-2020 waarschijnlijk de voornaamste begunstigden blijven van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF).

(13)

Door de aanhoudende instabiliteit en conflicten in de onmiddellijke nabijheid van Italië en Griekenland is het zeer waarschijnlijk dat hun migratie- en asielstelsels onder een significante en verhoogde druk zullen blijven staan, en dat een aanzienlijk deel van de migranten internationale bescherming nodig zal hebben. Het is dan ook absoluut noodzakelijk jegens Italië en Griekenland solidariteit te tonen en de tot dusver getroffen steunmaatregelen voor deze landen aan te vullen met voorlopige maatregelen op het gebied van asiel en migratie.

(14)

Daarnaast moeten Italië en Griekenland structurele oplossingen vinden voor het aanpakken van de uitzonderlijke druk op hun asiel- en migratiestelsels. Ter aanvulling op de in dit besluit vervatte maatregelen moeten Italië en Griekenland dus een robuust strategisch kader tot stand brengen voor de respons op crisissituaties, en dienen zij het lopende hervormingsproces op deze gebieden te intensiveren. Italië en Griekenland moeten in dit verband op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bij de Commissie elk een stappenplan indienen met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van hun systemen op die gebieden te verbeteren, alsmede maatregelen voor een passende uitvoering van dit besluit, zodat zij ook na het verstrijken van de geldigheidsduur van dit besluit beter het hoofd te kunnen bieden aan een mogelijk grotere toestroom van migranten op hun grondgebied.

(15)

Gelet op het feit dat de Europese Raad het eens is geworden over een reeks onderling verbonden maatregelen, dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om, indien nodig en nadat de betrokken staat zijn standpunt heeft kunnen kenbaar maken, de toepassing van dit besluit voor beperkte tijd op te schorten, indien Italië of Griekenland zijn verbintenissen in dit verband niet nakomt.

(16)

Als een lidstaat ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een soortgelijke noodsituatie terechtkomt, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement op grond van artikel 78, lid 3, VWEU voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat vaststellen. Dergelijke maatregelen kunnen inhouden dat, waar passend, de verplichtingen van die lidstaat uit hoofde van onderhavig besluit worden opgeschort.

(17)

Overeenkomstig artikel 78, lid 3, VWEU dienen de maatregelen die ten gunste van Italië en van Griekenland worden overwogen, van voorlopige aard te zijn. Een tijdsduur van 24 maanden is redelijk om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet, een reële bijdrage leveren aan de ondersteuning van Italië en Griekenland bij de aanpak van de significante migratiestromen naar hun grondgebied.

(18)

De maatregelen voor herplaatsing vanuit Italië en vanuit Griekenland waarin dit besluit voorziet, houden een tijdelijke afwijking in van de in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) bepaalde regel volgens dewelke Italië en Griekenland anderszins elk verzoek om internationale bescherming zouden moeten behandelen volgens de in hoofdstuk III van die verordening bepaalde criteria, alsmede een tijdelijke afwijking van de procedurestappen en de termijnen die in de artikelen 21, 22 en 29 van die verordening zijn vastgelegd. De overige bepalingen van Verordening (EU) nr. 604/2013, met inbegrip van de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (2) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van de Commissie (3), blijven van toepassing, met inbegrip van de daarin vervatte regels betreffende de verplichting van de overdragende lidstaten om de kosten te dragen die noodzakelijk zijn voor de overdracht van een verzoeker naar de lidstaat van herplaatsing en betreffende de samenwerking bij overdrachten tussen lidstaten en de toezending van informatie via het DubliNet-netwerk voor elektronische communicatie.

Dit besluit voorziet ook in een afwijking van de instemming van de verzoeker om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(19)

Herplaatsingsmaatregelen ontheffen de lidstaten niet van de integrale toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013, met inbegrip van de bepalingen in verband met gezinshereniging, de bijzondere bescherming van niet-begeleide minderjarigen, en de discretionaire bepaling op humanitaire gronden.

(20)

Beslist moet worden welke criteria zouden gelden om te bepalen welke en hoeveel verzoekers uit Italië en uit Griekenland zouden worden herplaatst, zonder afbreuk te doen aan beslissingen op nationaal niveau inzake asielverzoeken. Er wordt voorzien in een duidelijk en werkbaar systeem, dat uitgaat van een drempelwaarde die overeenstemt met het gemiddelde percentage, op Unieniveau, van de beslissingen tot verlening van internationale bescherming in procedures in eerste aanleg, als door Eurostat gedefinieerd, in verhouding tot het totale aantal beslissingen in eerste aanleg over verzoeken om internationale bescherming in de Unie, op basis van de meest recente beschikbare statistieken. Aan de ene kant zou deze drempelwaarde zo veel mogelijk moeten waarborgen dat alle verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, in staat worden gesteld om hun rechten op bescherming snel en volledig uit te oefenen in de lidstaat van herplaatsing. Aan de andere kant zou de drempelwaarde zoveel mogelijk moeten voorkomen dat verzoekers wier verzoek waarschijnlijk negatief zal worden beoordeeld, worden herplaatst in een andere lidstaat en zo hun verblijf in de Unie onterecht kunnen verlengen. In dit besluit moet een drempel van 75 % worden gebruikt, op basis van de meest recente kwartaalgegevens van Eurostat over beslissingen in eerste aanleg.

(21)

De voorlopige maatregelen zijn bedoeld om de aanzienlijke asieldruk op Italië en op Griekenland te verlichten, met name door herplaatsing van een significant aantal verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en die op het grondgebied van Italië of Griekenland zijn aangekomen na de datum waarop dit besluit van toepassing wordt. Op basis van het totale aantal onderdanen van derde landen dat in 2014 irregulier in Italië en Griekenland is aangekomen, en het aantal van deze personen dat duidelijk internationale bescherming nodig heeft, zouden vanuit Italië of vanuit Griekenland in totaal 40 000 verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, moeten worden herplaatst. Dat is ongeveer 40 % van het totale aantal onderdanen van derde landen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en in 2014 irregulier in Italië of Griekenland zijn aangekomen. De herplaatsingsmaatregel die in dit besluit wordt voorgesteld, zorgt derhalve voor een billijke verdeling van de lasten tussen Italië en Griekenland enerzijds, en de andere lidstaten anderzijds. Op basis van dezelfde totaalcijfers over 2014 en de eerste vier maanden van 2015 betreffende de getalsmatige verhouding tussen Italië en Griekenland, zou 60 % van de verzoekers uit Italië moeten worden herplaatst en 40 % uit Griekenland.

(22)

Op 20 juli 2015, waarin de specifieke situatie van de lidstaten wordt belicht, hebben de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten een consensus bereikt over de verdeling van 40 000 personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben en over een periode van twee jaar naar andere lidstaten dan Italië en Griekenland moeten worden herplaatst, namelijk 24 000 personen uit Italië en 16 000 personen uit Griekenland.

(23)

Het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), dat bij Verordening (EU) nr. 516/2014 is opgericht, verstrekt bijstand voor door de lidstaten overeengekomen lastenverdelingsinitiatieven en staat open voor nieuwe beleidsontwikkelingen op dit gebied. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 516/2014 voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten in het kader van hun nationale programma's acties uitvoeren op het gebied van het overbrengen van personen die om internationale bescherming verzoeken, en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014 voorziet in de mogelijkheid om een vast bedrag van 6 000 EUR uit te keren per uit een andere lidstaat overgebrachte persoon die internationale bescherming geniet.

(24)

Met het oog op de toepassing van het beginsel van solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheden en ermee rekening houdende dat dit besluit een verdere beleidsontwikkeling op dit gebied inhoudt, is het dienstig te bepalen dat lidstaten waarnaar, overeenkomstig dit besluit, vanuit Italië of Griekenland verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, worden herplaatst, voor elke herplaatste persoon een vast bedrag ontvangen dat gelijk is aan het vaste bedrag waarin in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014, namelijk 6 000 EUR, is voorzien, en dat dat bedrag volgens dezelfde procedure wordt toegekend. Dit houdt in dat tijdelijk in beperkte mate wordt afgeweken van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014, aangezien het vaste bedrag dient te worden betaald voor herplaatste verzoekers in plaats van voor begunstigden van internationale bescherming. Een dergelijke tijdelijke verruiming van het toepassingsgebied van potentiële begunstigden van de regeling inzake het vaste bedrag is namelijk een integrerend onderdeel van de noodregeling die bij dit besluit wordt ingesteld.

(25)

Er dient op te worden toegezien dat een snelle herplaatsingsprocedure wordt ingesteld en dat de uitvoering van de voorlopige maatregelen gepaard gaat met nauwe administratieve samenwerking tussen de lidstaten en met operationele steun van het EASO.

(26)

Tijdens de gehele herplaatsingsprocedure, totdat de overbrenging van de verzoeker is voltooid, dient rekening te worden gehouden met de nationale veiligheid en de openbare orde. Met volledige inachtneming van de grondrechten van de verzoeker, met inbegrip van de relevante regels inzake gegevensbescherming, dient een lidstaat, wanneer hij redelijke gronden heeft om een verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen, de andere lidstaten daarvan in kennis te stellen.

(27)

Wanneer wordt beslist welke verzoekers die duidelijk internationale bescherming nodig hebben, vanuit Italië en vanuit Griekenland worden herplaatst, moet voorrang worden gegeven aan kwetsbare verzoekers in de zin van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad (5). De bijzondere behoeften van verzoekers, waaronder die op gezondheidsgebied, dienen daarbij primair in aanmerking te worden genomen. Het belang van het kind dient altijd voorop te staan.

(28)

Bij de beslissing in welke specifieke lidstaat verzoekers worden herplaatst, dient voorts rekening te worden gehouden met de specifieke kwalificaties en kenmerken van de betrokken verzoekers, zoals hun talenkennis en andere individuele indicaties op basis van aangetoonde culturele, sociale of familiebanden, die hun integratie in de lidstaat van herplaatsing zouden kunnen bevorderen. Bij bijzonder kwetsbare verzoekers moet in overweging worden genomen of de lidstaat van herplaatsing die verzoekers passende steun kan bieden en moet een billijke verdeling van deze verzoekers over de lidstaten worden verzekerd. Met inachtneming van het beginsel van non-discriminatie kunnen lidstaten van herplaatsing hun voorkeuren voor aanvragers aangeven, op basis van de bovenstaande informatie. Met deze gegevens kunnen Italië en Griekenland, in overleg met het EASO en in voorkomend geval met verbindingsfunctionarissen, lijsten opstellen van mogelijke verzoekers die voor herplaatsing naar die lidstaat in aanmerking komen.

(29)

De aanwijzing van verbindingsfunctionarissen in Italië en in Griekenland door de lidstaten moet de doeltreffende uitvoering van de herplaatsingsprocedure vergemakkelijken, onder meer wat betreft de zorgvuldige selectie van verzoekers die kunnen worden herplaatst, waarbij in het bijzonder de kwetsbaarheid en de kwalificaties van de verzoekers in aanmerking worden genomen. Zowel wat betreft de aanwijzing van verbindingsfunctionarissen in Italië en in Griekenland als wat betreft het uitvoeren van hun taken, moeten de lidstaat van herplaatsing en Italië en Griekenland alle relevante informatie uitwisselen en gedurende de hele herplaatsingsprocedure nauw blijven samenwerken.

(30)

De wettelijke en procedurele waarborgen waarin Verordening (EU) nr. 604/2013 voorziet, blijven van toepassing op de verzoekers op wie dit besluit betrekking heeft. Voorts moeten verzoekers op de hoogte worden gebracht van de in dit besluit omschreven herplaatsingsprocedure en in kennis worden gesteld van het herplaatsingsbesluit, dat een overdrachtsbesluit vormt in de zin van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 604/2013. Aangezien een verzoeker krachtens het Unierecht niet het recht heeft om te kiezen welke lidstaat zijn verzoek zal behandelen, dient de verzoeker overeenkomstig Verordening (EU) nr. 604/2013 het recht te hebben op een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen het herplaatsingsbesluit, doch slechts om de eerbiediging van zijn grondrechten te waarborgen. In overeenstemming met artikel 27 van deze verordening, kunnen de lidstaten in hun nationale recht bepalen dat het beroep tegen het overdrachtsbesluit niet automatisch tot de opschorting van de overdracht van de verzoeker leidt, maar dat de betrokkene de gelegenheid heeft om te verzoeken de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep.

(31)

Voor en na de overdracht naar de lidstaat van herplaatsing dienen verzoekers de rechten en waarborgen te genieten waarin is voorzien in Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en Richtlijn 2013/33/EU, onder meer wat hun bijzondere behoeften inzake opvang en procedure betreft. Bovendien blijft Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) van toepassing met betrekking tot verzoekers die onder dit besluit vallen.

(32)

Er dienen maatregelen te worden getroffen ter voorkoming van secundaire stromen van herplaatste personen vanuit de lidstaat van herplaatsing naar andere lidstaten, wat de doeltreffende toepassing van dit besluit zou kunnen bemoeilijken. Met name dient de verzoekers te worden gewezen op de gevolgen van verdere irreguliere verplaatsingen binnen de lidstaten en op het feit dat als de lidstaat van herplaatsing hun internationale bescherming verleent, zij in beginsel uitsluitend in die lidstaat de rechten hebben die verbonden zijn aan de internationale bescherming.

(33)

Voorts dient de harmonisatie van de opvangvoorzieningen onder de lidstaten, overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2013/33/EU, ertoe bij te dragen dat het ontstaan van secundaire stromen van verzoekers om internationale bescherming als gevolg van de uiteenlopende opvangvoorzieningen wordt beperkt. Teneinde dezelfde doelstelling te verwezenlijken, dienen de lidstaten zich te beraden op de invoering van een meldingsplicht en te overwegen verzoekers om internationale bescherming materiële opvangvoorzieningen te bieden, waaronder — bij uitsluiting in natura — huisvesting, voedsel en kleding, alsmede, indien van toepassing, ervoor te zorgen dat verzoekers rechtstreeks worden overgedragen aan de lidstaat van herplaatsing. Ook mogen de lidstaten tijdens de periode van behandeling van verzoeken om internationale bescherming, als bepaald in het Schengenacquis, behalve om ernstige humanitaire redenen, de verzoekers geen nationale reisdocumenten verstrekken noch andere, bijvoorbeeld financiële, voordelen bieden die hun irreguliere verplaatsing naar andere lidstaten in de hand kunnen werken. Indien een verzoeker zich irregulier verplaatst naar een andere lidstaat, dient hij teruggestuurd te worden naar de lidstaat van herplaatsing overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 604/2013.

(34)

Teneinde secundaire stromen van begunstigden van internationale bescherming te voorkomen, moeten de lidstaten de begunstigden ook inlichten over de voorwaarden waaronder zij legaal een andere lidstaat kunnen binnenkomen en er kunnen verblijven, en moeten de lidstaten meldingsverplichtingen kunnen opleggen. Uit hoofde van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) moet een begunstigde van internationale bescherming die irregulier op het grondgebied van een lidstaat verblijft, door die lidstaat onmiddellijk naar de lidstaat van herplaatsing worden teruggestuurd. Indien de betrokkene weigert vrijwillig terug te keren, moet de terugkeer naar de lidstaat van herplaatsing onder dwang gebeuren.

Voorts kan, indien het nationale recht daarin voorziet, ingeval van een gedwongen terugkeer naar de lidstaat van herplaatsing, de lidstaat die de gedwongen terugkeer organiseert, besluiten een nationaal toegangsverbod uit te vaardigen, waardoor de begunstigde gedurende een bepaalde tijd het grondgebied van die specifieke lidstaat niet meer kan betreden.

(35)

Aangezien dit besluit tot doel heeft een noodsituatie aan te pakken en Italië en Griekenland steun te bieden bij het versterken van hun asielsysteem, moet het besluit hen in staat stellen om, daarin bijgestaan door de Commissie, bilaterale regelingen te treffen met IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland over de herplaatsing van personen die onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen. In die regelingen moet rekening worden gehouden met de kernelementen van dit besluit, met name betreffende de herplaatsingsprocedure en de rechten en plichten van verzoekers, alsmede in verband met Verordening (EU) nr. 604/2013.

(36)

De specifieke door de herplaatsingsregeling aan Italië en aan Griekenland verstrekte steun moet worden aangevuld met extra maatregelen, vanaf de aankomst van onderdanen van derde landen op het grondgebied van Italië of van Griekenland tot bij de voltooiing van alle van toepassing zijnde procedures, onder de coördinatie van EASO en andere relevante agentschappen, zoals Frontex, dat de terugkeer coördineert van onderdanen van derde landen die het recht niet hebben op het grondgebied te blijven, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG.

(37)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie („VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(38)

Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd.

(39)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het besluit niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

(40)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, en is het niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(41)

Gezien het spoedeisende karakter van de situatie dient dit besluit in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit worden voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ingesteld ten gunste van Italië en van Griekenland, teneinde deze lidstaten te helpen beter het hoofd te bieden aan een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in deze lidstaten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „verzoek om internationale bescherming”: een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (9);

b)   „verzoeker”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;

c)   „internationale bescherming”: de vluchtelingenstatus en de subsidiairebeschermingsstatus in de zin van artikel 2, onder e) respectievelijk g), van Richtlijn 2011/95/EG;

d)   „gezinsleden”: gezinsleden in de zin van artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad;

e)   „herplaatsing”: de overdracht van een verzoeker van het grondgebied van de lidstaat die volgens de criteria van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013 verantwoordelijk is voor de behandeling van diens verzoek om internationale bescherming, naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing;

f)   „lidstaat van herplaatsing”: de lidstaat die verantwoordelijk wordt voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013 van een verzoeker, nadat deze op het grondgebied van die lidstaat is herplaatst.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Herplaatst in de zin van dit besluit worden slechts verzoekers die hun verzoek om internationale bescherming in Italië of in Griekenland hebben ingediend, en voor wie deze staten anders verantwoordelijk zouden zijn geweest volgens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat, zoals opgenomen in hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 604/2013.

2.   Herplaatst in de zin van dit besluit worden slechts verzoekers die een nationaliteit hebben waarvoor geldt dat, volgens de meest recente kwartaalgemiddelden die door Eurostat voor de gehele Unie zijn vastgesteld, 75 % of meer van de verzoeken om internationale bescherming als bedoeld in hoofdstuk III van Richtlijn 2013/32/EU heeft geleid tot een besluit tot verlening van internationale bescherming in eerste aanleg. Voor staatloze personen wordt rekening gehouden met het land waar dezen vroeger gewoonlijk verbleven. Met de kwartaalupdates wordt alleen rekening gehouden met betrekking tot verzoekers die nog niet zijn aangemerkt als verzoekers die kunnen worden herplaatst overeenkomstig artikel 5, lid 3, van dit besluit.

Artikel 4

Verdeling van verzoekers over de lidstaten

Ten gevolge van de bij resolutie van 20 juli 2015 bereikte consensus tussen de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het herplaatsen van 40 000 personen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben vanuit Italië en vanuit Griekenland:

a)

zullen 24 000 verzoekers vanuit Italië worden herplaatst op het grondgebied van de andere lidstaten.

b)

zullen 16 000 verzoekers vanuit Griekenland worden herplaatst op het grondgebied van de andere lidstaten.

Artikel 5

Herplaatsingsprocedure

1.   Met het oog op de voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke administratieve samenwerking wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan, waarvan hij de adresgegevens aan de andere lidstaten en aan het EASO meedeelt. De lidstaten nemen, in overleg met het EASO en andere betrokken agentschappen, alle passende maatregelen om rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen, onder meer over de in lid 7 bedoelde gronden.

2.   De lidstaten delen op gezette tijden en ten minste om de drie maanden mee hoeveel verzoekers snel op hun grondgebied kunnen worden herplaatst en verstrekken alle andere relevante informatie.

3.   Op basis van die informatie stellen Italië en Griekenland, bijgestaan door het EASO en, waar van toepassing, de in lid 8 van dit artikel bedoelde verbindingsfunctionarissen van de lidstaten, vast welke afzonderlijke verzoekers kunnen worden herplaatst in de andere lidstaten en delen zij zo spoedig mogelijk alle relevante informatie mee aan de contactpunten van die lidstaten. Hierbij wordt voorrang gegeven aan kwetsbare verzoekers in de zin van de artikelen 21 en 22 van Richtlijn 2013/33/EU.

4.   Na goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing nemen Italië en Griekenland in overleg met het EASO zo spoedig mogelijk een besluit tot herplaatsing van elk van de geselecteerde verzoekers in een specifieke lidstaat van herplaatsing en stellen zij de verzoeker daarvan in kennis overeenkomstig artikel 6, lid 4. De lidstaat van herplaatsing mag slechts besluiten tot niet-goedkeuring van de herplaatsing van verzoekers indien er redelijke gronden zijn als bedoeld in lid 7 van dit artikel.

5.   Herplaatsing van verzoekers van wie op grond van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013 vingerafdrukken moeten worden genomen, mag uitsluitend worden voorgesteld indien de vingerafdrukken zijn genomen en zijn doorgegeven aan het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig die verordening.

6.   De overdracht van de verzoeker naar het grondgebied van de lidstaat van herplaatsing gebeurt zo spoedig mogelijk na de datum waarop de betrokkene overeenkomstig artikel 6, lid 4, in kennis is gesteld van het overdrachtsbesluit. Italië en Griekenland delen de lidstaat van herplaatsing de datum en het tijdstip van de overdracht, alsmede alle andere relevante informatie, mee.

7.   De lidstaten behouden het recht om de herplaatsing van een verzoeker te weigeren uitsluitend indien er redelijke gronden zijn om hem als een gevaar voor hun nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen of indien er ernstige redenen zijn om de bepalingen inzake uitsluiting als vastgelegd in de artikelen 12 en 17 van Richtlijn 2011/95/EU toe te passen.

8.   Met het oog op de uitvoering van alle aspecten van de in dit artikel beschreven herplaatsingsprocedure kunnen de lidstaten beslissen verbindingsfunctionarissen naar Italië en naar Griekenland uit te zenden.

9.   In overeenstemming met het acquis van de EU komen de lidstaten hun verplichtingen volledig na. Dienovereenkomstig zullen zowel Italië als Griekenland instaan voor het identificeren, registreren en nemen van vingerafdrukken, en zullen de nodige faciliteiten aanwezig zijn. Verzoekers die zich onttrekken aan de herplaatsingsprocedure worden van herplaatsing uitgesloten.

10.   De herplaatsingsprocedure van dit artikel wordt zo spoedig mogelijk afgerond, en uiterlijk twee maanden nadat de lidstaat van herplaatsing de in lid 2 bedoelde mededeling heeft gedaan, tenzij door de lidstaat minder dan twee weken vóór het verstrijken van de genoemde periode van twee maanden wordt besloten tot de in lid 4 bedoelde goedkeuring van de herplaatsing. In dat geval kan de termijn voor het voltooien van de herplaatsingsprocedure worden verlengd met een periode van niet meer dan twee extra weken. Voorts kan die termijn waar passend ook met een periode van vier extra weken worden verlengd indien Italië of Griekenland aantonen dat de overdracht wordt verhinderd door objectieve praktische belemmeringen.

Wanneer de herplaatsingsprocedure niet binnen deze termijn is afgerond en tenzij Italië en Griekenland met de lidstaat van herplaatsing een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen, blijven Italië en Griekenland verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013.

11.   Na de herplaatsing van de verzoeker neemt de lidstaat van herplaatsing de vingerafdrukken van de verzoeker en zendt deze naar het centraal systeem van Eurodac, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013, en werkt hij de gegevens bij overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 18 van die verordening.

Artikel 6

Rechten en verplichtingen van verzoekers om internationale bescherming die onder dit besluit vallen

1.   Bij de uitvoering van dit besluit staat voor de lidstaten het belang van het kind voorop.

2.   De lidstaten zien erop toe dat gezinsleden op wie dit besluit van toepassing is, op het grondgebied van dezelfde lidstaat worden herplaatst.

3.   Voor zij tot herplaatsing van een verzoeker besluiten, lichten Italië en Griekenland de verzoeker in over de herplaatsingsprocedure van dit besluit, in een taal die de verzoeker begrijpt of redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen.

4.   Nadat het besluit tot herplaatsing van een verzoeker is genomen, maar voordat de herplaatsing plaatsvindt, lichten zowel Italië als Griekenland de betrokkene schriftelijk in over het besluit tot herplaatsing. In het besluit tot herplaatsing wordt de lidstaat van herplaatsing vermeld.

5.   Indien een verzoeker of een persoon die internationale bescherming geniet, het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herplaatsing binnenkomt zonder te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in die andere lidstaat, is hij verplicht onmiddellijk terug te keren. De lidstaat van herplaatsing moet hem terugnemen.

Artikel 7

Operationele steun aan Italië en aan Griekenland

1.   Om Italië en Griekenland te helpen beter het hoofd te bieden aan de uitzonderlijke druk die op hun asiel- en migratiestelsels wordt gelegd door de huidige toegenomen migratiedruk aan hun buitengrenzen, intensiveren de lidstaten hun operationele steun in samenwerking met Italië en Griekenland op het gebied van internationale bescherming via de desbetreffende activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd, in het bijzonder door, waar passend, nationale deskundigen ter beschikking te stellen voor de volgende ondersteunende activiteiten:

a)

de screening van de onderdanen van derde landen die in Italië en in Griekenland aankomen, met inbegrip van het vaststellen van hun identiteit, het nemen van hun vingerafdrukken en hun registratie, en in voorkomend geval, de registratie van hun verzoek om internationale bescherming en, op verzoek van Italië of Griekenland, de eerste verwerking daarvan;

b)

de verstrekking van eventueel benodigde informatie en specifieke bijstand aan verzoekers en potentiële verzoekers die overeenkomstig dit besluit voor herplaatsing in aanmerking zouden kunnen komen;

c)

het voorbereiden en organiseren van terugkeeroperaties voor onderdanen van derde landen die niet om internationale bescherming hebben verzocht of wier recht om op het grondgebied te blijven is vervallen.

2.   Naast de steun in het kader van lid 1 en met het oog op het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van alle fasen van de herplaatsingsprocedure, wordt waar passend specifieke steun aan Italië en aan Griekenland verleend via desbetreffende activiteiten die door het EASO, Frontex en andere betrokken agentschappen worden gecoördineerd.

Artikel 8

Door Italië en door Griekenland te nemen aanvullende maatregelen

1.   Italië en Griekenland dienen op 16 september 2015 bij de Commissie een stappenplan in met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van hun systemen op deze gebieden te bevorderen, alsmede maatregelen voor een correcte toepassing van dit besluit. Italië en Griekenland voeren dit stappenplan volledig uit.

2.   Indien Italië of Griekenland niet aan de verplichtingen van lid 1 van dit artikel voldoet, kan de Commissie, na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn standpunten toe te lichten, beslissen de toepassing van dit besluit ten aanzien van de desbetreffende lidstaat voor ten hoogste drie maanden op te schorten. Deze opschorting kan door de Commissie éénmaal worden verlengd met een periode van ten hoogste drie maanden. Bedoelde opschorting heeft geen gevolgen voor de overbrengingen van verzoekers die hangende zijn na de goedkeuring van de lidstaat van herplaatsing overeenkomstig artikel 5, lid 4.

Artikel 9

Verdere noodsituaties

Mocht een lidstaat ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, dan kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, ten gunste van de betrokken lidstaat voorlopige maatregelen vaststellen, overeenkomstig artikel 78, lid 3, VEU. Dergelijke maatregelen kunnen in voorkomend geval de opschorting inhouden van de deelname van die lidstaat aan de herplaatsing als bepaald in onderhavig besluit, alsmede mogelijke compenserende maatregelen voor Italië en voor Griekenland.

Artikel 10

Financiële steun

De lidstaten van herplaatsing ontvangen een vast bedrag van 6 000 EUR per persoon die op grond van dit besluit wordt herplaatst. Voor de uitvoering van deze financiële steun worden de procedures van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 516/2014 toegepast.

Artikel 11

Samenwerking met geassocieerde staten

Met de hulp van de Commissie kunnen tussen Italië en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland en tussen Griekenland en respectievelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland bilaterale regelingen worden gesloten betreffende de herplaatsing van verzoekers van het grondgebied van Italië en van Griekenland op het grondgebied van laatstgenoemde staten. In die regelingen wordt naar behoren rekening gehouden met de kernelementen van dit besluit, met name die met betrekking tot de herplaatsingsprocedure en de rechten en verplichtingen van verzoekers.

Artikel 12

Verslagen

De Commissie brengt iedere zes maanden aan de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van dit besluit, op basis van de door de lidstaten en door de betrokken agentschappen verstrekte informatie.

De Commissie brengt tevens iedere zes maanden aan de Raad verslag uit over de in artikel 8 bedoelde stappenplannen, op basis van de door Italië en Griekenland verstrekte informatie.

Artikel 13

Inwerkingtreding

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Het is van toepassing tot en met 17 september 2017.

3.   Het is van toepassing op personen die van 16 september 2015 tot en met 17 september 2017 aankomen op het grondgebied van Italië of Griekenland, alsmede op verzoekers die op of na 15 augustus 2015 op het grondgebied van deze lidstaten zijn aangekomen.

Gedaan te Brussel, 14 september 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).

(2)  Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van de Commissie van 30 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1560/2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 39 van 8.2.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168).

(5)  Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 96).

(6)  Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).

(7)  Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).

(9)  Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).


Top