EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0530

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 530/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere omschrijving van materiële blootstellingen en tot vaststelling van drempels voor interne benaderingen van het specifieke risico in de handelsportefeuille Voor de EER relevante tekst

OJ L 148, 20.5.2014, p. 50–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2014/530/oj

20.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/50


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 530/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2014

tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere omschrijving van materiële blootstellingen en tot vaststelling van drempels voor interne benaderingen van het specifieke risico in de handelsportefeuille

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 77, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 77, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU wordt uitsluitend melding gemaakt van „schuldinstrumenten”. In de handelsportefeuille opgenomen eigenvermogensinstrumenten mogen derhalve niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de materialiteit van het specifieke risico.

(2)

De materialiteit in absolute termen van blootstellingen aan het specifieke risico moet worden gemeten door de standaardregels voor de berekening van nettoposities in schuldinstrumenten toe te passen. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met zowel de lange als de korte nettoposities berekend overeenkomstig artikel 327, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2), na inachtneming van de afdekkingen met kredietderivaten in overeenstemming met de artikelen 346 en 347 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(3)

In artikel 77, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot het specifieke risico in de handelsportefeuille wordt melding gemaakt van „een groot aantal wezenlijke posities in schuldinstrumenten van verschillende uitgevende instellingen”. In deze verordening wordt bijgevolg overeenkomstig artikel 77, lid 4, van genoemde richtlijn een materialiteitsdrempel vastgesteld voor grote aantallen wezenlijke posities in schuldinstrumenten van verschillende uitgevende instellingen.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(5)

De Europese Bankautoriteit heeft open publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definitie van „blootstellingen aan specifieke risico's die materieel zijn in absolute termen” in de zin van artikel 77, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU

De blootstelling van een instelling aan het aan schuldinstrumenten verbonden specifieke risico wordt geacht materieel te zijn in absolute termen als de som van alle lange en korte nettoposities, als omschreven in artikel 327 van Verordening (EU) nr. 575/2013, groter is dan 1 000 000 000 EUR.

Artikel 2

Definitie van „grote aantallen materiële posities in schuldinstrumenten van verschillende uitgevende instellingen” in de zin van artikel 77, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU

Een specifieke risicoportefeuille van een instelling wordt geacht een groot aantal materiële posities in schuldinstrumenten van verschillende uitgevende instellingen te omvatten als de portefeuille bestaat uit meer dan 100 posities die elk groter zijn dan 2 500 000 EUR, ongeacht of deze posities in artikel 327 van Verordening (EU) nr. 575/2013 omschreven lange of korte nettoposities zijn.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


Top