EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R1036

Verordening (EU) nr. 1036/2010 van de Commissie van 15 november 2010 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op zeoliet A-poeder van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina

OJ L 298, 16.11.2010, p. 27–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/1036/oj

16.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 298/27


VERORDENING (EU) Nr. 1036/2010 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2010

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op zeoliet A-poeder van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 17 februari 2010 heeft de Europese Commissie (de „Commissie”) met een bericht („bericht van inleiding”) in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van bepaald zeoliet A-poeder van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina („BiH”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid als gevolg van een klacht die op 4 januari 2010 werd ingediend door Industrias Quimicas del Ebro SA, MAL Magyar Aluminium, PQ Silicas BV, Silkem d.o.o. en Zeolite Mira Srl Unipersonale (de „klagers”), die goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 % van de totale productie van zeoliet A-poeder in de Unie. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klagers, andere haar bekende producenten in de Unie, de producent-exporteurgroep in BiH, importeurs, gebruikers, andere betrokken partijen en vertegenwoordigers van BiH van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klagers, producenten in de Unie, de producent/exporteurgroep in BiH, importeurs en gebruikers hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten en importeurs in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was — en, zo ja, deze ook samen te stellen —, werd aan alle bekende producenten en importeurs in de Unie gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product (zoals omschreven in punt 2.1. hieronder) tijdens de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

(6)

Zoals aangegeven in overweging 16 hieronder, werd de verlangde informatie verstrekt door acht producenten in de Unie, die ermee instemden in de steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die zij van de medewerkende producenten in de Unie had ontvangen, stelde de Commissie een steekproef samen van vier producenten in de Unie met het grootste productie/verkoopvolume in de Unie.

(7)

Zoals aangegeven in overweging 20 hieronder, werd de verlangde informatie verstrekt door slechts drie niet-verbonden importeurs die ermee instemden in de steekproef te worden opgenomen. Het betrokken product werd echter door geen van deze importeurs ingevoerd/aangekocht. Gezien het beperkte aantal importeurs werd een steekproef daarom niet langer nodig geacht.

(8)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar alle haar bekende betrokken partijen en naar alle andere ondernemingen die zich binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn kenbaar hadden gemaakt, namelijk de producent-exporteurgroep in BiH, vier tot de steekproef behorende producenten in de Unie en drie niet-verbonden importeurs/gebruikers.

(9)

Er werden antwoorden ontvangen van de producent-exporteurgroep in BiH, inclusief de daarmee verbonden ondernemingen, van de vier tot de steekproef behorende producenten in de Unie en de drie niet-verbonden importeurs/gebruikers in de Unie.

(10)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werden controlebezoeken uitgevoerd:

 

Producenten in de Unie

Industrias Quimicas del Ebro SA, Zaragoza, Spanje

MAL Magyar Aluminium, Ajke, Hongarije

PQ Silicas BV, Eijsden, Nederland

Zeolite Mira Srl Unipersonale, Mira, Italië

 

Importeurs/gebruikers in de Unie

Reckitt Benckiser Group, Slough, UK en Mira, Italië

Henkel AG, Düsseldorf, Duitsland

Chemiewerk Bad Kostritz GmbH, Bad Kostritz, Duitsland

 

Producenten-exporteurs in BiH

Fabrika Glinice Birac AD, Zvornik

Alumina d.o.o., Zvornik (verbonden met voornoemde producent-exporteur)

 

Verbonden importeur in de Unie

Kauno Tiekimas AB, Kaunas, Litouwen

1.3.   Onderzoektijdvak

(11)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 (het „onderzoektijdvak” of het „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2005 tot het einde van het OT („beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(12)

Het betrokken product is zeoliet A-poeder, ook bekend als zeoliet-NaA-poeder of zeoliet-4A-poeder (het „betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2842 10 00.

(13)

Het betrokken product is bestemd voor eindgebruiktoepassingen als een builder, gebruikt bij de productie van droge detergentia en waterverzachters.

2.2.   Soortgelijk product

(14)

Het betrokken product, het product dat op de binnenlandse markt in BiH wordt verkocht alsook het product dat in de Unie door de producenten in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, bleken dezelfde fysische en technische basiskenmerken alsook dezelfde basistoepassingen te hebben en worden daarom als soortgelijke producten beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

(15)

De Bosnische producent-exporteurgroep verklaarde dat de productiekosten, de productieprocessen en de kwaliteit van het betrokken product dat werd uitgevoerd door zowel Fabrika Glinice Birac AD als zijn verbonden onderneming Alumina d.o.o. („de Birac-groep”) verschilden van die van het soortgelijke product dat door sommige producenten in de Unie werd geproduceerd. Er werd ook aangevoerd dat het productieproces van de Birac-groep is gebaseerd op een aluminaatoplossing uit het aluminaproductieproces in plaats van aluminiumtrihydraat, terwijl de productie in de Unie meestal is gebaseerd op hydraatkristallen die door verwarming en toevoeging van natronloog worden teruggebracht tot de vloeibare toestand voor de productie van zeolietslurry. Ten aanzien van bovengenoemde argumenten zij erop gewezen dat de door de Birac-groep ingediende gegevens niet het feit ter discussie stellen dat ongeacht beweerde verschillen in de productieprocessen, de kosten en de kwaliteit, het betrokken product dezelfde fysische en technische basiskenmerken heeft en voor dezelfde doeleinden als het soortgelijke product wordt gebruikt.

3.   STEEKPROEF

3.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(16)

Acht producenten in de Unie die goed zijn voor circa 50 % van het verkoopvolume van de producenten in de Unie reageerden op het verzoek om toezending van gegevens voor de samenstelling van een steekproef in het bericht van inleiding. Aanvankelijk werden de vijf grootste producenten in de Unie voor de steekproef geselecteerd. Eén onderneming besloot echter om haar medewerking te beëindigen. Daarom vormen de resterende vier producenten in de Unie de steekproef voor dit onderzoek.

(17)

Deze vier producenten waren goed voor circa 37 % van het totale verkoopvolume van de producenten in de Unie op de markt van de Unie in het OT en meer dan 75 % van het verkoopvolume van de acht producenten die gegevens voor de steekproef hadden verstrekt. De vier voor de steekproef geselecteerde producenten werden representatief voor alle producenten in de Unie geacht.

(18)

De Bosnische producent-exporteurgroep voerde aan dat drie producenten in de Unie (MAL Magyar Aluminium, Silkem d.o.o. en Industrias Quimicas del Ebro SA) als niet-medewerkend aan het onderzoek moesten worden beschouwd. Zij stelde dat deze ondernemingen enkele dagen na de vastgestelde termijn met niet-vertrouwelijke brieven op verzoeken om nadere informatie hebben gereageerd. In verband met het voorgaande zij erop gewezen dat de door voornoemde partijen verstrekte informatie tijdig is ingediend en geenszins de voortgang van het onderzoek heeft belemmerd of de verdedigingsrechten van de partijen heeft geschaad.

(19)

Er werd ook aangevoerd dat één producent in de Unie (MAL Magyar Aluminium) in zijn reactie op de samenstelling van de steekproef niet heeft vermeld dat hij verbonden was met een andere producent in de Unie (Silkem d.o.o.). Laatstgenoemde onderneming behoorde niet tot de steekproef en werd niet vermeld in de antwoorden van MAL Magyar Aluminium op de vragenlijst. Daarom werd gesteld dat deze twee producenten in de Unie moesten worden beschouwd als niet-medewerkend aan het huidige onderzoek. In verband hiermee zij erop gewezen dat de relatie tussen deze twee partijen in het klachtstadium bij de diensten van de Commissie bekend was en dat de relatie werd vermeld in de reactie op de steekproef door een van beide partijen. Verder werd melding gemaakt van de relatie in het antwoord van MAL Magyar Aluminium op de vragenlijst. Ten slotte moet duidelijk worden gesteld dat Silkem d.o.o. en MAL Magyar Aluminium volledig aan het onderzoek hebben meegewerkt. Silkem d.o.o. diende gegevens in het steekproefstadium in maar werd niet in de steekproef opgenomen en werd daarom niet verzocht om een vragenlijst in te vullen. MAL Magyar Aluminium was niet verplicht om een geconsolideerd antwoord met inbegrip van Silkem d.o.o. in te dienen, aangezien Silkem d.o.o. een afzonderlijke juridische entiteit is.

3.2.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(20)

Slechts drie niet-verbonden importeurs reageerden op het verzoek om informatie voor de samenstelling van de steekproef in het bericht van inleiding. Pas daarna werd ontdekt dat een van deze ondernemingen het betrokken product niet invoerde of aankocht. Daarop werd besloten dat de samenstelling van een steekproef niet nodig was voor niet-verbonden importeurs.

4.   DUMPING

4.1.   Normale waarde

(21)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door elk van beide producenten-exporteurs van de Birac-groep aan onafhankelijke afnemers representatief was, d.w.z. of het totale volume van deze verkoop gelijk was aan of groter was dan 5 % van het totale volume van de overeenkomstige verkoop voor uitvoer naar de Unie. De binnenlandse verkoop bleek niet representatief te zijn.

(22)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt door elke producent/exporteur kon worden geacht in het kader van normale handelstransacties, als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de basisverordening, te hebben plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld.

(23)

De binnenlandse verkoop werd winstgevend geacht wanneer de prijs per eenheid gelijk was aan of hoger dan de productiekosten. Daarom werden de productiekosten op de binnenlandse markt tijdens het OT vastgesteld.

(24)

Uit voornoemde analyse bleek dat de gehele binnenlandse verkoop van beide producenten-exporteurs winstgevend was, aangezien de nettoverkoopprijs per eenheid hoger lag dan de berekende productiekosten per eenheid.

(25)

Aangezien het product op de binnenlandse markt niet in representatieve hoeveelheden werd verkocht, moest de normale waarde worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(26)

Om de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening te berekenen, werden de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) die elk van de medewerkende producenten-exporteurs gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product had gemaakt en de gewogen gemiddelde winst die zij daarbij hadden behaald, opgeteld bij hun eigen gemiddelde productiekosten gedurende het onderzoektijdvak. Waar nodig werden de productiekosten en VAA-kosten gecorrigeerd voordat zij werden gebruikt om vast te stellen of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en om de normale waarde te berekenen.

4.2.   Uitvoerprijs

(27)

Aangezien de gehele uitvoer naar de Unie via een verbonden importeur plaatsvond, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend aan de hand van de prijs waartegen het product aan onafhankelijke afnemers was doorverkocht. Op de prijs waartegen het product aan de eerste onafhankelijke koper in de Unie was doorverkocht, werd een correctie toegepast voor alle kosten, inclusief rechten en belastingen, die tussen invoer en wederverkoop waren gemaakt, alsook een redelijke marge voor VAA-kosten en winst. Hierbij werd gebruik gemaakt van de eigen VAA-kosten van de verbonden importeur. Doordat geen niet-verbonden importeurs aan het onderzoek hebben meegewerkt, werd gebruik gemaakt van een redelijke winstmarge van 5 %, gebaseerd op de informatie die was verkregen van gebruikers die het betrokken product ook in het OT importeerden.

(28)

De Birac-groep voerde aan dat de functies van haar verbonden importeur eerder vergelijkbaar waren met die van een exportafdeling dan van een importeur, en daarom mocht de uitvoerprijs niet worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, maar moest hij overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening worden vastgesteld op grond van de daadwerkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. In dit verband zij erop gewezen dat de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening wordt vastgesteld op grond van de prijs van de wederverkoop aan onafhankelijke afnemers, wanneer het betrokken product aan onafhankelijke afnemers wordt doorverkocht door met de exporteur verbonden ondernemingen in het land van uitvoer. Uit het onderzoek bleek dat de verbonden onderneming in de Unie is gevestigd. Zij handelt onder meer de bestellingen van de afnemers en de rekeningen voor het door de Birac-groep geproduceerde betrokken product af. Verder werd geconstateerd dat de Birac-groep het betrokken product aan de verbonden onderneming in de Unie verkoopt voor wederverkoop aan onafhankelijke afnemers in de EU. Het argument moet bijgevolg worden afgewezen. Er zij op gewezen dat het feit dat bepaalde activiteiten door de verbonden onderneming vóór de invoer worden verricht niet betekent dat de uitvoerprijs op grond van de prijs voor wederverkoop aan de eerste onafhankelijke afnemer niet opnieuw met de nodige correcties kan worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9.

4.3.   Vergelijking

(29)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties uitgevoerd voor de kosten van vervoer, vracht, verzekering, verpakking, bankkosten en kredietkosten waar zulks redelijk en accuraat werd bevonden en met gecontroleerd bewijsmateriaal werd gestaafd.

4.4.   Dumpingmarge

(30)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor beide medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld op grond van een vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(31)

De individuele dumpingmarges van beide producenten-exporteurs werden gewogen op grond van de naar de Unie uitgevoerde hoeveelheden, wat leidde tot een dumpingmarge, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs franco grens Unie, vóór inklaring, van 28,1 % voor de Birac-groep.

(32)

Op grond van de informatie uit de klacht en van de medewerkende producent-exporteurgroep in BiH zijn er in BiH geen andere bekende producenten van het betrokken product. Daarom moet de voor BiH vast te stellen dumpingmarge voor het gehele land gelijk zijn aan de dumpingmarge die voor de enige medewerkende producent-exporteurgroep in BiH is vastgesteld.

5.   SCHADE

5.1.   Inleidende opmerkingen

(33)

Er zij aan herinnerd dat in dit geval sprake is van slechts één Bosnische producent-exporteur (de Birac-groep). Daarom kunnen geen precieze cijfers over invoervolumes, invoerprijzen, marktaandelen en productie in de Unie, alsook over verkoopvolumes worden verstrekt om vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen. Daarom worden de indicatoren in geïndexeerde vorm of in de vorm van marges weergegeven.

(34)

In lijn met punt 3.1 hierboven vormen de vier tot de steekproef behorende producenten in de Unie de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en zullen zij hierna als de „bedrijfstak van de Unie” worden aangeduid.

5.2.   Verbruik in de Unie

(35)

In het voorlopige stadium van het onderzoek was de berekening van het verbruik in de Unie gebaseerd op de cijfers van de klacht, aangevuld met gecontroleerde cijfers van bij het onderzoek betrokken producenten en importeurs/gebruikers. Deze gegevens werden naar alle belanghebbenden gestuurd met het verzoek opmerkingen daarover te maken. Er werden geen opmerkingen gemaakt over de gegevens over het verbruik in de Unie.

(36)

Het verbruik in de Unie werd aldus vastgesteld op basis van het verkoopvolume in de Unie van het door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde soortgelijke product, het verkoopvolume in de Unie van het door de andere bekende producenten in de Unie geproduceerde soortgelijke product en het invoervolume van het betrokken product uit derde landen.

(37)

Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt.

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Ton

324 395

347 183

371 567

315 642

300 491

Bron: klacht en antwoorden op de vragenlijst

(38)

Het verbruik van het betrokken product en het soortgelijke product in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 7 % gedaald. Dit wijst op een geleidelijke vermindering van de hoeveelheid van het betrokken product die door de gebruikers is verwerkt in sleutelproducten zoals wasdetergentia. Het geeft ook aan dat meer producten voor industriële gebruikers zeolietvrij worden.

5.3.   Invoer uit het betrokken land

5.3.1.   Volume, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land

(39)

Het volume van de invoer van het betrokken product steeg in de beoordelingsperiode met 359 %.

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Volume van de invoer

100

73

68

252

459

Index: 2005 = 100

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(40)

De gemiddelde invoerprijs was stabiel van 2005 tot 2008 en steeg met circa 10 % in het OT. Dit was voornamelijk te wijten aan een verbeterde situatie op de EU-markt die prijsstijgingen voor alle producenten van het betrokken product mogelijk maakte.

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Gemiddelde invoerprijs (cif)

100

100

102

99

109

Index: 2005 = 100

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(41)

Het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land verviervoudigde bijna in de beoordelingsperiode en bedroeg in het OT 10 à 15 %.

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Marktaandeel B&H

0-5 %

0-5 %

0-5 %

5-10 %

10-15 %

Index: 2005 = 100

100

68

59

259

495

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

5.3.2.   Gevolgen van de invoer met dumping voor de prijzen

(42)

Voor een analyse van de prijsonderbieding werden de invoerprijzen van de Bosnische producent-exporteur met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT vergeleken op basis van gemiddelden. De prijzen van de bedrijfstak van de Unie werden gecorrigeerd tot het nettoniveau af fabriek en werden vergeleken met de cif-invoerprijzen. Er werd geen rekening gehouden met douanerechten, aangezien voor de Bosnische producent-exporteur in het OT een preferentieel recht van 0 % gold.

(43)

De gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge, uitgedrukt als een percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, ligt tussen 20 en 25 %.

5.4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.4.1.   Opmerkingen vooraf

(44)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(45)

De indicatoren die betrekking hebben op macro-economische elementen, zoals productie, capaciteit, verkoopvolume, marktaandeel enz., zijn gebaseerd op gegevens die door de diensten van de Commissie zijn vastgesteld en naar belanghebbenden zijn gestuurd met het verzoek opmerkingen daarover te maken, als vermeld in overweging 35. De gegevens voor deze indicatoren hebben betrekking op alle producenten in de Unie. Wanneer gegevens in verband met de producenten van de Unie in hun geheel worden gebruikt, verwijzen de onderstaande tabellen naar de macrogegevens als een bron. Andere indicatoren zijn gebaseerd op gecontroleerde gegevens van tot de steekproef behorende producenten. Naar deze indicatoren wordt verwezen als microgegevens. Ten aanzien van de macrogegevens voerde de Bosnische producent-exporteur aan dat wegens de onenigheid over de voor de indeling van het product te gebruiken GN-code het onwaarschijnlijk is dat deze gegevens betrouwbaar zijn. In dit verband zij erop gewezen dat de schade-indicatoren geenszins worden beïnvloed door de beweerde onenigheid over de GN-codes. Er zij aan herinnerd dat de definitie van het betrokken product in het gepubliceerde bericht van inleiding werd verstrekt. Deze definitie is duidelijk en sluit elk misverstand uit. Belanghebbenden werd verzocht informatie te verstrekken op grond van de productdefinitie ongeacht de GN-codes, aangezien in het bericht van inleiding staat dat de GN-code uitsluitend ter informatie wordt vermeld. Verder zij eraan herinnerd dat de Bosnische producent-exporteur de informatie over het verbruik in de Unie niet heeft betwist. De meeste informatie over de invoer werd direct afgeleid van de gegevens van de Bosnische producent-exporteur, terwijl de rest verwees naar een klein volume van invoer uit andere landen. Rekening houdend met het voorgaande en het feit dat geen concrete bewijzen werden verstrekt ter onderbouwing van de bewering inzake onbetrouwbare gegevens, moest dit argument worden afgewezen.

5.4.2.   Schade-indicatoren

Productie, capaciteit en bezettingsgraad

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Productie

100

108

114

90

86

Capaciteit

100

99

104

100

100

Bezettingsgraad

72 %

79 %

78 %

65 %

62 %

Index: 2005 = 100

Bron: macrogegevens

(46)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met 14 % af. In 2008-2009 staakte een producent in de Unie (Sasol Italy SpA) zijn productie helemaal. Bovendien stopte Henkel AG zijn productie van zeolietslurry (dit is niet het betrokken product maar een vloeibare versie daarvan die als vervangingsmiddel wordt gebruikt). Deze ontwikkelingen droegen enigszins bij tot een verbetering van de situatie van de resterende producenten.

(47)

Ondanks de hierboven vermelde ontwikkelingen bleef de capaciteit in de beoordelingsperiode vrij stabiel op grond van de berekeningsmethode die normaliter door de bedrijfstak wordt gehanteerd. Uit de controle van de tot de steekproef behorende producenten bleek echter dat de berekening van de capaciteit voor deze bedrijfstak kan variëren afhankelijk van het relatieve gedrag van de markt voor het betrokken product en de markt voor andere producten die met dezelfde installaties kunnen worden geproduceerd.

(48)

De cijfers over de capaciteitsbenutting laten een daling met 14 % zien. Verder bereikte dit percentage nergens 80% wat op een zekere overcapaciteit wijst. Deze kwestie wordt verder besproken onder „Oorzakelijk verband”.

Voorraden

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Voorraad einde jaar

Minder dan 2 %

Minder dan 2 %

Minder dan 2 %

Minder dan 2 %

Minder dan 2 %

Index: 2005 = 100

Bron: macrogegevens

(49)

Het voorraadpeil van de bedrijfstak van de Unie was laag en stabiel in de beoordelingsperiode. De productie van het soortgelijke product werd gepland om aan de bestellingen te voldoen en de voorraden werden altijd op het laagst mogelijke peil gehouden. Dit was daarom geen belangrijke factor in dit onderzoek.

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Verkoopvolume in de EU

100

108

116

93

82

Marktaandeel

95-100 %

95-100 %

95-100 %

90-95 %

85-90 %

Marktaandeel-index

100

101

101

96

89

Index: 2005=100

Bron: macrogegevens

(50)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode met 18 % af.

(51)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode met 11 % af.

Verkoopprijzen

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Gemiddelde verkoopprijs in euro/ton

292

306

315

332

354

Bron: microgegevens

(52)

De gemiddelde prijs van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden partijen in de EU steeg tijdens de beoordelingsperiode met 21 %. Dit weerspiegelde in het algemeen de hogere grondstof- en energieprijzen en wordt daarom op zich niet als een betekenisvolle indicator beschouwd.

Winstgevendheid

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Winstmarge vóór belastingen

3,2 %

0,8 %

1,4 %

–1,8 %

4,3 %

Bron: microgegevens

(53)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie was in de beoordelingsperiode laag. Deze situatie vloeide voort uit het onvermogen om de prijzen te verhogen om redenen die hieronder in het hoofdstuk „Oorzakelijk verband” worden besproken, met name de toegenomen invoer tegen dumping. Zij was ook het gevolg van de lage capaciteitsbenutting, als aangegeven in overweging 47.

(54)

Van 2005 tot 2008 nam de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk af en in 2008 werd de bedrijfstak verliesgevend. De winstgevendheid herstelde zich in het OT tot haar hoogste niveau tijdens de onderzochte periode maar bereikte het winstcijfer van 5,9 % niet dat de bedrijfstak had kunnen bereiken zonder invoer met dumping (zie overweging 67 hieronder).

(55)

De producent-exporteur stelde dat de winstgevendheid van de producenten in de Unie in 2009 goed was. Deze bewering werd niet gestaafd met positief bewijsmateriaal en steunt op niet nader omschreven „publiekelijk beschikbare informatie”. De tot de steekproef behorende producenten voerden aan dat het in 2009 behaalde winstgevendheidscijfer eenmalig was en niet kon worden aangehouden in het licht van de toegang van de Bosnische producenten-exporteurs tot de markt in grote hoeveelheden en tegen lage dumpingprijzen. De tot de steekproef behorende producenten voerden aan dat de winstgevendheid in 2010 waarschijnlijk zou terugvallen tot het niveau van 2008.

(56)

Voornoemde argumenten werden door de diensten van de Commissie onderzocht. Het onderzoek had met name betrekking op de ontwikkeling van de grondstof- en verkoopprijzen, als weerspiegeld in de relevante contracten. Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie in 2009 profiteerde van bepaalde tijdelijke factoren die zijn winstgevendheid verhoogden ondanks de significante volumes van de invoer met dumping:

i)

de tot de steekproef behorende producenten profiteerden in zekere mate van het toegenomen productie- en verkoopvolume als gevolg van de stopzetting van de productie van twee andere producenten in de Unie, zoals vermeld in overweging 46;

ii)

hoewel vanaf 2008 een algemene stijging van de grondstofprijzen plaatsvond, profiteerden sommige tot de steekproef behorende producenten van de jaarlijkse grondstofcontracten die het effect van een dergelijke stijging beperkten;

iii)

een tot de steekproef behorende producent profiteerde van de aanzienlijk lagere financieringskosten in 2009 als gevolg van een herstructurering van zijn groep.

(57)

De ontwikkeling van de winstmarge wees echter nog steeds op het bestaan van schade, aangezien de winst zonder invoer met dumping aanzienlijk hoger zou zijn geweest.

Investeringen, rendement van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Investeringen (euro's)

577 448

337 865

324 636

1 012 717

366 235

Rendement op nettoactiva

17 %

6 %

11 %

–10 %

26 %

Kasstroom (euro's)

1 013 223

744 905

905 792

– 930 920

163 812

Bron: microgegevens

(58)

Door de Bosnische producent-exporteur werd aangevoerd dat de investeringen in de beoordelingsperiode laag waren, terwijl de bedrijfstak van de Unie aangaf dat het rendement van de investeringen te laag was om aanzienlijke investeringen in het betrokken product te rechtvaardigen.

(59)

Het rendement van de investeringen, uitgedrukt in de nettowinst van de bedrijfstak van de Unie en de nettoboekwaarde van zijn investeringen, volgde de hierboven vermelde trend van de winstgevendheid. Er zij op gewezen dat de betrokken nettoactiva reeds sterk waren afgewaardeerd.

(60)

De kasstroomsituatie van de bedrijfstak van de Unie volgde ook de hierboven aangegeven trend van de winstgevendheid. De kasstroomsituatie was ernstig in 2008, aangezien de verliezen in verkoopvolume bijdroegen tot de verslechtering van de situatie van de producenten die moesten blijven voldoen aan hun contractuele verplichtingen om grondstoffen aan te kopen.

(61)

Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd door de bedrijfstak van de Unie niet als een probleem aangemerkt.

Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Werkgelegenheid (VTE)

241

241

253

244

221

Gemiddelde loonkosten per werknemer (euro's)

36 574

39 644

40 207

39 130

40 225

Productiviteit per werknemer

1 423

1 529

1 535

1 296

1 223

Bron: microgegevens, met uitzondering van werkgelegenheid - macrogegevens

(62)

Het aantal werknemers van alle bij de productie van het soortgelijke product betrokken producenten in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode in lijn met de vermindering van het productie- en het verkoopvolume. De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen als gevolg van de toename van de inflatie.

(63)

De productiviteit, uitgedrukt als de productie per werknemer, daalde in de beoordelingsperiode met 14 %, aangezien het verkoopvolume sterker afnam dan de werkgelegenheid. Deze negatieve ontwikkeling zal waarschijnlijk leiden tot verdere verliezen van banen in de toekomst.

5.4.3.   Hoogte van de dumpingmarge

(64)

Gezien het volume en de prijzen van de invoer met dumping uit het betrokken land kan de invloed van de feitelijke dumpingmarge op de EU-markt niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

5.5.   Conclusie inzake schade

(65)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de producenten in de Unie aanzienlijke volumeschade geleden. Dit blijkt duidelijk uit voornoemde analyse van de productie, de capaciteitsbenutting, het verkoopvolume, het marktaandeel, de werkgelegenheid en de productiviteitstrends.

(66)

Ook uit de prijzen en de winstgevendheid blijkt dat schade is geleden. Deze analyse wordt echter bemoeilijkt door de stijgingen van de grondstof- en energieprijzen, die van invloed zijn geweest op de prijzen van het betrokken product. De winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van de investeringen verslechterden in de periode 2005-2008. 2008 was een bijzonder moeilijk jaar voor de bedrijfstak, hoofdzakelijk omdat de ondernemingen vastzaten aan grondstofcontracten en meer dan 20 % van hun verkoopvolume verloren.

(67)

In 2009 ontspande de marktsituatie zich en de prijsstijgingen maakten een verbetering van de winstgevendheid mogelijk maar het was duidelijk dat, zoals hierboven aangegeven in overweging 56, dit maar een tijdelijke opleving was en dat een marktsituatie zoals in 2009 zich waarschijnlijk in de toekomst niet meer zou voordoen. Er zij echter op gewezen dat zelfs in 2009 het winstgevendheidspercentage niet 5,9 % bereikte, dat als een normaal winstpercentage voor deze bedrijfstak wordt beschouwd.

(68)

De schade werd beoordeeld voor de gehele bedrijfstak van de Unie (macro-economische indicatoren), hoewel voor sommige indicatoren alleen de tot de steekproef behorende producenten werden beoordeeld (micro-economische indicatoren). Er werden geen significante verschillen vastgesteld tussen de micro- en de macro-indicatoren.

(69)

In het licht van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat een groot deel van de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

6.   OORZAKELIJK VERBAND

6.1.   Inleiding

(70)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening onderzocht de Commissie of de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie zodanige schade had berokkend dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

6.2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(71)

In de beoordelingsperiode nam de invoer uit het betrokken land met bijna 400 % toe en verwierf een aanzienlijk marktaandeel, d.w.z. het nam toe van een cijfer onder 5 % tot een cijfer tussen 10 en 15 %. Tegelijkertijd vond een directe en vergelijkbare verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie plaats, die de enige andere significante actor op de EU-markt is, aangezien de invoer uit andere bronnen verwaarloosbaar is.

(72)

De stijging van het marktaandeel van de invoer met dumping viel samen met een daling van het verbruik in de EU met 7 % in de beoordelingsperiode.

(73)

De toenemende invoer met dumping onderbood in het OT de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 20 à 25 %. Er kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat een dergelijke toename van de invoer op een krimpende markt verantwoordelijk was voor de inzakking van de prijzen in 2008 en 2009. Het effect van de invoer met dumping op de prijzen werd versterkt door het feit dat het grootste gedeelte van de verkoop plaatsvond op grond van jaarcontracten. De Bosnische invoer met dumping kan aldus worden gebruikt om de prijsstijgingen voor grote verkoopvolumes te beperken ondanks de stijging van de grondstofprijzen. In 2009 werd dit effect afgezwakt, maar niet genoeg om de bedrijfstak in zijn geheel in staat te stellen het normale winstniveau van 5,9 % te bereiken.

(74)

Daar duidelijk is vastgesteld dat de sterke stijging van de invoer met dumping tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, enerzijds, en de daling van het verkoop- en het productievolume, het marktaandeel en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, anderzijds, zich gelijktijdig voordeden, luidt de voorlopige conclusie dat de invoer met dumping een belangrijke rol heeft gespeeld bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

6.3.   Gevolgen van andere factoren

6.3.1.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

Verkoop voor uitvoer van productie in de Unie

100

108

90

57

121

Index: 2005 = 100

Bron: macrogegevens

(75)

Het uitvoervolume van alle producenten in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode toe maar vertegenwoordigde gemiddeld slechts ongeveer 10 % van de productie. De uitvoer van de tot de steekproef behorende producenten steeg en compenseerde deels het verlies aan verkoopvolume van de EU.

(76)

De uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie hadden aldus een positieve invloed op de activiteiten, en droegen niet bij aan de aanmerkelijke schade.

6.3.2.   Invoer uit derde landen

(77)

De invoer uit derde landen was tijdens de beoordelingsperiode verwaarloosbaar en kon niet hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. De Bosnische producent-exporteur beweerde dat het marktaandeel van de producenten van de Unie gekrompen was door de invoer uit China en Korea maar deze bewering wordt niet gestaafd door de feiten, aangezien de invoer uit deze landen marginaal was.

6.3.3.   Gevolgen van een daling van het verbruik

 

2005

2006

2007

2008

2009 (OT)

EU-verbruik in ton

324 395

347 183

371 567

315 642

300 491

Bron: macrogegevens

(78)

In de beoordelingsperiode daalde het verbruik met ongeveer 24 000 ton (7 %), wat erop wijst dat de branche van de wasdetergentia in haar formules geleidelijk meer gebruik maakt van alternatieve producten om het betrokken product te vervangen. De producent-exporteur stelde dat dit leidde tot „overtollige voorraden, annuleringen van bestellingen en lagere winsten”.

(79)

Er zij opgemerkt dat twee producenten op de EU-markt tegen het einde van de beoordelingsperiode hun productie hebben gestaakt en daarom heeft een aanpassing van de capaciteit plaatsgevonden om het dalende verbruik te compenseren. Verder bleef, zoals aangegeven in overweging 49, het voorraadpeil laag en stabiel, wat betekent dat de productie is aangepast aan de lagere verbruiksniveaus.

(80)

Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de daling van het verbruik heeft bijgedragen tot de door de producenten in de Unie geleden schade, lijken deze gevolgen daarom niet belangrijk te zijn.

6.3.4.   Gevolgen van investeringen

(81)

Door de producent-exporteur werd aangevoerd dat de naleving van de Reach-wetgeving de schade heeft veroorzaakt. Zoals aangegeven in overweging 58, kon dit gezien het niveau van de investeringen in het betrokken product tijdens de gehele beoordelingsperiode niet in significante mate hebben bijgedragen tot de geleden schade. Verder zijn de kosten in verband met Reach matig geweest.

6.3.5.   Gevolgen van de stijging van de grondstof- en energiekosten

(82)

Volgens bepaalde partijen droegen de gestegen grondstof- en energiekosten bij tot de schade. De stijging van deze kosten was inderdaad aanzienlijk en vond hoofdzakelijk in 2008 plaats. Dit is ongetwijfeld van invloed geweest op de winstgevendheid in dat jaar, omdat de stijging plaatsvond in een periode van dalende verkoopvolumes. De stijging van de energiekosten heeft echter in zekere mate geleid tot een stijging van de verkoopprijzen, zoals aangegeven in overweging 52, hoewel het prijsverlagend effect van de invoer met dumping een passende stijging heeft voorkomen.

(83)

Daarom wordt geoordeeld dat de stijging van de grondstof- en energiekosten niet heeft bijgedragen tot de geleden schade.

6.3.6.   Gevolgen van de capaciteitsproblemen

(84)

De problemen in verband met overcapaciteit en lage capaciteitsbenutting zijn besproken in overweging 46. Het effect van de capaciteitsproblemen op de winstgevendheid moet worden bekeken voor wat zowel de structurele kenmerken van deze bedrijfstak als het bestaan van invoer met dumping betreft. Het effect op de winstgevendheid is toe te schrijven aan de aanzienlijke vaste kosten die zouden kunnen worden gerecupereerd als de benuttingspercentages hoger waren.

(85)

De problemen in verband met de overcapaciteit en de lage capaciteitsbenutting kunnen een gedeeltelijke verklaring geven van sommige negatieve schade-indicatoren waaronder de producenten in de Unie hebben geleden, maar kunnen de sterke daling van de productie, het verkoopvolume en het marktaandeel in 2009 niet verklaren. Zij verbreken daarom duidelijk niet het oorzakelijke verband tussen de sterke stijging van de invoer tegen dumpingprijzen en de door de producenten in de Unie geleden schade.

6.3.7.   Gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis/algemene economische crisis

(86)

Volgens sommige belanghebbenden hebben de wereldwijde kredietcrisis en de algemene economische crisis tot de schade bijgedragen. Het verbruik van het product daalde immers in 2008/2009 toen deze crisissen plaatsvonden.

(87)

Deze problemen kunnen echter niet verklaren waarom het marktaandeel van de producenten in de Unie in 2009 wezenlijk daalde, terwijl het marktaandeel van de Bosnische invoer steeg en de EU-prijzen met meer dan 20 % onderbood. Hoewel de daling van het verbruik in 2008/2009 op zich van invloed is geweest op de bedrijfstak van de Unie, heeft de significante toename van de invoer uit BiH een veel significanter effect gehad op de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie en, wat de prijsonderbieding betreft, op de prijzen. De crisis heeft aldus het oorzakelijke verband tussen de sterke toename van de invoer tegen dumpingprijzen en de door de producenten van de Unie geleden schade niet verbroken.

6.3.8.   Gevolgen van de consolidatie van verwerkende ondernemingen

(88)

Hoewel meer dan tien ondernemingen het betrokken product in het OT vervaardigden, bestond de bedrijfstak van de belangrijkste verwerkende ondernemingen (producenten van wasdetergentia en waterverzachters) hoofdzakelijk uit vier grote groepen (Reckitt Benckiser, Henkel, Proctor & Gamble en Unilever). De twee belangrijkste medewerkende gebruikers waren goed voor bijna 40 % van de aankopen van het betrokken product in de EU. Door een gecentraliseerde aankoop waren deze vier groepen in staat om de prijzen van het betrokken product laag te houden.

(89)

Dit probleem is echter geen nieuw verschijnsel maar bestaat al vele jaren. Daarom kan het de sterke afname van de productie, het verkoopvolume en het marktaandeel in 2009 niet verklaren. Het heeft daarom duidelijk het oorzakelijke verband tussen de sterke toename van de invoer tegen dumpingprijzen en de door de producenten van de Unie geleden schade niet verbroken.

6.4.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(90)

Op grond van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door de betrokken invoer met dumping.

(91)

Een aantal andere factoren dan invoer met dumping werd onderzocht maar geen daarvan kon een verklaring geven voor het ernstige verlies van marktaandeel, productie en verkoopvolume dat plaatsvond in 2008 en 2009, jaren waarin het volume van de invoer met dumping toenam.

(92)

Gezien de hierboven vermelde analyse die de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie duidelijk heeft onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer uit BiH aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft veroorzaakt.

7.   BELANG VAN DE UNIE

7.1.   Algemene opmerkingen

(93)

De Commissie heeft onderzocht of er, ondanks de voorlopige conclusie inzake schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie is om in dit geval maatregelen te nemen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werd op basis van al het overgelegde bewijsmateriaal dan ook onderzocht welke gevolgen het al dan niet instellen van maatregelen zou hebben voor alle bij deze procedure betrokken partijen.

7.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(94)

De schadeanalyse heeft duidelijk aangetoond dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping schade heeft geleden. De verhoogde aanwezigheid van invoer met dumping in de afgelopen jaren leidde tot een daling van de verkoop op de markt van de Unie en tot een verlies van marktaandeel voor de bedrijfstak van de Unie. Dit verhinderde dat de bedrijfstak van de Unie winstgevendheidsniveaus bereikte die vergelijkbaar zijn met die voor andere producten.

(95)

Uit het onderzoek is gebleken dat een toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land rechtstreeks ten koste van de bedrijfstak van de Unie gaat. Ondanks de herstructurering bij de producenten in de Unie (twee ondernemingen stopten de productie) is de situatie niet verbeterd. In dit verband zij erop gewezen dat zeoliet A-poeder een belangrijk product is voor de omzet van de tot de steekproef behorende ondernemingen (maximaal 30 % van hun verkoopomzet). Zonder de instelling van maatregelen zal de situatie van de bedrijfstak van de Unie duidelijk verder verslechteren. Het instellen van maatregelen zal de invoerprijs weer op een niet-schadelijk niveau brengen, zodat de bedrijfstak van de Unie op eerlijke handelsvoorwaarden kan concurreren.

(96)

Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van maatregelen duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.3.   Belang van de importeurs

(97)

Het waarschijnlijke effect van de maatregelen op de importeurs is onderzocht overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening. In dit verband zij erop gewezen dat de niet-verbonden importeurs die zich kenbaar hadden gemaakt, ook gebruikers waren. Daarom wordt de analyse in verband met de importeurs vermeld onder het relevante hoofdstuk inzake het belang van de gebruikers.

7.4.   Belang van de gebruikers en de consumenten

(98)

De bekendmaking van het bericht van inleiding van deze procedure leidde niet tot opmerkingen van consumentenorganisaties. Daarom is de analyse beperkt tot het effect van de maatregelen op de gebruikers.

(99)

Er werd een vragenlijst gestuurd naar 8 bekende gebruikers. Er zijn echter slechts van twee van hen nuttige opmerkingen ontvangen. Daarom is de analyse van het belang van de Unie gebaseerd op de antwoorden van twee vrij grote gebruikers die tezamen goed zijn voor bijna 40 % van het verbruik in de Unie.

(100)

De twee medewerkende gebruikers in de Unie zijn belangrijke actoren in de bedrijfstak van de Unie voor wasdetergentia en waterverzachters. Zij waren beide tegen het instellen van maatregelen.

(101)

Uit het onderzoek bleek dat minder dan 1/3 van het verbruik van de medewerkende gebruikers in de Unie van de Bosnische producent-exporteur werd ingevoerd. De rest is afkomstig van de producenten in de Unie die de voornaamste leveringsbron van de medewerkende gebruikers blijven. Rekening houdend met de lage capaciteitsbenutting van de producenten in de Unie, zoals uiteengezet in de overwegingen 47 en 48 hierboven, is het duidelijk dat de instelling van maatregelen naar verwachting niet zal leiden tot leveringstekorten of prijsstijgingen.

(102)

Verder blijkt dat de verwerkende ondernemingen in de Unie reeds zijn begonnen met de verkenning van de mogelijkheid van invoer uit China. Het feit dat deze optie bestaat en als betrouwbaar wordt beschouwd, toont aan dat de instelling van maatregelen in geen geval zal leiden tot een tekort aan het betrokken product.

(103)

Er werd ook gekeken naar het percentage van de omzet aan eindproducten waarin het betrokken product is verwerkt. In dit verband zij erop gewezen dat de relevante producten in beide gevallen minder dan 10 % van de omzet uitmaken.

(104)

De percentages van het betrokken product die in de eindproducten worden verwerkt, werden ook onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat deze percentages over het algemeen uiterst klein zijn (gemiddeld minder dan 5 % van de totale kosten) en daarom vormt het betrokken product geen zeer significant kostenelement in de afgewerkte producten.

(105)

De Commissie onderzocht ook of de instelling van maatregelen negatieve financiële gevolgen voor deze twee gebruikers zou hebben. De Commissie stelde twee scenario's op, een „worst case”-scenario en een meer realistisch scenario.

(106)

Het „worst case”-scenario gaat ervan uit dat zowel de invoer als de prijzen in de Unie door de hoogte van het recht zouden stijgen. Dit zou leiden tot een gemiddelde stijging van de kosten van de gebruikers met minder dan 2 %.

(107)

Voornoemde situatie moet worden vergeleken met de winstgevendheidspercentages van de medewerkende gebruikers in de Unie. De winstgevendheid voor de gebruikers van producten waarin het betrokken product is verwerkt, bedraagt circa 11 % en bedroeg voor al hun producten meer dan 20 %. Gezien de winstgevendheidspercentages zou zelfs een volledige reeks maatregelen in verband met zowel de invoer als de prijzen in de Unie geen onevenredig effect hebben op de financiële situatie van deze partijen.

(108)

Een meer realistisch scenario is immers dat de instelling van maatregelen zal leiden tot een situatie waarin alleen de invoerprijzen uit BiH stijgen, terwijl de bedrijfstak van de Unie profiteert van grotere schaalvoordelen. Zoals hierboven aangegeven, is de leveringssituatie van het betrokken product in de EU volledig toereikend, aangezien de meeste producenten in de Unie ver onder hun volledige capaciteit werken.

(109)

Er zij ook op gewezen dat het onderzoek heeft uitgewezen dat er producten bestaan die het betrokken product zouden kunnen vervangen. Het is immers duidelijk dat zowel de medewerkende als de niet-medewerkende gebruikers ook wasdetergentia zonder het betrokken product produceren. In dit meer realistische scenario zullen de kosten van de medewerkende gebruikers slechts met een fractie van een percent stijgen. Met andere woorden, in het licht van de winstgevendheidscijfers zal de instelling van maatregelen slechts verwaarloosbare gevolgen voor de gebruikers hebben.

(110)

Rekening houdend met het voorgaande, is het duidelijk dat de instelling van maatregelen geen significant effect op de gebruikers zal hebben en het is bijgevolg zelfs zeer onwaarschijnlijk dat de prijs voor de consument zal stijgen.

7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(111)

Algemeen wordt verwacht dat de bedrijfstak van de Unie van de maatregelen duidelijk zal kunnen profiteren. Hij zou in de eerste plaats kunnen profiteren van de grotere schaalvoordelen wegens een hogere capaciteitsbenutting door een toename van de productie en de verkoop.

(112)

Rekening houdend met het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van maatregelen in verband met de invoer met dumping van het betrokken product uit Bosnië en Herzegovina niet significant van invloed zal zijn op de gebruikers in de Unie en over het algemeen in het belang van de Unie is.

8.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(113)

Gezien de bovenstaande conclusies inzake dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen betreffende de invoer van het betrokken product uit Bosnië en Herzegovina worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

8.1.   Schademarge

(114)

De voorlopige antidumpingmaatregelen moeten toereikend zijn om te voorkomen dat de invoer met dumping nog schade aan de bedrijfstak van de Unie toebrengt, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarges niet overschrijden.

(115)

Bij de berekening van de hoogte van het recht waarbij de gevolgen van de schadeveroorzakende dumping worden geneutraliseerd, werd geoordeeld dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moesten stellen zijn kosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die in normale concurrentieomstandigheden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijze kon worden gemaakt. Deze winstmarge vóór belasting bedraagt 5,9 % van de omzet. Dit was het winstniveau dat door de bedrijfstak van de Unie in het OT werd behaald voor al zijn producten, waaronder het betrokken product. Aangezien de winstgevendheid van het betrokken product door de invoer met dumping werd beïnvloed, is het duidelijk dat dit winstniveau bescheiden en niet excessief is. Er werd ook nagegaan of de door de bedrijfstak van de Unie in 2005-2007 behaalde winstcijfers gebruikt moesten worden, maar deze cijfers waren laag wat de door de ondernemingen voor soortgelijke producten behaalde winstgevendheid betreft en werden niet als representatief voor een levensvatbare bedrijfstak beschouwd. Dit is te wijten aan het feit dat de prijs van de Bosnische invoer die van de bedrijfstak van de Unie in deze drie jaren 10 à 20 % onderbood en dergelijke verschillen een belangrijke rol in de onderhandelingen over de jaarcontracten hebben gespeeld. Daarom kunnen deze winstmarges niet als representatief voor een normale situatie op de EU-markt worden beschouwd. Op grond van het voorgaande werd voor de bedrijfstak van de Unie een niet-schadeveroorzakende prijs voor het soortgelijke product berekend. Deze prijs werd berekend door bovengenoemde winstmarge bij de productiekosten op te tellen.

(116)

De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gemiddelde niet-schadeveroorzakende prijs van de door de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt verkochte producten. Het verschil dat uit deze vergelijking voortvloeide, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde cif-waarde bij invoer. De daarbij berekende onderbiedingsmarge bedroeg 31,5 %.

8.2.   Voorlopige maatregelen

(117)

Gezien het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat voorlopige antidumpingrechten op de invoer van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina moeten worden ingesteld op het niveau van de vastgestelde dumpingmarge.

(118)

Op grond van het voorgaande bedraagt het voorlopige antidumpingrecht voor Bosnië en Herzegovina 28,1 %.

9.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(119)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Bovendien wordt erop gewezen dat de bevindingen inzake het instellen van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van eventuele definitieve rechten kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld op zeoliet A-poeder, ook zeoliet NoA- of zeoliet 4A-poeder genoemd, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2842 10 00 (TARCIC-code 2842100030), van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde product bedraagt 28,1 %.

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen indienen over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 40 van 17.2.2010, blz. 5.


Top