EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0862

Besluit nr. 862/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 over de deelname van de Unie aan een gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (BONUS) dat door verschillende lidstaten is opgezet Voor de EER relevante tekst

OJ L 256, 30.9.2010, p. 1–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/862/oj

30.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 256/1


BESLUIT Nr. 862/2010/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 september 2010

over de deelname van de Unie aan een gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (BONUS) dat door verschillende lidstaten is opgezet

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 185 en artikel 188, tweede lid,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3) („het zevende kaderprogramma”) voorziet in de deelneming van de Gemeenschap aan door meerdere lidstaten opgezette onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma’s tot stand gebrachte structuren, in de zin van artikel 169 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap („het EG-Verdrag”).

(2)

Volgens Beschikking nr. 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (4), waarbij een themaoverschrijdende benadering wordt gestimuleerd van onderzoeksthema’s die verband houden met een of meer thema’s van het zevende kaderprogramma, is een initiatief krachtens artikel 169 van het EG-Verdrag met betrekking tot gemeenschappelijk Oostzeeonderzoek aangeduid als een van de gebieden die geschikt zijn voor deelneming van de Gemeenschap aan gezamenlijk uitgevoerde nationale onderzoeksprogramma’s.

(3)

Het ecosysteem van de Oostzee, een half door land ingesloten Europese binnenzee, is een van de grootste brakke waterlichamen ter wereld en heeft zwaar te lijden gehad door vele natuurlijke en door de menselijke activiteit veroorzaakte factoren, zoals verontreiniging met gedumpte chemische wapens, bijvoorbeeld uit de Tweede Wereldoorlog daterende oorlogsgassen, en zware metalen verbindingen, organische stoffen, radioactieve stoffen en gelekte stookolie en aardolie. De ontwikkeling van de landbouw in het afwateringsgebied van de Oostzee heeft eveneens de overmatige toevoer van meststoffen en organische stoffen met eutrofiëring en de introductie van niet-endemische vreemde organismen in het milieu tot gevolg gehad. De niet-duurzame exploitatie van de visbestanden en de klimaatverandering veroorzaken het verlies van de oorspronkelijke biodiversiteit. Die factoren, alsmede de aanhoudende menselijke activiteiten, waaronder infrastructuurprojecten direct aan en in de onmiddellijke nabijheid van de kust en in het afwateringsgebied van de Oostzee, en ecologisch niet-duurzaam toerisme, leiden tot de achteruitgang van het natuurlijk milieu. Al deze factoren betekenen een ernstige vermindering van het vermogen van de Oostzee om duurzaam te voorzien in goederen en diensten waarvan de mens om sociale, culturele en economische redenen direct en indirect afhangt.

(4)

De Europese Raad van 14 december 2007 benadrukte zijn bezorgdheid over de toestand van het milieu in de Oostzee, hetgeen tot uiting komt in de mededeling van de Commissie van 10 juni 2009 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied. Bovendien heeft de Raad de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor een initiatief voor het Oostzeegebied krachtens artikel 169 van het EG-Verdrag.

(5)

De wetenschap moet bijdragen tot het formuleren van een antwoord op dergelijke uitdagingen en tot het vinden van oplossingen voor de urgente milieuproblemen in de Oostzee. De situatie is echter zo ernstig dat het onderzoek in het Oostzeegebied zowel kwalitatief als kwantitatief moet worden opgevoerd door de vaststelling en tenuitvoerlegging van een volledig geïntegreerde benadering aan de hand waarvan de relevante onderzoeksprogramma’s van alle Oostzeelanden op elkaar afgestemd kunnen worden en doelgerichter gemaakt kunnen worden, teneinde de complexe en dringende problemen op een gecoördineerde, efficiënte en doeltreffende wijze aan te pakken.

(6)

Op dit moment is een aantal onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s en activiteiten die op nationaal niveau door de individuele lidstaten worden uitgevoerd ter ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling in het Oostzeegebied onvoldoende gecoördineerd op uniaalniveau om de kritische massa te halen die nodig is voor onderzoek en ontwikkeling op strategische gebieden.

(7)

Bovendien zijn de bestaande sectorspecifieke onderzoeksstructuren, die mettertijd geëvolueerd zijn op basis van de diverse nationale beleidswijzigingen, diep verankerd in nationale governancesystemen en staan ze de ontwikkeling en financiering in de weg van multidisciplinair, interdisciplinair en transdisciplinair milieuonderzoek dat nodig is om een antwoord te kunnen bieden op de uitdagingen van de Oostzee.

(8)

Hoewel landen binnen en buiten het Oostzeegebied al geruime tijd samenwerken op het gebied van Oostzeeonderzoek, zijn er nooit voldoende financiële middelen beschikbaar geweest voor de optimale benutting van het onderzoekspotentieel als gevolg van de verschillen in de economische situatie en de mate van ontwikkeling van die landen en de sterk uiteenlopende nationale agenda’s, thema’s en prioriteiten voor onderzoek.

(9)

In haar werkprogramma voor 2007-2008 van 11 juni 2007 betreffende de invoering van het specifieke programma Samenwerking, stelde de Commissie financiële middelen ter beschikking aan BONUS EOR-NET en EOR-NET PLUS op het gebied van milieuonderzoek in de Oostzee, met de bedoeling de samenwerking tussen de financieringsinstanties voor milieuonderzoek in het Oostzeegebied te versterken en de overgang naar een gezamenlijk programma voor onderzoek en ontwikkeling in de Oostzee dat wordt uitgevoerd op grond van artikel 169 van het EG-verdrag te vergemakkelijken.

(10)

In het algemeen hebben BONUS EOR-NET en EOR-NET PLUS goed gefunctioneerd en het is derhalve van belang te zorgen voor de continuïteit van de onderzoeksinspanningen teneinde de urgente milieuproblemen te kunnen aanpakken.

(11)

In overeenstemming met de benadering van het zevende kaderprogramma en zoals erkend in de raadplegingen van de belanghebbenden die werden gehouden in het kader van BONUS EOR-NET heeft het Oostzeegebied behoefte aan beleidsgerichte onderzoeksprogramma’s.

(12)

Denemarken, Duitsland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland en Zweden („de deelnemende staten”) zijn overeengekomen samen het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee BONUS („BONUS”) op te zetten. BONUS heeft tot doel wetenschappelijke ontwikkeling en innovatie te bevorderen door de vaststelling van het noodzakelijke juridische en organisatorische kader voor transnationale samenwerking tussen de Oostzeestaten op het gebied van milieuonderzoek in het Oostzeegebied.

(13)

Hoewel BONUS sterk is toegespitst op milieuonderzoek, heeft het initiatief ook raakvlakken met een aantal verwante uniale onderzoeksprogramma’s die betrekking hebben op een hele reeks menselijke activiteiten die een gecumuleerd effect hebben op de ecosystemen, zoals visserij, aquacultuur, landbouw, infrastructuur (ook op energiegebied), vervoer, opleiding en mobiliteit van onderzoekers en sociaaleconomische problemen. BONUS is niet zonder belang voor een aantal uniale beleidsdomeinen en richtlijnen, met inbegrip van de strategie van de Unie voor het Oostzeegebied; het gemeenschappelijk visserijbeleid; het gemeenschappelijk landbouwbeleid; Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (5); Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (6), evenals internationale verbintenissen van de Unie, zoals het actieplan voor de Oostzee van HELCOM. Vele andere uniale beleidsdomeinen zullen bijgevolg ook voordeel halen uit BONUS.

(14)

Teneinde het effect van het BONUS te versterken, hebben de deelnemende staten ingestemd met de deelneming van de Unie.

(15)

BONUS dient een strategische fase te omvatten, die gevolgd wordt door een uitvoeringsfase, zodat de belanghebbenden uitgebreid kunnen worden geraadpleegd over een strategische agenda voor onderzoek die ook kan inspelen op opkomende onderzoeksbehoeften. Tijdens de strategische fase moeten ook bijkomende, sectorgerichte financieringsinstanties bij BONUS betrokken worden om de integratie van het onderzoek naar sectoroverschrijdende behoeften van eindgebruikers te bevorderen en ervoor te zorgen dat de onderzoeksresultaten daadwerkelijk worden gebruikt en opgenomen in de beleidsmaatregelen en de regelingen inzake het beheer van hulpbronnen in een brede waaier van economische sectoren.

(16)

Aan het einde van de strategische fase dient de Commissie te verifiëren dat de strategische agenda voor onderzoek, de raadplegingsplatforms voor belanghebbenden en de uitvoeringsbepalingen uitgewerkt zijn zodat BONUS ten uitvoer kan worden gelegd. De Commissie kan in voorkomend geval aanbevelingen ter verbetering van de strategische agenda voor onderzoek doen. De overgang naar de uitvoeringsfase dient naadloos en zonder vertraging te verlopen.

(17)

De deelnemende staten hebben een bijdrage van 50 miljoen EUR voor BONUS toegezegd. Bijdragen in natura in de vorm van toegang tot en gebruik van infrastructuren („infrastructuurbijdrage in natura”) dienen te worden toegestaan, op voorwaarde dat zij geen significant deel uitmaken van de volledige bijdrage. De waarde en het nut van dergelijke bijdragen voor de BONUS-projecten dient te worden geëvalueerd.

(18)

De bijdrage van de Unie voor BONUS dient het bedrag van 50 miljoen euro niet te overschrijden voor de gehele duur ervan en stemt binnen die grens overeen met de bijdrage van de deelnemende staten om ervoor te zorgen dat zij meer baat hebben bij een gezamenlijke uitvoering van BONUS. Het grootste deel van de financiële bijdrage van de Unie dient te worden toegewezen aan de uitvoeringsfase. Voor elke fase dient een plafond te worden vastgesteld. Het plafond voor de uitvoeringsfase dient te worden verhoogd met het bedrag dat nog is overgebleven na de tenuitvoerlegging van de strategische fase.

(19)

De gezamenlijke tenuitvoerlegging van BONUS vereist een specifieke uitvoeringsstructuur, zoals bepaald bij Beschikking 2006/971/EG. De deelnemende staten hebben overeenstemming bereikt over een dergelijke specifieke uitvoeringsstructuur voor de tenuitvoerlegging van BONUS en hebben daartoe het Baltic Organisations’ Network for Funding Science („het BONUS-EESV”) opgericht. Het BONUS-EESV dient de ontvanger van de financiële bijdrage van de Unie te zijn. De deelnemende staten worden erop attent gemaakt dat het beginsel van een echte gemeenschappelijk pot van belang is, maar elke deelnemende staat beslist, conform de financieringsregels en -procedures van BONUS, of hij zijn eigen bijdrage beheert dan wel of zijn bijdrage door het BONUS-EESV wordt beheerd. Het BONUS-EESV dient er ook voor te zorgen dat de uitvoering van BONUS beantwoordt aan het beginsel van gezond financieel beheer.

(20)

De financiële bijdrage van de Unie dient afhankelijk te zijn van de formele toezegging van middelen door de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten en de effectieve betaling van hun financiële bijdragen.

(21)

De betaling van de bijdrage van de Unie voor de strategische fase dient afhankelijk te zijn van de sluiting van een subsidieovereenkomst tussen de Commissie, namens de Unie, en het BONUS-EESV die in overeenstemming dient te zijn met Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties in het raam van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (7), teneinde het beheer ervan te vergemakkelijken en te vereenvoudigen.

(22)

De betaling van de bijdrage van de Unie voor de uitvoeringsfase dient afhankelijk te zijn van de sluiting van een uitvoeringsovereenkomst houdende de uitvoeringsbepalingen voor het gebruik van de financiële bijdrage van de Unie tussen de Commissie, namens de Unie, en het BONUS-EESV. Dit deel van de financiële bijdrage van de Unie dient onder indirect gecentraliseerd beheer te worden geplaatst overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder c, en artikel 56 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) („Financieel Reglement”) alsmede artikel 35, artikel 38, lid 2, en artikel 41 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9).

(23)

Eventuele interesten op de bijdragen die aan het BONUS-EESV zijn betaald, dienen beschouwd te worden als inkomsten van het BONUS-EESV en moeten voor de uitvoering van BONUS bestemd worden.

(24)

Om haar financiële belangen te beschermen, moet de Unie het recht hebben haar financiële bijdrage te verlagen, deze niet toe te kennen of stop te zetten wanneer BONUS inadequaat, gedeeltelijk of te laat wordt uitgevoerd of de deelnemende staten niet, gedeeltelijk of te laat bijdragen aan de financiering van BONUS, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in een overeenkomst die moet worden gesloten tussen de Unie en het BONUS-EESV.

(25)

Met het oog op de efficiënte tenuitvoerlegging van BONUS tijdens de uitvoeringsfase dient financiële ondersteuning te worden verleend aan deelnemers van BONUS-projecten die op basis van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen op centraal niveau zijn geselecteerd onder de verantwoordelijkheid van het BONUS-EESV. Het verlenen en uitbetalen van dergelijke financiële steun aan deelnemers aan BONUS moet transparant, niet-bureaucratisch en conform de gemeenschappelijke regels overeenkomstig het zevende kaderprogramma zijn.

(26)

Hoewel het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek een dienst van de Commissie is, beschikken de instituten ervan over onderzoekscapaciteiten die relevant zijn voor BONUS en tot de tenuitvoerlegging van het programma kunnen bijdragen. Daarom moet de rol van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek worden gedefinieerd wat betreft zijn subsidiabiliteit.

(27)

Om een gelijke behandeling te garanderen, moet de evaluatie van voorstellen stoelen op dezelfde beginselen die van toepassing zijn op voorstellen welke worden ingediend uit hoofde van het zevende kaderprogramma. Daarom dienen voorstellen onder de verantwoordelijkheid van BONUS-EESV centraal geëvalueerd te worden door onafhankelijke deskundigen, met een goede kennis van de lokale omstandigheden, op basis van transparante en gemeenschappelijke criteria, en de financiering dient te worden toegekend conform een centraal goedgekeurde rangschikking. De rangschikking en de volgorde naar prioriteit dienen te worden goedgekeurd door het BONUS-EESV, dat de resultaten van de onafhankelijke evaluatie, die bindend moeten zijn, strikt volgt.

(28)

Alle lidstaten en alle met het zevende kaderprogramma geassocieerde landen moeten de mogelijkheid hebben deel te nemen aan BONUS.

(29)

Overeenkomstig de doelstellingen van het zevende kaderprogramma moet de deelneming aan BONUS voor alle andere landen, met name de landen die aan de Oostzee liggen of het afwateringsgebied ervan vormen, mogelijk zijn op voorwaarde dat in deze deelneming is voorzien door de van toepassing zijnde internationale overeenkomst en dat zowel de Commissie als de deelnemende staten hiermee instemmen. Overeenkomstig het zevende kaderprogramma dient de Unie het recht te hebben de voorwaarden te bepalen voor haar financiële bijdrage in BONUS wat betreft de deelneming van andere landen, in overeenstemming met de regels en bepalingen van dit besluit.

(30)

Er dienen passende maatregelen te worden genomen om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en de nodige stappen moeten worden genomen om verloren gegane middelen, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (10), Verordening (Euratom/EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden (11) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (12).

(31)

De onderzoeksactiviteiten uit hoofde van BONUS moeten worden uitgevoerd met inachtneming van ethische beginselen, overeenkomstig de algemene beginselen van het zevende kaderprogramma, alsmede de beginselen gendermainstreaming en gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling.

(32)

In het licht van een tussentijdse evaluatie die door de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke deskundigen met een goede kennis van lokale omstandigheden, wordt verricht, dient de Commissie de kwaliteit en de doelmatigheid te beoordelen van de tenuitvoerlegging van BONUS en de vorderingen die zijn gemaakt op weg naar de doelstellingen, en dient zij tevens een eindevaluatie uit te voeren.

(33)

De deelnemers aan BONUS dienen hun resultaten mee te delen en breed te verspreiden, met name naar andere soortgelijke regionale mariene onderzoeksprojecten, en de informatie openbaar te maken.

(34)

De geslaagde uitvoering van de projecten die in het kader van BONUS EOR-NET en EOR-NET PLUS reeds zijn voltooid, heeft de rampzalige toestand van de Oostzee aan het licht gebracht. De onderzoeksactiviteiten betreffende de toestand van het milieu in de Oostzee dienen derhalve te worden voortgezet,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie aan het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee BONUS („BONUS”) dat gezamenlijk is opgezet door Denemarken, Duitsland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland en Zweden („de deelnemende staten”) wordt onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden verleend.

2.   De Unie verleent een financiële bijdrage van ten hoogste 50 miljoen EUR voor de volledige looptijd van BONUS, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1906/2006 in de strategische fase en overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder c, van het Financieel Reglement in de uitvoeringsfase. De financiële bijdrage van de Unie dient onder het vastgestelde plafond te blijven en overeen te stemmen met de bijdrage van de deelnemende staten.

3.   De financiële bijdrage van de Unie wordt gezamenlijk betaald uit de begrotingsmiddelen die zijn toegewezen aan alle relevante thema’s van het specifieke programma „Samenwerking”.

Artikel 2

Tenuitvoerlegging van BONUS

1.   BONUS wordt ten uitvoer gelegd door het Baltic Organisations’ Network for Funding Science („BONUS-EESV”).

2.   BONUS wordt overeenkomstig bijlage I ten uitvoer gelegd in twee fasen: een strategische fase gevolgd door een uitvoeringsfase.

3.   De strategische fase van BONUS duurt maximaal 18 maanden. Zij vormt de voorbereiding van de uitvoeringsfase. Tijdens de strategische fase voert het BONUS-EESV de volgende taken uit:

a)

de voorbereiding van de strategische agenda voor onderzoek, waarbij de wetenschappelijke inhoud van BONUS wordt bepaald, met bijzondere aandacht voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, overeenkomstig de doelstellingen van het zevende kaderprogramma;

b)

de instelling van de platforms voor de raadpleging van de belanghebbenden, met als doel de betrokkenheid van de belanghebbenden uit alle betrokken sectoren te versterken en te institutionaliseren;

c)

de opstelling van de uitvoeringsbepalingen, met inbegrip van juridische en financiële voorschriften en procedures, bepalingen met betrekking tot de intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit de in het kader van BONUS uitgevoerde activiteiten, personele middelen en communicatie.

4.   De uitvoeringsfase duurt minstens vijf jaar. Tijdens de uitvoeringsfase worden de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen gepubliceerd met het oog op de financiering van projecten die bijdragen tot de doelstellingen van BONUS. Die uitnodigingen tot het indienen van voorstellen dienen gericht te zijn op transnationale projecten met meerdere partners, waarin een adequate deelname van het midden- en klein bedrijf wordt aangemoedigd, onder meer op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling, opleiding en informatieverspreiding. De projecten worden geselecteerd overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling, transparantie, onafhankelijke evaluatie, medefinanciering, winstverbod, verbod op terugwerkende kracht, niet-cumulering met financiële middelen uit andere uniale bronnen. Het verlenen en uitbetalen van de financiering aan deelnemers aan BONUS voldoet aan de gemeenschappelijke regels overeenkomstig het zevende kaderprogramma.

Artikel 3

Voorwaarden voor de financiële bijdrage van de Unie

1.   De financiële bijdrage van de Unie voor de strategische fase bedraagt ten hoogste 1,25 miljoen EUR en stemt binnen die grens overeen met de bijdrage van de deelnemende staten. De toezegging van de Unie om bij te dragen aan de strategische fase is afhankelijk van een gelijkwaardige toezegging van de deelnemende staten.

2.   De financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoeringsfase bedraagt ten hoogste 48,75 miljoen EUR en stemt binnen die grens overeen met de bijdrage van de deelnemende staten. Dat plafond kan worden verhoogd met het bedrag dat nog overblijft na de tenuitvoerlegging van de strategische fase. Tijdens de uitvoeringsfase mag de verlening van infrastructuurbijdragen in natura tot 25 % van de bijdrage van de deelnemende staten uitmaken.

3.   De financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoeringsfase wordt verleend op de volgende voorwaarden:

a)

de opstelling door de deelnemende staten van de strategische agenda voor onderzoek, de raadplegingsplatforms voor belanghebbenden en de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 2, lid 3, alsmede de vorderingen die zijn gemaakt ten opzichte van de realisatie van de doelstellingen en de te leveren prestaties die zijn vastgesteld in bijlage I, deel 2. De Commissie kan in voorkomend geval aanbevelingen ter verbetering van de strategische agenda voor onderzoek doen;

b)

het BONUS-EESV toont aan dat het in staat is om BONUS ten uitvoer te leggen, met inbegrip van het ontvangen, toewijzen en opvolgen van de financiële bijdrage van de Unie onder indirect gecentraliseerd beheer overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder c, en artikel 56 van het „Financieel Reglement” alsmede artikel 35, artikel 38, lid 2, en artikel 41 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer;

c)

voor BONUS wordt een passend en efficiënt governancemodel opgezet en in stand gehouden overeenkomstig bijlage II;

d)

de in bijlage I beschreven activiteiten met betrekking tot de uitvoeringsfase van BONUS worden door het BONUS-EESV efficiënt uitgevoerd, hetgeen inhoudt dat uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor de toekenning van subsidies moeten worden gelanceerd;

e)

een toezegging van elke deelnemende staat om zijn deel van de financiering van BONUS bij te dragen, en de daadwerkelijke betaling van hun financiële bijdrage, met name de financiering van deelnemers aan de BONUS-projecten die na uitnodigingen tot het indienen van voorstellen zijn geselecteerd;

f)

de staatssteunregels van de Unie, en met name de regels die zijn opgenomen in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (13), worden in acht genomen;

g)

een hoog niveau van wetenschappelijke excellentie en de naleving van ethische beginselen overeenkomstig de algemene beginselen van het „zevende kaderprogramma” alsmede de inachtneming van de beginselen gendermainstreaming en gendergelijkheid en duurzame ontwikkeling.

Artikel 4

Deelname van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1.   Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek komt in aanmerking voor financiering uit de begroting van BONUS onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op entiteiten uit de deelnemende staten die voor financiering in aanmerking komen.

2.   De eigen middelen van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, die niet afkomstig zijn van de begroting van BONUS, worden niet beschouwd als een deel van de financiële bijdrage van de Unie in de zin van artikel 1.

Artikel 5

Overeenkomsten tussen de Unie en het BONUS-EESV

1.   De gedetailleerde regelingen voor het beheer en de controle van de financiële middelen en de bescherming van de financiële belangen van de Unie tijdens de strategische fase worden vastgelegd in een subsidie-overeenkomst die wordt gesloten tussen de Commissie, namens de Unie, en het BONUS-EESV overeenkomstig de in dit besluit en in Verordening (EG) nr. 1906/2006 vastgestelde voorschriften.

2.   De gedetailleerde regelingen voor het beheer en de controle van de financiële middelen en de bescherming van de financiële belangen van de Unie tijdens de uitvoeringsfase worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst en in jaarlijkse financiële overeenkomsten die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Unie, en het BONUS-EESV.

De uitvoeringsovereenkomst moet in het bijzonder het volgende bevatten:

a)

een omschrijving van de gedelegeerde taken;

b)

bepalingen ter bescherming van de financiële middelen van de Unie;

c)

de voorwaarden voor en de gedetailleerde wijze van uitvoering van de taken, waaronder begrepen financieringsvoorschriften en -bovengrenzen die van toepassing zijn op de BONUS-projecten alsmede passende bepalingen ter afbakening van de verantwoordelijkheden en de verrichting van controles;

d)

de regels voor het uitbrengen van verslag aan de Commissie over de uitvoering van de taken;

e)

de voorwaarden inzake de beëindiging van de uitvoering van de taken;

f)

de nadere regels voor het door de Commissie uitgeoefende toezicht;

g)

de voorwaarden inzake het gebruik van een afzonderlijke bankrekening en de behandeling van de voortgebrachte rente;

h)

de bepalingen die de zichtbaarheid van het optreden van de Unie ten opzichte van de andere activiteiten van het BONUS-EESV garanderen;

i)

een verbintenis om zich te onthouden van elke handeling die aanleiding kan geven tot een belangenconflict in de zin van artikel 52, lid 2, van het Financieel Reglement;

j)

de bepalingen aangaande de intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit de uitvoering van BONUS als bedoeld in artikel 2;

k)

de criteria die moeten worden gebruikt voor de tussentijdse en de eindevaluatie, met inbegrip van de in artikel 13 bedoelde evaluaties.

3.   De Commissie verricht een evaluatie vooraf van het BONUS-EESV om zich te vergewissen van het bestaan en de goede werking van de in artikel 56 van het Financieel Reglement bedoelde procedures en systemen.

Artikel 6

Door de bijdragen voortgebrachte interesten

De interesten op de aan BONUS verleende financiële bijdragen worden beschouwd als inkomsten van het BONUS-EESV en worden aan BONUS toegewezen.

Artikel 7

Vermindering, niet-toekenning of stopzetting van de financiële bijdrage van de Unie

Indien BONUS niet of inadequaat, gedeeltelijk of niet tijdig wordt uitgevoerd, kan de Unie haar financiële bijdrage verlagen, niet toekennen of stopzetten waarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin BONUS is uitgevoerd.

Indien de deelnemende staten geen of slechts een gedeeltelijke bijdrage verlenen voor de financiering van BONUS of indien zij die te laat verlenen, kan de Unie haar financiële bijdrage verminderen waarbij wordt rekening gehouden met het bedrag aan overheidsmiddelen dat door de deelnemende staten werd toegewezen overeenkomstig de voorwaarden van de in artikel 5, lid 1, bedoelde subsidie-overeenkomst.

Artikel 8

Bescherming van de financiële belangen van de Unie door de deelnemende staten

Bij de uitvoering van BONUS nemen de deelnemende staten alle wetgevings-, regelgevings-, administratieve en andere maatregelen die nodig zijn om de financiële belangen van de Unie te beschermen. De deelnemende staten nemen met name de nodige maatregelen om aan de Unie verschuldigde bedragen volledig terug te vorderen overeenkomstig het Financieel Reglement en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

Artikel 9

Controle door de Commissie en de Rekenkamer

De Commissie en de Rekenkamer van de Europese Unie kunnen alle nodige controles en inspecties verrichten om een goed beheer van de uniale middelen te waarborgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen tegen fraude of onregelmatigheden. Daartoe stellen de deelnemende staten en het BONUS-EESV alle benodigde documenten ter beschikking aan de Commissie en de Rekenkamer.

Artikel 10

Onderlinge informatieverstrekking

De Commissie verstrekt alle relevante informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. De deelnemende staten worden verzocht de Commissie overeenkomstig de algemene rapportageverplichtingen als bepaald in artikel 13 via het BONUS-EESV alle aanvullende informatie te verstrekken die door het Europees Parlement, de Raad of de Rekenkamer over het financiële beheer van het BONUS-EESV wordt gevraagd.

Artikel 11

Deelname van andere lidstaten en geassocieerde landen

Elke lidstaat en elk met het zevende kaderprogramma geassocieerd land kan deelnemen aan BONUS overeenkomstig de criteria die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 1 en lid 3, onder e) en f). De lidstaten en geassocieerde landen die deelnemen aan BONUS worden in het kader van dit besluit als deelnemende staten beschouwd.

Artikel 12

Deelname van andere landen

De deelnemende staten en de Commissie kunnen instemmen met de deelname van andere landen overeenkomstig de criteria die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 1, en lid 3, onder e) en f), mits in de toepasselijke internationale overeenkomst in dergelijke deelname is voorzien.

De deelnemende staten en de Commissie bepalen de voorwaarden waaronder de in dergelijke landen gevestigde of verblijvende juridische entiteiten voor financiering uit hoofde van BONUS in aanmerking komen.

Artikel 13

Jaarverslag en evaluatie

De Commissie neemt een activiteitenverslag van BONUS op in het jaarverslag van het zevende kaderprogramma dat overeenkomstig artikel 190 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de Raad wordt voorgelegd.

De Commissie verricht uiterlijk op 31 december 2014 een tussentijdse evaluatie van BONUS. Die evaluatie heeft betrekking op de vorderingen die zijn gemaakt met de doelstellingen zoals uiteengezet in artikel 2 en in bijlage I en bevat ook de aanbevelingen van BONUS over de meest geschikte manier om de verdere integratie en de kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering te bevorderen, met inbegrip van de wetenschappelijke, beheers- en financiële integratie en de vraag of de hoogte van de financiële bijdrage van de deelnemende staten passend is in het licht van de potentiële vraag van hun verschillende nationale onderzoeksgemeenschappen. De Commissie deelt de conclusies van haar tussentijdse evaluatie, vergezeld van haar opmerkingen, mee aan het Europees Parlement en de Raad.

Aan het eind van de bijdrage van de Unie aan BONUS, doch uiterlijk op 31 december 2017, verricht de Commissie een eindevaluatie van BONUS. De Commissie deelt de resultaten van de eindevaluatie mee aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 22 september 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  Advies van 29 april 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 12 juli 2010.

(3)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86.

(5)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(6)  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

(7)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(10)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(11)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(12)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(13)  PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

DOELSTELLINGEN EN UITVOERING VAN BONUS

1.   Doelstellingen van BONUS

BONUS zal de onderzoekscapaciteit van het Oostzeegebied vergroten ter ondersteuning van de vaststelling en uitvoering van passende („fit-for-purpose”) regelgeving, beleidsmaatregelen en beheerspraktijken teneinde een afdoend antwoord te bieden op de grote milieu-uitdagingen en de voornaamste maatschappelijke problemen waarmee de regio wordt geconfronteerd en in de komende jaren geconfronteerd zal worden; het programma heeft ook tot doel de versnipperde programmering en aanpak van de milieuonderzoeksactiviteiten in het Oostzeegebied doelmatiger en doeltreffender te maken door de onderzoeksactiviteiten met betrekking tot het ecosysteem van de Oostzee te integreren in een duurzaam, op samenwerking gebaseerd, interdisciplinair, goed geïntegreerd, gericht, multinationaal programma.

BONUS moet ook bijdragen tot het opzetten en structureren van de EOR in het Oostzeegebied.

Om die doelstellingen te realiseren, dient de versnipperde programmering van het milieuonderzoek in het Oostzeegebied doelmatiger en doeltreffender te worden gemaakt, door de onderzoeksactiviteiten te integreren in een duurzaam, op samenwerking gebaseerd, interdisciplinair goed geïntegreerd, gericht, multinationaal programma dat de duurzame ontwikkeling van de regio ondersteunt. Daarom zal in het kader van BONUS werk gemaakt worden van het volgende:

a)

het opstellen van een beleidsgerichte strategische agenda voor onderzoek;

b)

het uitbreiden van de duurzame coördinatie en integratie van grens- en sectoroverschrijdende openbare onderzoeksprogramma’s;

c)

het uitbreiden van de onderzoekscapaciteit van de nieuwe Baltische lidstaten van de Unie;

d)

het instellen van passende raadplegingsplatforms voor de belanghebbenden, waarin alle betrokken sectoren vertegenwoordigd worden;

e)

het verzamelen van aanvullende financiële middelen door een betere sectoroverschrijdende samenwerking in het onderzoek betreffende het ecosysteem van de Oostzee;

f)

het vaststellen van adequate uitvoeringsbepalingen op grond waarvan BONUS doeltreffend ten uitvoer kan worden gelegd door een gemeenschappelijke juridische entiteit voor het beheer en door een governance-structuur;

g)

het lanceren van themaoverschrijdende, strategische, gemeenschappelijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die uitgaan van meerdere partners.

2.   Strategische fase

2.1.   Doelstelling

In de strategische fase wordt de uitvoeringsfase voorbereid. In deze fase wordt gewerkt aan de strategische uitwerking van BONUS met het oog op een optimale integratie van het onderzoek betreffende het ecosysteem van de Oostzee. Er wordt geijverd voor een grotere betrokkenheid van de belanghebbenden en gebruikersgroepen om te garanderen dat het onderzoek relevant is voor het beleid en beheer en ervoor te zorgen dat de aan onderzoeksthema’s toegekende prioriteit gebaseerd is op de beleidsbehoeften; er wordt ook actief getracht de wetenschappers en hun respectieve onderzoeksinstituten alsook de bredere belangengroepen ten volle bij het programma te betrekken.

2.2.   Te leveren prestaties

Het BONUS-EESV deelt uiterlijk 15 maanden na het begin van de strategische fase de in de volgende alinea’s vermelde te leveren prestaties aan de Commissie mee.

Op verzoek van het BONUS-EESV verstrekt de Commissie advies over en helpt zij met de voorbereiding van de te leveren prestaties. Het BONUS-EESV brengt op verzoek van de Commissie verslag uit over de voortgang.

2.2.1.   De strategische agenda voor onderzoek

De strategische agenda voor onderzoek wordt in overleg opgesteld en overeengekomen door de deelnemende lidstaten, een breed spectrum van belanghebbenden en de Commissie en vormt de basis van een beleidsgericht programma. De agenda dient het blikveld van de onderzoeksactiviteiten te verruimen, zodat niet alleen aandacht wordt besteed aan het mariene ecosysteem, maar ook werk wordt gemaakt van een op het hele afwateringsgebied gerichte benadering die inspeelt op de belangrijkste factoren die op de kwaliteit en de productiviteit van de ecosystemen van het Oostzeegebied inwerken.

Voorts dient in de agenda ook een beschrijving te worden opgenomen van de basis en de stand van zaken van het onderzoek betreffende het ecosysteem van de Oostzee, moet hij een duidelijke strategische visie en een duidelijk strategisch stappenplan bevatten over de manier waarop de vastgestelde doelstellingen zullen worden verwezenlijkt, en moeten er indicatieve beleidsgerichte thema’s voor uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, de begrotingen ervan, het tijdschema voor de publicatie van de uitnodigingen en de verwachte looptijd van projecten worden vastgesteld. Daarnaast moet de agenda voorzien in maatregelen die inspelen op opkomende onderzoeksbehoeften en de integratie van de onderzoeksactiviteiten betreffende de volledige Oostzee bevorderen. Hij moet ook een gemeenschappelijk stappenplan omvatten voor het gedeelde gebruik van en de mogelijke planning van toekomstige investeringen in regionale infrastructuurcapaciteit.

2.2.2.   De platforms voor de raadpleging van de belanghebbenden

Op basis van een uitgebreide analyse van de bij BONUS betrokken belanghebbenden op lokaal, nationaal, regionaal en Europees niveau worden voor de belanghebbenden raadplegingsplatforms en -mechanismen opgezet met de bedoeling de betrokkenheid van de belanghebbenden uit alle betrokken sectoren te versterken en te institutionaliseren, teneinde kritieke lacunes vast te stellen, de prioriteit van de onderzoeksthema’s te bepalen en de toepassing van verkregen onderzoeksresultaten te stimuleren. Daarbij wordt een beroep gedaan op wetenschappers, ook van andere betrokken niet-mariene natuurwetenschappen en sociale en economische wetenschappen, om ervoor te zorgen dat verschillende disciplines meewerken aan de vaststelling van de strategische agenda voor onderzoek en de bijbehorende visie en onderzoeksprioriteiten.

Ter ondersteuning van BONUS dient een permanent forum voor sectoraal onderzoek te worden ingesteld (samengesteld uit vertegenwoordigers van ministeries en andere instanties die betrokken zijn bij onderzoek naar en de governance van het ecosysteem van de Oostzee) dat tot taak zal hebben de planning en de resultaten van BONUS alsook opkomende onderzoeksbehoeften vanuit het standpunt van de besluitvorming te bespreken. Het forum dient de integratie van de onderzoeksactiviteiten betreffende de volledige Oostzee, met inbegrip van het gemeenschappelijke gebruik en de gezamenlijke planning van de infrastructuurcapaciteit, te vergemakkelijken en te bevorderen en moet helpen onderzoeksbehoeften onder de aandacht te brengen; het moet er ook voor zorgen dat onderzoeksresultaten daadwerkelijk benut worden en de integratie van de financiering van onderzoek vergemakkelijken.

2.2.3.   Uitvoeringsbepalingen

De uitvoeringsbepalingen betreffen alle elementen die nodig zijn om de succesvolle uitvoering van de strategische agenda voor onderzoek te garanderen. Waar passend worden de bepalingen van het zevende kaderprogramma gevolgd. De uitvoeringsbepalingen hebben betrekking op onder meer:

a)

het nemen van maatregelen voor indirect gecentraliseerd beheer (opstellen van ontwerpdocumenten, vaststellen van procedures, aanwerven en opleiden van werknemers), overeenkomstig het Financieel Reglement;

b)

het verkrijgen van een formele toezegging van de deelnemende lidstaten voor een bedrag van ten minste 48,75 miljoen EUR, waarvan infrastructuurbijdragen in natura ten hoogste 25 % mogen uitmaken;

c)

het opstellen van een realistische en op feitelijke gegevens gebaseerde raming van de waarde van infrastructuurbijdragen in natura van deelnemende staten;

d)

het samenstellen en publiceren en indien nodig bijwerken van een exhaustieve lijst van alle infrastructuur, met inbegrip van de contactgegevens van de eigenaars, exploitanten of andere verantwoordelijke instanties;

e)

toezicht op de vaststelling van gemeenschappelijke, overeengekomen uitvoeringsbepalingen voor de subsidieovereenkomsten die op centraal niveau door het BONUS-EESV moeten worden gesloten met de begunstigden van BONUS, met inbegrip van gemeenschappelijke, overeengekomen deelnemingsregels, een modelsubsidieovereenkomst, richtsnoeren voor indieners van projectvoorstellen, deelnemers en onafhankelijke beoordelaars alsook voorschriften voor de controle van de begunstigden, inclusief de mogelijkheid voor de Commissie en de Rekenkamer om dergelijke controles uit te voeren;

f)

het uitwerken van een geschikte governancestructuur voor het beheer van BONUS in alle fasen van het project;

g)

het waarborgen van de verstrekking van adequate financiering voor het versterken van het BONUS-EESV op het gebied van personele middelen en multidisciplinaire deskundigheid, zodat het EESV de strategische elementen en een efficiënte uitvoering van BONUS kan ondersteunen;

h)

het uitwerken van een structuur voor de financiering van BONUS-projecten;

i)

het uitstippelen van een communicatie- en verspreidingsstrategie om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de resultaten en gegevens overeenstemmen met de normen van het Europees Marien Observatie- en Datanetwerk.

Met betrekking tot de infrastructuurbijdragen in natura dienen er in de strategische fase een specifieke benadering en regels te worden vastgesteld, waarbij de deelnemende staten zich ertoe verbinden de begunstigden van BONUS kosteloos toegang te verlenen tot en gebruik te laten maken van hun infrastructuur (in het bijzonder onderzoeksschepen). Kosten voor het gebruik van dergelijke infrastructuur zijn geen subsidiabele projectkosten. Het BONUS-EESV dient hieromtrent overeenkomsten te sluiten met de deelnemende staten of de eigenaars van de infrastructuur; die overeenkomsten:

a)

bevatten een omschrijving van de methodologie die moet worden toegepast om de waarde van infrastructuurbijdragen in natura te bepalen;

b)

waarborgen dat het BONUS-EESV, de Commissie en de Rekenkamer de toegang tot en het gebruik van de infrastructuur alsook de daaruit voortvloeiende kosten kunnen controleren;

c)

bepalen dat de overeenkomstsluitende partijen jaarlijks verslag moeten uitbrengen over de kosten die zijn gemaakt bij het bieden van toegang tot of gebruikmaking van de infrastructuur door de begunstigden van BONUS.

2.2.4.   Uniale financiering van de strategische fase

In aanmerking komende kosten worden ten hoogste voor 50 % terugbetaald; in aanmerking komende kosten zijn door het BONUS-EESV gemaakte kosten die in zijn boekhouding zijn opgenomen en die noodzakelijk waren voor de verwezenlijking van de in punt 1 vastgestelde doelstelling. Gemaakte kosten kunnen vanaf 1 januari 2010 in aanmerking komen voor terugbetaling en worden nader omschreven in de subsidieovereenkomst voor de strategische fase.

3.   Uitvoeringsfase

De Commissie en het BONUS-EESV sluiten de uitvoeringsovereenkomst indien de in artikel 3, lid 3, onder a), bedoelde voorwaarden zijn vervuld en de controle vooraf van het BONUS-EESV positief was.

3.1.   Doelstellingen

In de uitvoeringsfase worden gemeenschappelijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen gelanceerd en ten uitvoer gelegd met het oog op de financiering van strategische BONUS-projecten die bijdragen tot de doelstellingen van het programma. De thema’s dienen te zijn genomen uit de strategische agenda voor onderzoek van BONUS, zoveel mogelijk in overeenstemming te zijn met het vastgestelde stappenplan en betrekking te hebben op onderzoek, technologische ontwikkeling, opleiding en/of verspreidingsactiviteiten.

3.2.   Uitvoering van BONUS-projecten

BONUS-projecten worden uitgevoerd middels grensoverschrijdende projecten waaraan meerdere partners deelnemen; bij een project dienen ten minste drie onafhankelijke voor financiering in aanmerking komende juridische entiteiten uit drie verschillende lidstaten of geassocieerde landen betrokken te zijn, waarvan er minstens twee uit deelnemende staten zijn.

Juridische entiteiten uit de lidstaten en de geassocieerde landen kunnen financiering op grond van BONUS ontvangen. Een consortium dat een voorstel voor een BONUS-project indient, mag deelnemers uit een derde land omvatten op voorwaarde dat het daadwerkelijk kan garanderen dat het over de nodige middelen beschikt om de kosten van hun deelneming volledig te betalen.

De wetenschappelijke thema’s dienen in alle uitnodigingen tot het indienen van voorstellen duidelijk te zijn vermeld. Die thema’s worden in overleg met de Commissie vastgesteld door het BONUS-EESV. Bij de vaststelling van de thema’s dient rekening te worden gehouden met opkomende behoeften alsook met de resultaten van eerder uitgevoerde projecten en van de brede raadplegingen van belanghebbenden die in de strategische fase en later in BONUS werden gehouden.

Het BONUS-EESV geeft een zo ruim mogelijke bekendheid aan de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen door publicatie in specifieke informatiemedia, met name de internetsites over het zevende kaderprogramma, en richt zich tot alle betrokken belanghebbenden via de vakpers en brochures. De termijn voor het indienen van voorstellen moet minstens drie maanden bedragen. Projectvoorstellen moeten door gegadigden op centraal niveau worden ingediend bij het BONUS-EESV, in antwoord op de gelanceerde uitnodigingen en in het kader van een enkelvoudige evaluatieprocedure.

Projectvoorstellen dienen op centraal niveau te worden beoordeeld en geselecteerd op basis van een onafhankelijke toetsing in het licht van duidelijk omschreven criteria voor subsidiabiliteit, selectie en gunning. De kerncriteria zijn wetenschappelijke excellentie, de kwaliteit van de uitvoering en het verwachte resultaat van het project. Deze kerncriteria krijgen concrete vorm in de uitnodiging tot het indienen van voorstellen. Er kunnen aanvullende criteria toegepast worden op voorwaarde dat zij vermeld worden in de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, niet discriminerend zijn en niet zwaarder wegen dan de kerncriteria.

Het BONUS-EESV zorgt ervoor dat elk ingediend voorstel wordt beoordeeld met de hulp van drie door het EESV op basis van de in Verordening (EG) nr. 1906/2006 vastgestelde criteria aangestelde onafhankelijke deskundigen. Elk projectvoorstel krijgt een score. De onafhankelijke deskundigen toetsen de projecten aan de beoordelingscriteria; per criterium wordt een score toegekend op een schaal van 0 tot 5, overeenkomstig de regels voor het indienen van voorstellen en de toepasselijke beoordelings-, selectie- en gunningsprocedures van het zevende kaderprogramma.

Het BONUS-EESV stelt geheel in overeenstemming met de resultaten van de onafhankelijke beoordeling een financieringslijst op. De rangschikking die door de onafhankelijke deskundigen is vastgesteld, is bindend voor de toewijzing van financiering uit de begroting van BONUS.

De aan de geselecteerde BONUS-projecten toegewezen subsidies worden administratief op centraal niveau beheerd onder de verantwoordelijkheid van het BONUS-EESV.

3.3.   Andere activiteiten

Het BONUS-EESV is niet alleen belast met het beheer van BONUS zoals vastgesteld in punt 3.1 en 3.2, maar ook met de volgende taken:

a)

het regelmatig bijwerken van de strategische agenda voor onderzoek en de prioriteit van de onderzoeksthema’s zodat rekening kan worden gehouden met opkomende behoeften en de resultaten van eerder uitgevoerde projecten en de in punt 2.2.2 bedoelde procedures voor een brede raadpleging van de belanghebbenden;

b)

het vergemakkelijken van de toegang tot unieke onderzoeksinfrastructuur en -faciliteiten voor transnationale, multidisciplinaire onderzoeksteams van de door BONUS gefinancierde projecten;

c)

het bevorderen van een doeltreffend raakvlak tussen wetenschap en beleid met het oog op een optimaal gebruik van de onderzoeksresultaten;

d)

het verzekeren van financiering door de deelnemende staten die na afloop van BONUS het voortbestaan van BONUS zonder uniale steun kan garanderen;

e)

het versterken van de samenwerking tussen de regionale milieuonderzoeksprogramma’s en de betrokken wetenschappelijke gemeenschappen van de andere Europese zeebekkens;

f)

informatie- en verspreidingsactiviteiten;

g)

Het BONUS-EESV zal proactief de beste praktijken delen met de andere Europese regionale zeebekkens en ervoor zorgen dat deze ook goed tot op Europees niveau worden doorgegeven met het oog op harmonisatie en stroomlijning.

3.4.   Bijdragen tijdens de uitvoeringsfase

De uitvoeringsfase van BONUS wordt medegefinancierd door de deelnemende staten en de Unie gedurende een periode van tenminste vijf jaar tot alle door BONUS gefinancierde projecten volledig zijn afgesloten, op voorwaarde dat de toezeggingen van de Unie tot en met 2013 worden nagekomen en dat alle rapporteringsverplichtingen ten aanzien van de Commissie worden nagekomen. De financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoeringsfase is gelijk aan de contante bijdragen en de infrastructuurbijdragen in natura die de deelnemende staten voor de BONUS-projecten aan het BONUS-EESV ter beschikking stellen en de werkingskosten van het BONUS-EESV in de uitvoeringsfase. De werkingskosten mogen niet meer bedragen dan 5 miljoen EUR.

Het BONUS-EESV is de ontvanger en de beheerder van de financiële bijdrage van de Unie. Een deelnemende staat kan besluiten om zijn eigen nationale financiering te beheren en zijn contante bijdrage uitsluitend aan op centraal niveau geselecteerd nationaal onderzoek te besteden, dan wel om zijn contante bijdrage centraal door het BONUS-EESV te laten beheren.

De financiële bijdrage van de Unie, die is onderworpen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in de in artikel 5, lid 2, bedoelde jaarlijkse financiële overeenkomsten, wordt betaald nadat het bewijs is geleverd dat de deelnemende lidstaten hun contante bijdrage aan de BONUS-begunstigden of aan het BONUS-EESV hebben overgemaakt en infrastructuurbijdragen in natura voor BONUS-projecten ter beschikking hebben gesteld.

Het BONUS-EESV is verantwoordelijk voor het correcte gebruik van de BONUS-financiering door de begunstigden, dat wordt vastgesteld op basis van onafhankelijke financiële controles van de projecten die door of in opdracht van het BONUS-EESV worden uitgevoerd.

3.5.   Financiering van BONUS-projecten

Onder voorbehoud van artikel 3, lid 3, onder f), dekt de financiering van BONUS-projecten tot 100 % van de subsidiabele kosten, die moeten worden berekend op basis van gemeenschappelijke subsidieregels en financieringspercentages, overeenkomstig de door het BONUS-EESV vastgestelde uitvoeringsbepalingen en de door de Commissie gesloten uitvoeringsovereenkomst.


BIJLAGE II

GOVERNANCE VAN BONUS

Het BONUS-EESV beheert het BONUS-programma via zijn secretariaat. Het BONUS-EESV heeft ten behoeve van BONUS de volgende structuren gecreëerd:

a)

een stuurgroep,

b)

een secretariaat,

c)

een adviesraad,

d)

een forum voor sectoraal onderzoek, en

e)

het forum voor projectcoördinatoren.

a)

De stuurgroep is de hoogste gezagsdrager van het BONUS-EESV, vormt het besluitvormings- en bestuursorgaan van het EESV en heeft de leiding over het secretariaat. Zij bestaat uit hooggeplaatste functionarissen van de financierings- en beheersinstellingen voor wetenschappelijk onderzoek die door de leden van het BONUS-EESV worden aangesteld. De groep wordt voorgezeten door een voorzitter en het voorzitterschap wordt volgens een jaarlijkse beurtrol door de leden van het BONUS-EESV waargenomen. De vorige, de huidige en de toekomstige voorzitter van de stuurgroep vormen samen het uitvoerend comité, dat het secretariaat bijstaat in strategisch belangrijke aangelegenheden. Aan de hand van door het secretariaat geformuleerde voorstellen legt de stuurgroep de strategische koers van BONUS vast, met inbegrip van beslissingen omtrent de omschrijving en de actualisering van BONUS, de planning voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het begrotingsprofiel, de criteria voor subsidiabiliteit en selectie, de pool van evaluatoren, de goedkeuring van de rangschikking van de te financieren BONUS-projecten, de opvolging van de vooruitgang van de gefinancierde BONUS-projecten en het toezicht op de correcte en ordelijke werking van het secretariaat met betrekking tot BONUS.

b)

Het secretariaat wordt geleid door de uitvoerend directeur die de beslissingen van de stuurgroep uitvoert en die optreedt als de voornaamste vertegenwoordiger van BONUS ten overstaan van de Commissie en de nationale financieringsinstanties. Het secretariaat is verantwoordelijk voor de algemene coördinatie van en het algemene toezicht op de activiteiten van BONUS alsook voor de publicatie, evaluatie en het resultaat van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen en de opvolging van de gefinancierde projecten, zowel uit contractueel als uit wetenschappelijk oogpunt; het brengt verslag uit aan de stuurgroep. Het secretariaat is ook verantwoordelijk voor de planning en organisatie van de raadplegingen van belanghebbenden en de adviesraad, zorgt ervoor dat de resultaten daarvan opgenomen worden in de strategische agenda voor onderzoek en bevordert doeltreffende raakvlakken tussen beleid en wetenschap.

c)

De adviesraad staat de stuurgroep en het secretariaat bij. Hij bestaat uit wetenschappers die op internationaal niveau hoog aanzien genieten, vertegenwoordigers van betrokken belanghebbenden, met inbegrip van bijvoorbeeld toerisme, hernieuwbare energiebronnen, visserij en aquacultuur, zeevervoer, biotechnologie en technologieproducenten en met inbegrip van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van maatschappelijke organisaties die bij deze sectoren betrokken zijn alsook uit andere geïntegreerde onderzoeksprogramma’s met betrekking tot de Oostzee en andere Europese regionale zeeën. De adviesraad verstrekt onafhankelijk advies, verzorgt onafhankelijke begeleiding en formuleert onafhankelijke aanbevelingen met betrekking tot wetenschappelijke en beleidsgerelateerde problemen van BONUS; het betreft onder meer advies over de doelstellingen, de prioriteiten en de algemene koers van BONUS, manieren waarop de prestaties van BONUS alsook de verwezenlijking en de kwaliteit van de onderzoeksresultaten kunnen worden verbeterd, capaciteitsopbouw, netwerkvorming en de relevantie van de activiteiten voor de doelstellingen van BONUS. De raad draagt ook bij aan het gebruik en de verspreiding van de resultaten van BONUS.

d)

Het forum voor sectoraal onderzoek bestaat uit vertegenwoordigers van ministeries en andere actoren die betrokken zijn bij het onderzoek betreffende en de governance van het ecosysteem van de Oostzee. Het forum komt één keer per jaar bijeen voor een overlegvergadering tijdens welke de resultaten van BONUS en opkomende behoeften inzake onderzoek worden besproken vanuit het oogpunt van de besluitvorming. Het bevordert de integratie van het wetenschappelijk onderzoek in het volledige Oostzeegebied, met inbegrip van relevant, op sectoraal niveau gefinancierd onderzoek en het gebruik en de planning van gezamenlijke infrastructuren.

e)

Het forum voor projectcoördinatoren bestaat uit coördinatoren van projecten die door BONUS gefinancierd worden. Het forum helpt het secretariaat met de wetenschappelijke coördinatie van BONUS en met het integreren en samenvatten van de onderzoeksresultaten.


Top