EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008D0203

2008/203/EG: Besluit van de Raad van 28 februari 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft

OJ L 63, 7.3.2008, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 003 P. 168 - 169

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2008/203/oj

7.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 63/14


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 februari 2008

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft

(2008/203/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, en met name op artikel 5, lid 1 (1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indachtig de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”), en om het Bureau zijn taken naar behoren te laten uitoefenen, moeten zijn precieze thematische werkterreinen in een meerjarenkader met een looptijd van vijf jaar worden vastgesteld, zoals bepaald in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 168/2007.

(2)

Het kader moet als thematische werkterreinen van het Bureau mede de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid omvatten.

(3)

Het kader moet in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie, terdege rekening houdend met de beleidslijnen die voortvloeien uit de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad op het gebied van de grondrechten.

(4)

Het kader moet terdege rekening houden met de financiële en personele middelen van het bureau, en zal alleen binnen het raam van het Gemeenschapsrecht worden uitgevoerd.

(5)

Het kader moet bepalingen omvatten ter waarborging van complementariteit met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap en de Unie, alsook met de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante agentschappen en organen van de Gemeenschap in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Instituut voor gendergelijkheid, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid (2), en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, opgericht bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3), en de Europese Ombudsman, waarvan de doelstellingen in aanmerking moeten worden genomen.

(6)

De Commissie heeft bij het opstellen van het voorstel de raad van bestuur van het Bureau voor de grondrechten geraadpleegd tijdens zijn bijeenkomst van 12-13 juli 2007 en bij brief van 25 juli 2007 schriftelijke opmerkingen ontvangen.

(7)

Dit kader definieert de precieze thematische werkterreinen van het Bureau, terwijl verscheidene permanente taken van het Bureau, zoals onder meer het grote publiek bewust te maken van zijn grondrechten en actieve verspreiding van informatie over het werk van het Bureau, zijn bepaald in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 168/2007.

(8)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 168/2007 kan het Bureau op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie werkzaamheden verrichten die geen betrekking hebben op de in het meerjarenkader bepaalde thematische gebieden, mits er daarvoor voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

Meerjarenkader

1.   Voor de periode 2007-2012 wordt een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”) vastgesteld.

2.   Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 168/2007 vervult het Bureau de in artikel 4, lid 1, omschreven taken binnen de thematische werkterreinen als bedoeld in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2

Thematische werkterreinen

Het Bureau vervult zijn taken op de volgende werkterreinen:

a)

racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid;

b)

discriminatie gebaseerd op geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid of van personen die tot minderheden behoren, en elke combinatie van deze gronden (meervoudige discriminatie);

c)

schadeloosstelling van slachtoffers;

d)

de rechten van kinderen, met inbegrip van de bescherming van kinderen;

e)

asiel, immigratie en integratie van migranten;

f)

visum- en grenscontrole;

g)

deelname van de burgers van de Unie aan de democratische werking van de Unie;

h)

informatiemaatschappij, in het bijzonder eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens;

i)

toegang tot efficiënte en onafhankelijke rechtspraak.

Artikel 3

Complementariteit en samenwerking met andere organen

1.   Voor de uitvoering van dit kader zorgt het Bureau voor de nodige samenwerking en coördinatie met de betrokken organen, instanties en agentschappen van de Gemeenschap, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijke middenveld, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.

2.   Het Bureau coördineert met name zijn activiteiten met die van de Raad van Europa overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 168/2007 en van het in dat artikel vermelde verdrag.

3.   Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht alleen als onderdeel van, en in de mate dat dit relevant is voor zijn werkzaamheden inzake algemene discriminatiekwesties, zoals vermeld in artikel 2, onder b); het houdt rekening met het feit dat het de algemene doelstelling van het bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 opgerichte Europees Instituut voor gendergelijkheid is, bij te dragen tot en het versterken van de bevordering van gendergelijkheid, waaronder de integratie van de genderdimensie in het gehele communautaire beleid en het daaruit voortvloeiende nationale beleid, en tot de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, alsmede een grotere bewustwording van gendergelijkheid onder de burgers van de Unie te bewerkstelligen, door technische bijstand te verlenen aan de communautaire instellingen, met name de Commissie, en aan de autoriteiten van de lidstaten.

4.   Het Bureau vervult zijn taken op het gebied van mensenrechtenkwesties in verband met de informatiemaatschappij onverminderd de verantwoordelijkheid van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming om ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op persoonlijke levenssfeer, door de communautaire instellingen en organen in acht worden genomen overeenkomstig zijn of haar in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde taken en bevoegdheden.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. MATE


(1)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(2)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Top