EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1999

Verordening (EG) nr. 1999/2006 van de Commissie van 20 december 2006 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde zadels uit de Volksrepubliek China

OJ L 379, 28.12.2006, p. 11–36 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 314M, 1.12.2007, p. 660–685 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 11 Volume 051 P. 263 - 288
Special edition in Romanian: Chapter 11 Volume 051 P. 263 - 288

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/06/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1999/oj

28.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 379/11


VERORDENING (EG) Nr. 1999/2006 VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2006

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde zadels uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 22 februari 2006 ontving de Commissie een klacht betreffende bepaalde zadels afkomstig uit de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd), die uit hoofde van artikel 5 van de basisverordening was ingediend door de European Saddle Manufacturers Association (hierna „de indieners van de klacht”) namens een aantal producenten die tezamen een overwegend deel, in dit geval 99 %, van de totale productie in de EG van bepaalde typen zadels vertegenwoordigen.

(2)

Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal inzake dumping en schade werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan.

(3)

Op 7 april 2006 werd de procedure geopend met de publicatie van een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

2.   Partijen bij de procedure

(4)

De Commissie heeft de producenten/exporteurs in China, de haar bekende betrokken importeurs/handelaren, gebruikers, leveranciers en verenigingen, vertegenwoordigers van China, de producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend, en de andere haar bekende betrokken producenten in de Gemeenschap in kennis gesteld van de inleiding van de procedure. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(5)

Om producenten/exporteurs in de gelegenheid te stellen desgewenst een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling in te dienen, heeft de Commissie de betrokken Chinese producenten/exporteurs de daarvoor benodigde formulieren toegezonden. Drie producerende/exporterende groepen/concerns en één individuele producent/exporteur verzochten om behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, dan wel om individuele behandeling indien uit het onderzoek mocht blijken dat zij niet voldoen aan de voorwaarden om voor behandeling als marktgerichte onderneming in aanmerking te komen. Er zij op gewezen dat drie van deze producenten/exporteurs bestaan uit twee of meer verbonden ondernemingen die zadels produceren en/of verkopen.

(6)

Gezien de kennelijk grote aantallen producenten/exporteurs in China en producenten/importeurs in de Gemeenschap heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangegeven dat bij dit onderzoek naar eventuele dumping en schade gebruik kan worden gemaakt van een steekproef, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

(7)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was, en zo ja, deze ook samen te stellen, werden alle producenten/exporteurs in China en importeurs en producenten in de Gemeenschap verzocht zich bekend te maken en de Commissie fundamentele gegevens te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak (1 januari 2005 tot 31 december 2005), zoals vermeld in het bericht van inleiding.

(8)

Wat de producenten/exporteurs betreft, werd besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was, aangezien slechts drie groepen en één individuele onderneming aan het onderzoek meewerkten.

(9)

Voor de producenten van de Gemeenschap heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening een steekproef samengesteld, die gebaseerd was op de grootste representatieve in de Gemeenschap vervaardigde hoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op basis van de antwoorden van de producenten selecteerde de Commissie vijf ondernemingen in twee lidstaten. Wat het productievolume betreft, zijn de vijf ondernemingen in de steekproef goed voor 86 % van de totale productie in de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd overleg gepleegd met de betrokken partijen; zij maakten geen bezwaar tegen de selectie. Daarnaast werd de overige producenten in de Gemeenschap verzocht bepaalde algemene gegevens voor de schadeanalyse te verstrekken. Verder werd overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening een steekproef van importeurs samengesteld, die gebaseerd was op de grootste representatieve in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op basis van de van de verschillende importeurs ontvangen informatie, en gelet op de uiteenlopende kwaliteit van de verstrekte informatie, werden twee in dezelfde lidstaat gevestigde importeurs geselecteerd voor de steekproef. De twee voor de steekproef geselecteerde importeurs vertegenwoordigen 21 % van de invoer van het betreffende product in de Gemeenschap. Gezien het geringe aantal reacties van de gebruikers werd besloten dat het niet nodig was een steekproef van gebruikers samen te stellen.

(10)

De Commissie heeft een vragenlijst gezonden aan alle haar bekende belanghebbenden en alle andere ondernemingen die zich bekend hadden gemaakt binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn. Vier producenten/exporteurs in China en één producent in het referentieland (Brazilië) zonden ingevulde vragenlijsten in. Ook de vijf voor de steekproef geselecteerde ondernemingen in de Gemeenschap retourneerden volledig ingevulde vragenlijsten. Hoewel vier importeurs op het steekproefformulier hebben gereageerd, hebben er slechts twee de vragenlijst volledig ingevuld. Ook vier gebruikers van zadels zonden een volledig ingevulde vragenlijst in. Daarnaast is ook een ingevulde vragenlijst ontvangen van een leverancier van grondstoffen.

(11)

De Commissie heeft alle gegevens die nodig waren voor de voorlopige vaststelling van dumping, schade en het belang van de Gemeenschap, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

a)

Producenten in de Gemeenschap

Selle Royal SpA, Pozzoleone, Italië

Selle Italia srl, Rossano Veneto, Italië

Bassano Selle srl, Riese Pio X, Italië

Selle SMP SAS, Casalserugo, Italië

pph ABI sp.j., Nasielsk, Polen.

b)

Producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China

Cionlli Group

Cionlli Bicycle (Taicang) Co., Ltd

Shunde Hongli Bicycle Parts Co., Ltd, Shunde

Safe Strong Bicycle Parts Shenzhen Co., Ltd, Shenzhen

Cionlli Bicycle (Tianjin) Co., Ltd, Tianjin;

Giching Group

Giching Bicycle Parts (Shenzhen) Co., Ltd, Shenzhen

Velo Cycle (Kunshan) Co., Ltd, Kunshan;

Justek Group

Jiangyin Justek Vehicle Co., Ltd, Jiangyin

Jiangyin Justek Communication Equipment Co., Ltd, Jiangyin

Tianjin Justek Vehicle Co., Ltd, Tianjin;

Viscount Vehicle (Shenzhen) Co., Ltd, Shenzhen.

c)

Verbonden ondernemingen in de Volksrepubliek China en Taiwan

Cionlli Bicycle (Tianjin) Co., Ltd, Tianjin

Cionlli Industrial Co., Ltd

d)

Onafhankelijke importeur in de Gemeenschap

Buechel GmbH, Fulda, Duitsland.

(12)

Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf konden worden beschouwd, gebruik moest worden gemaakt van de gegevens in een referentieland, in dit geval Brazilië, vond een controlebezoek plaats bij onderstaande onderneming:

e)

Producent in Brazilië

Royal Ciclo Indústria de Componentes Ltda, Rio do Sul.

3.   Onderzoektijdvak

(13)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari tot 31 december 2005 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Het product

(14)

Het betrokken product is bepaalde zadels en essentiële onderdelen daarvan (onderplaten, kussentjes en bekledingen) van fietsen en andere niet gemotoriseerde rijwielen (inclusief bakfietsen), van rijwielen met hulpmotor (al dan niet met zijspan), en van fitnessapparaten en hometrainers (hierna genoemd „het betrokken product” of „zadels”) afkomstig uit China. Het betrokken product wordt gewoonlijk gedeclareerd onder de GN-codes 8714 95 00, ex 8714 99 90 en ex 9506 91 10.

(15)

Een zadel bestaat gewoonlijk uit drie onderdelen: een basis of onderplaat, gewoonlijk door spuitgieten uit plastic vervaardigd; een kussentje dat daarop wordt bevestigd om het zadel comfortabel te maken, dit kan bestaan uit kunststofschuim of andere materialen; de bekleding, van kunststof of leer, die het kussentje en de rest van het zadel bedekt en bepaalt hoe het zadel aanvoelt en er uitziet. Behalve deze drie componenten omvat een zadel gewoonlijk een metalen bevestigingsmechanisme zoals een vork of klem, en eventueel ook een schokabsorberend mechanisme met spiraalveren of elastomeer.

(16)

Het betrokken product wordt verwerkt in fietsen en vergelijkbare transportmiddelen, en ook in stationaire toestellen zoals fitnessapparaten. Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende typen van het betrokken product, ondanks verschillen in afmetingen, materialen en productieprocessen, allemaal dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en in hoofdzaak voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Derhalve worden zij in het kader van deze procedure geacht één enkel product te vormen.

2.   Soortgelijk product

(17)

Bij het onderzoek is gebleken dat de fysieke en technische basiskenmerken van de zadels zoals die in de Gemeenschap worden geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Gemeenschap, van zadels die worden geproduceerd en verkocht op de binnenlandse Chinese markt, van zadels die uit China in de Gemeenschap worden ingevoerd en van in Brazilië geproduceerde en verkochte zadels niet van elkaar verschillen, en dat deze producten voor dezelfde doeleinden worden aangewend.

(18)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat al deze producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgericht bedrijf

(19)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken betreffende producten uit China voor producenten die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel.

(20)

De criteria voor behandeling als marktgericht bedrijf zijn (kort samengevat en vereenvoudigd):

1)

de besluiten van de onderneming worden genomen en kosten worden gemaakt als reactie op marktsignalen en zonder staatsinmenging van betekenis op dat punt, en de kosten van de voornaamste productiefactoren weerspiegelen de marktprijzen;

2)

de onderneming beschikt over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke accountant wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor geldende internationale normen;

3)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4)

de betrokken onderneming is onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen;

5)

de omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(21)

Twee groepen van Chinese producenten/exporteurs en één individuele producent/exporteur hebben overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht om als marktgerichte onderneming te worden behandeld en hebben te dien einde binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende formulier voor producenten/exporteurs ingevuld. De Commissie heeft alle benodigde informatie die deze ondernemingen in hun aanvragen hadden verstrekt ter plaatse gecontroleerd, voor zover dat nodig werd geacht. Uit het onderzoek bleek dat slechts twee groepen van producenten/exporteurs in aanmerking kwamen voor behandeling als marktgerichte onderneming; de aanvragen van de derde groep en van de individuele onderneming moesten worden afgewezen.

(22)

Wat de individuele producent/exporteur betreft, bleek uit het onderzoek dat de onderneming niet voldeed aan de bovengenoemde criteria 1 en 3. De onderneming was met name niet in staat om aan te tonen dat zakelijke beslissingen genomen werden naar aanleiding van marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, met name aangezien de omvang van de verkoop op de binnenlandse en buitenlandse markten beperkt wordt door de statuten van de onderneming, die alleen met goedkeuring van de staat gewijzigd kunnen worden. Bovendien kon de onderneming niet aantonen dat er geen van vóór de markteconomie daterende concurrentieverstorende factoren meer in het spel waren; met name kon zij geen documenten overleggen waaruit bleek hoe de rechten op het gebruik van de grond verworven waren.

(23)

Bovendien verzweeg een groep van producenten/exporteurs, zowel op het markteconomieformulier als in de antwoorden op de antidumpingvragenlijst, zijn bijzondere relatie met een belangrijke binnenlandse afnemer. Deze relatie kwam pas aan het licht door contrachecks in de vestigingen van deze producenten/exporteurs. Het is de vaste praktijk van de Commissie om bij groepen van verbonden ondernemingen (concerns) voor het geheel een besluit te nemen betreffende behandeling als marktgerichte onderneming, dan wel individuele behandeling. In het geval van deze exporteur zou dus de volledige medewerking van de verbonden onderneming aan het onderzoek vereist zijn geweest, om te bepalen wat precies de activiteiten van die onderneming met betrekking tot het betrokken product waren, of voldaan werd aan de criteria voor behandeling als marktgerichte onderneming, en wat het effect van de bijzondere relatie op de transacties tussen de twee ondernemingen was. Dat was niet mogelijk, aangezien de verbonden onderneming niet meewerkte aan het onderzoek. De Commissie was dan ook niet in staat om een beslissing te nemen over behandeling als marktgerichte onderneming, dan wel individuele behandeling, van deze groep. Er zij op gewezen dat dit probleem een zeer aanzienlijk deel van de binnenlandse verkoop van de exporteur betrof. Bovendien rezen als gevolg van deze opzettelijke omissie twijfels over de betrouwbaarheid van andere aan de Commissie verstrekte informatie en documenten. Gelet op deze omissie en de betekenis daarvan, zowel voor de analyse met het oog op behandeling als marktgerichte onderneming als voor eventuele beslissingen inzake dumping, die gebaseerd zouden zijn op de door deze groep van exporteurs verstrekte gegevens, werd vastgesteld dat zij onjuiste en misleidende inlichtingen in de zin van artikel 18 van de basisverordening hadden verstrekt. De onderneming werd onverwijld op de hoogte gesteld van de redenen waarom de Commissie voornemens was om de verstrekte informatie buiten beschouwing te laten, en werd in de gelegenheid gesteld om nadere toelichtingen te geven, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de basisverordening. De verklaringen van de onderneming waren echter onbevredigend en konden de Commissie er niet van overtuigen dat de onderneming geen misleidende inlichtingen had verstrekt, en konden ook de gerezen twijfels over de betrouwbaarheid van de overige door de onderneming verstrekte gegevens niet wegnemen. Deze groep van producenten/exporteurs werd dan ook geacht niet aan het onderzoek mee te werken, en het verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming, dan wel individuele behandeling, werd afgewezen.

(24)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om op deze bevindingen te reageren.

(25)

Gelet op het voorafgaande werd behandeling als marktgerichte onderneming toegekend aan twee groepen van producenten/exporteurs:

Cionlli Bicycle (Taicang) Co. Ltd, en verbonden ondernemingen

Giching Bicycle Parts (Shenzhen) Co. Ltd, en verbonden ondernemingen.

2.   Individuele behandeling

(26)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop dat artikel van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

(27)

De producent/exporteur aan wie behandeling als marktgerichte onderneming niet kon worden toegekend, verzocht ook om individuele behandeling voor het geval behandeling als marktgerichte onderneming niet mogelijk zou blijken. De aanvraag van de onderneming om individuele behandeling („individual treatment” of IT) werd echter eveneens afgewezen, aangezien de onderneming niet voldeed aan de in artikel 9, lid 5, onder b), aangegeven criteria, namelijk dat de exportprijzen en uitgevoerde hoeveelheden vrij bepaald kunnen worden.

3.   Normale waarde

a)   Vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs aan wie een behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend

(28)

Voor de vaststelling van de normale waarde is de Commissie eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van zadels door elk van de betrokken producenten/exporteurs representatief was in vergelijking met zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening wordt de binnenlandse verkoop representatief geacht wanneer de totale binnenlandse verkoop van de producent/exporteur minstens 5 % bedraagt van zijn uitvoer naar de Gemeenschap.

(29)

De twee groepen van ondernemingen aan wie behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend, omvatten vijf ondernemingen die zadels voor export produceerden; drie daarvan verkochten ook op de binnenlandse markt. Een andere onderneming verkocht producten op de binnenlandse markt maar exporteerde niet.

(30)

Vervolgens heeft de Commissie voor de producenten/exporteurs met een over het geheel genomen representatieve verkoop op de binnenlandse markt onderzocht welke typen zadels die op de binnenlandse markt werden verkocht identiek waren of rechtstreeks vergeleken konden worden met de typen die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd.

(31)

Voor elk van deze typen werd vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een gegeven type werd voldoende representatief geacht wanneer deze verkoop in het onderzoektijdvak minstens 5 % bedroeg van de uitvoer van het vergelijkbare type naar de Gemeenschap.

(32)

Vervolgens onderzocht de Commissie voor elke onderneming of de binnenlandse verkoop van elk type van het betrokken product dat in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties; daartoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van het desbetreffende type aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt vastgesteld.

(33)

Wanneer 80 % of meer van de totale verkoop van een type zadel was verkocht tegen nettoverkoopprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de productiekosten, en de gewogen gemiddelde prijs van dat type gelijk was aan of hoger dan de productiekosten, werd de normale waarde per type product gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Die prijs werd berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse prijzen van die soort in het onderzoektijdvak, ongeacht de vraag of de gehele verkoop al dan niet winstgevend was geweest.

(34)

Wanneer van een bepaald type zadel 80 % of minder met winst was verkocht of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van dat type lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde per type product gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van de winstgevende verkoop van dat type, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van de totale verkoop van dat type.

(35)

Wanneer ten slotte de winstgevende verkoop van een type zadel minder bedroeg dan 10 % van de totale verkoop van dat type, werd die verkoop niet als representatief beschouwd en werd de binnenlandse prijs geen geschikte basis geacht voor de vaststelling van de normale waarde.

(36)

Wanneer de binnenlandse prijzen van een door een producent/exporteur verkocht type niet konden worden gebruikt, werd de normale waarde geconstrueerd.

(37)

Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde berekend aan de hand van de productiekosten, voor iedere exporteur, van de uitgevoerde typen — waar nodig gecorrigeerd — vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene en administratieve kosten (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge. In alle gevallen werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld met gebruikmaking van de methoden van artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Hiertoe heeft de Commissie onderzocht of de VAA-kosten en de winst van de betrokken producenten/exporteurs bij verkoop op de binnenlandse markt betrouwbare gegevens waren.

(38)

De binnenlandse VAA-kosten werden als betrouwbaar beschouwd wanneer de binnenlandse verkoop van een onderneming in vergelijking met de uitvoer naar de Gemeenschap als representatief kon worden beschouwd. Voor de vaststelling van de winstmarge op de binnenlandse verkoop werd de binnenlandse verkoop van die typen in aanmerking genomen die in het kader van normale handelstransacties waren verkocht. Hiertoe werd de hierboven beschreven methode toegepast.

(39)

Voor de drie ondernemingen met representatieve binnenlandse verkoopcijfers werd vastgesteld dat de meeste uitgevoerde typen van het betrokken product ook op de binnenlandse markt werden verkocht in het kader van normale handelstransacties. Voor de typen waarvoor dit niet het geval was, werd de normale waarde berekend met behulp van de hierboven uiteengezette methode, op basis van de VAA-kosten en de winstcijfers van elke betrokken onderneming.

(40)

Voor de twee ondernemingen zonder representatieve binnenlandse verkoop werden de bedragen van de VAA-kosten en de winsten vastgesteld op basis van de gemiddelde VAA-kosten en winsten van de vier ondernemingen met binnenlandse verkoop.

b)   Vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd

i)   Referentieland

(41)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming kunnen worden behandeld, worden vastgesteld op basis van de prijzen of berekende waarde in een referentieland.

(42)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie haar voornemen mede om Brazilië als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde te gebruiken, en belanghebbenden werd verzocht hun reacties mede te delen.

(43)

De Chinese producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden beschouwd, hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze keuze.

(44)

Eén importeur en één producent/exporteur die als marktgerichte ondernemingen waren aangemerkt, hebben echter aangevoerd dat Brazilië niet het meest geschikte referentieland was, en dat in plaats daarvan Taiwan of Mexico voor dat doel geselecteerd zou moeten worden.

(45)

Wat Taiwan betreft, meent de Commissie te weten dat daar weliswaar onderdelen van fietsen werden geproduceerd, maar dat het grootste deel van de productie intussen naar China is overgebracht. Dat betekent dus dat in Taiwan gevestigde fabrikanten van fietszadels grotendeels dezelfde ondernemingen zouden zijn die volgens de klacht tegen dumpingprijzen vanuit China naar de Gemeenschap exporteren, dan wel daaraan verbonden ondernemingen. Bovendien houdt de gebruikelijke arbeidsverdeling in die concerns in dat alleen een paar exclusieve modellen, met hogere winstmarges, nog in Taiwan worden geproduceerd, terwijl de productie van de standaard- en goedkope modellen voor het overgrote deel naar China is overgebracht om de kosten te drukken. Het is daarom niet waarschijnlijk dat de prijzen of de kosten van in Taiwan geproduceerde modellen zadels een goede basis zouden vormen voor het bepalen van een normale waarde voor in China geproduceerde zadels.

(46)

Wat Mexico betreft, dit land wordt geacht een open en concurrerende markt te zijn, met een omvang van ongeveer 1/8e van die van de Braziliaanse markt. De Commissie heeft contact opgenomen met de twee haar bekende producenten in Mexico, maar die hebben geen medewerking aangeboden.

(47)

Wat Brazilië betreft, bleek uit het onderzoek dat dit een concurrerende markt voor het betrokken product is, met ten minste drie binnenlandse producenten van uiteenlopende omvang, en met een invoer vanuit andere landen die ongeveer 15 % van de binnenlandse consumptie van 8 à 9 miljoen zadels per jaar bedraagt. Eén producent/exporteur voerde aan dat de mate van concurrentie op de Braziliaanse markt twijfelachtig was, gezien het geringe aantal producenten. Uit het onderzoek bleek echter niet dat een van de Braziliaanse producenten een dominante positie heeft of dat prijzen op een andere manier dan door vrije mededinging tot stand komen. Er was ook geen reden om aan te nemen dat de toegang tot grondstoffen, de kosten en de andere randvoorwaarden voor de productie in Taiwan of Mexico meer met de toestand in China vergelijkbaar zijn dan die in Brazilië. De Braziliaanse markt werd derhalve geschikt geacht om de normale waarde vast te kunnen stellen.

(48)

De Commissie heeft contact opgenomen met de drie haar bekende producenten/exporteurs in Brazilië en vond één onderneming bereid om mee te werken. Deze producent werd een vragenlijst toegezonden en de gegevens in zijn antwoord werden ter plaatse gecontroleerd. Deze meewerkende producent is verbonden aan een van de producenten in de Gemeenschap, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit de betrouwbaarheid van de gegevens zal aantasten; deze gegevens zijn bovendien ter plaatse gecontroleerd.

(49)

Gelet op het voorafgaande is de voorlopige conclusie dat Brazilië het meest geschikte referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

ii)   Normale waarde

(50)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a) van de basisverordening werd de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf werden erkend, vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens die de producent in het referentieland heeft verstrekt, dat wil zeggen aan de hand van de betaalde of te betalen prijzen voor vergelijkbare typen producten op de Braziliaanse markt, volgens de hierboven uiteengezette methode.

(51)

De normale waarde werd vastgesteld aan de hand van alle op de Braziliaanse binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen voor vergelijkbare typen producten, aangezien alle verkopen kennelijk in het kader van normale handelstransacties plaatsvonden.

4.   Exportprijzen

(52)

Alle producenten/exporteurs leverden aan de Gemeenschap, hetzij rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap, hetzij via verbonden of niet verbonden handelsondernemingen in Hongkong, op de Britse Maagdeneilanden of in Taiwan.

(53)

Wanneer het betrokken product rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werd geleverd, werden de exportprijzen berekend op basis van de feitelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(54)

Bij verkoop via een verbonden handelaar buiten de Gemeenschap werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap.

5.   Vergelijking

(55)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties voor de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, verpakking, krediet en bankkosten werden toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

(56)

Voor de verkopen die plaatsvonden via verbonden ondernemingen in Taiwan werd een aanpassingscoëfficiënt toegepast overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening, waar aangetoond kon worden dat deze ondernemingen in feite functioneren als een agent die op commissiebasis werkt. Aangezien het door de verbonden onderneming aangegeven aandeel van de uitgaven voor VAA niet als betrouwbaar beschouwd kon worden, werd deze aanpassingscoëfficiënt gebaseerd op gegevens betreffende VAA-kosten en winst van een niet verbonden handelaar.

6.   Dumpingmarges

a)   Voor de meewerkende producenten/exporteurs die als marktgerichte onderneming werden behandeld

(57)

Voor de ondernemingen die als marktgerichte onderneming werden behandeld, werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elk type van het product dat naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van dat type van het betrokken product.

(58)

Het is een vaste praktijk van de Commissie om verbonden producenten/exporteurs of producenten/exporteurs die tot hetzelfde concern behoren als één enkele entiteit te beschouwen en daarom voor deze exporteurs één enkele dumpingmarge vast te stellen. Deze praktijk wordt met name toegepast omdat individuele dumpingmarges voor dit soort ondernemingen ontduiking van de rechten in de hand kunnen werken — en dus de doeltreffendheid van die rechten kan verminderen — doordat ondernemingen naar de EG zouden kunnen uitvoeren via de met hen verbonden onderneming waarvoor het laagste individuele antidumpingrecht geldt.

(59)

Overeenkomstig deze praktijk werden de verbonden producenten/exporteurs die tot dezelfde concerns behoren beschouwd als één enkele entiteit en werd voor hen één enkele dumpingmarge vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de dumpingmarges voor de medewerkende producenten in de respectieve concerns.

(60)

De voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, zijn als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Cionlli Bicycle (Taicang) Co. Ltd, Shunde Hongli Bicycle Parts Co. Ltd en Safe Strong Bicycle Parts Shenzhen Co. Ltd

7,5 %

Giching Bicycle Parts (Shenzhen) Co. Ltd en Velo Cycle Kunshan Co. Ltd

0 %

b)   Voor alle andere producenten/exporteurs

(61)

Om de dumpingmarge vast te stellen voor alle andere exporteurs in China heeft de Commissie eerst het niveau van medewerking vastgesteld. Er werd een vergelijking gemaakt tussen de totale uitgevoerde hoeveelheden, als aangegeven in de antwoorden van de drie meewerkende producenten/exporteurs op de vragenlijst, en de totale gedumpte invoer vanuit China, berekend zoals aangeven in overweging 71. Dit percentage bleek 23 % te zijn. Op grond daarvan werd de mate van medewerking als laag beschouwd.

(62)

Het werd daarom passend geacht om de dumpingmarge voor het gehele land te bepalen als het gewogen gemiddelde van:

de dumpingmarges geconstateerd voor de meewerkende exporteurs die geen behandeling als marktgerichte onderneming of individuele behandeling genoten, en

de hoogste dumpingmarges voor representatieve typen producten van diezelfde exporteurs, aangezien er geen aanwijzingen waren dat de niet-meewerkende producenten/exporteurs op een lager niveau dumpten.

(63)

Op deze wijze werd de dumpingmarge voor het gehele land voorlopig vastgesteld op 30,9 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring.

D.   SCHADE

1.   Productie in de Gemeenschap

(64)

De klacht werd ingediend namens negen ondernemingen in de Gemeenschap waarvan bekend is dat zij het betrokken product vervaardigen. Deze ondernemingen zijn gevestigd in Italië, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Portugal, en vertegenwoordigden 99 % van de productie van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak.

(65)

In feite was er in het aanvangsstadium slechts één bekende producent in de Gemeenschap die zich niet bij de klacht had aangesloten. Uitgaande van de productiecijfers van de negen klagende producenten en de niet-klagende producent in de Gemeenschap bedroeg de totale productie van het soortgelijke product 16 165 936 stuks in het onderzoektijdvak.

2.   Bedrijfstak van de Gemeenschap

(66)

Onderstaande EU-producenten steunden de klacht:

Selle Royal SpA, Pozzoleone, Italië, met de verbonden onderneming:

Brooks England Ltd, West Midlands, Verenigd Koninkrijk

Selle Italia srl, Rossano Veneto, Italië, met de verbonden onderneming:

Bassano Selle srl, Riese Pio X, Italië

Selle SMP SAS, Casalserugo, Italië

pph ABI sp.j., Nasielsk, Polen

Iberoselle Fabrica de Selins Lda, Agueda, Portugal

Selle Montegrappa snc, Ramon di Loria, Italië

Selle San Marco SpA, Rossano, Italië.

(67)

Aangezien deze negen meewerkende producenten die zich bij de klacht hebben aangesloten (zowel de ondernemingen die deel uitmaakten van de steekproef als de andere) goed zijn voor 99 % van de productie van het soortgelijke product in de Gemeenschap, vormen zij de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De producenten van de Gemeenschap die deel uitmaakten van de steekproef voor het onderzoek (hierna „de in de steekproef opgenomen producenten”) vertegenwoordigden 86 % van de totale productie van fietszadels in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. De overige producenten in de Gemeenschap werd verzocht bepaalde algemene gegevens ten behoeve van het onderzoek naar de schade te verstrekken.

3.   Verbruik in de Gemeenschap

(68)

Het verbruik in de Gemeenschap werd bepaald op basis van de verkoopvolumes op de markt van de Gemeenschap van de vijf in de steekproef opgenomen producenten van de Gemeenschap, van de vier producenten van de Gemeenschap die niet in de steekproef waren opgenomen, en van de producent in de Gemeenschap die zich niet bij de klacht had aangesloten, en de invoer vanuit China en andere derde landen onder de betreffende GN-codes volgens Eurostat. Zoals aangegeven in overweging 14 wordt het betrokken product momenteel gedeclareerd onder de GN-codes 8714 95 00, ex 8714 99 90 en ex 9506 91 10. De Eurostat-gegevens betreffende de laatste twee GN-codes (ex 8714 99 90 en ex 9506 91 10) omvatten ook andere onderdelen van fietsen en fitnessapparaten. Aangezien het niet mogelijk bleek om uit deze twee bredere categorieën gegevens voor alleen fietszadels af te leiden, werd besloten de invoerstatistieken uitsluitend op GN-code 8714 95 00 te baseren. Dit betekent dat de importvolumes op basis waarvan het verbruik in de Gemeenschap bepaald is, mogelijk iets lager zijn dan in werkelijkheid het geval was.

(69)

Aan de hand van deze gegevens kon worden vastgesteld dat het verbruik in de beoordelingsperiode met 17 % was gestegen, van 20 701 027 stuks in 2002 tot 24 179 012 stuks in 2005.

Tabel 1

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Verbruik in de Gemeenschap (stuks)

20 701 027

21 688 470

23 357 359

24 179 012

Index

100

105

113

117

4.   Invoer van zadels uit China

a)   Dumpingmarge, importvolume en marktaandeel

(70)

Zoals hierboven aangegeven, is uit het onderzoek gebleken dat de voor China vastgestelde gemiddelde dumpingmarges boven de in artikel 9, lid 3, van de basisverordening aangegeven drempel liggen, en dat het volume van de invoer vanuit China niet te verwaarlozen is in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening.

(71)

De importvolumes werden vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Zoals hierboven in overweging 68 aangegeven, is het mogelijk dat de onderstaande cijfers over de invoer iets te laag zijn. Verder betreffen de statistieken van Eurostat importvolumes van fietszadels in hoeveelheden van 100 kg, niet in stuks. Een gemiddeld gewicht van 500 gram per stuk voor uit China ingevoerde zadels werd als een redelijke veronderstelling beschouwd, aangezien dit gewicht werd aangegeven door een producent/exporteur en een niet verbonden importeur.

(72)

De invoer vanuit China nam in de beoordelingsperiode toe met meer dan 300 %. In 2002 werden 1 416 814 stuks ingevoerd, en in het onderzoektijdvak 6 276 749. Het marktaandeel steeg dienovereenkomstig, van 7 % in 2002 tot 26 % in het onderzoektijdvak. Deze cijfers moeten worden gezien tegen de achtergrond van een stijging van het verbruik met slechts 17 %, d.w.z. aanzienlijk minder dan de toename van de invoer vanuit China.

(73)

Een niet verbonden importeur stelde dat de invoerstatistieken te hoog geschat waren doordat in de klacht een gemiddeld gewicht van 400 gram per zadel werd gehanteerd. Deze onderneming beweerde dat het gemiddelde gewicht van uit China ingevoerde zadels in feite tussen de 600 en de 800 gram lag. Deze zelfde onderneming moest bij een controlebezoek ter plaatse echter toegeven dat het gemiddelde gewicht van uit China ingevoerde zadels 500 gram per stuk bedroeg, dus precies het gewicht dat de Commissie hanteerde voor de omrekening van de cijfers van Eurostat (x 100 kg) in aantallen zadels (stuks). Deze importeur voerde ook aan dat de statistieken betreffende de invoer uit China te hoog waren omdat ze ook de invoer van zadeldekjes (hoesjes) voor de bescherming van zadels omvatten. Zoals hierboven in overweging 71 aangegeven, zijn de invoerstatistieken gebaseerd op slechts één GN-code, namelijk GN 8714 95 00; zadeldekjes worden normaliter niet onder deze code gedeclareerd en de bewering van de importeur is dus niet gefundeerd.

Tabel 2

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Invoer (stuks)

1 416 814

2 048 240

4 351 842

6 276 749

Index

100

145

307

443

Marktaandeel

7 %

9 %

19 %

26 %

b)   Prijzen

(74)

De gewogen gemiddelde prijs van uit China ingevoerde zadels nam in de loop van de beoordelingsperiode ieder jaar duidelijk af, met in totaal 21 %, namelijk van 1,40 EUR per stuk tot 1,10 EUR per stuk tussen 2002 en het onderzoektijdvak.

Tabel 3

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Gewogen gemiddelde cif-prijs, grens Gemeenschap (EUR/stuk)

1,4

1,3

1,1

1,1

Index

100

91

75

79

c)   Onderbieding

(75)

Om na te gaan of er sprake was van onderbieding heeft de Commissie gegevens met betrekking tot het onderzoektijdvak geanalyseerd. Hierbij werd uitgegaan van de verkoopprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in rekening bracht aan onafhankelijke afnemers, waar nodig gecorrigeerd naar het niveau af fabriek, d.w.z. met uitsluiting van de kosten van het vervoer in de Gemeenschap en na aftrek van kortingen en rabatten. De prijzen voor de verschillende typen zadels, als bepaald op basis van onderplaat, kussen, bekleding, vork en gewicht, werden vergeleken met de verkoopprijzen die de exporteurs voor vergelijkbare typen vroegen, zonder kortingen, en indien nodig gecorrigeerd tot cif grens Gemeenschap, en gecorrigeerd voor de inklaringskosten (1,2 %) en de kosten na invoer voor een importeur in de Gemeenschap.

(76)

Voor de berekening van de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarges werd gekeken naar de uitvoerprijzen van de meewerkende producenten/exporteurs. Gedurende het onderzoektijdvak bedroeg de gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge van de meewerkende producenten 67,3 %. Wanneer de gehele invoer van zadels werd meegerekend, dus zowel van meewerkende als van niet-meewerkende producenten/exporteurs in China, leverde berekening van de gemiddelde onderbiedingsmarge op basis van gegevens van Eurostat een vergelijkbare gemiddelde onderbiedingsmarge van 70,1 % op voor het onderzoektijdvak.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(77)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een evaluatie van alle economische factoren die gevolgen hebben voor de situatie van deze bedrijfstak in de beoordelingsperiode.

(78)

Deze analyse had betrekking op de in de steekproef opgenomen bedrijven. Om evenwel een volledig beeld te verkrijgen van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt hieronder ook informatie verstrekt betreffende indicatoren waarvoor betrouwbare gegevens van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel beschikbaar waren. Indicatoren zoals prijzen, lonen, investeringen, winst, opbrengst van investeringen, kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken werden vastgesteld aan de hand van gegevens afkomstig van de in de steekproef opgenomen ondernemingen. Voor schade-indicatoren zoals marktaandeel, verkoop en productie werd uitgegaan van de bedrijfstak van de EU in zijn geheel.

a)   Productie

(79)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap als geheel vertoonde een duidelijk negatieve trend in de beoordelingsperiode. Het productievolume bedroeg in 2002, 19 546 740 zadels, maar gedurende het onderzoektijdvak produceerde de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts 16 165 936 stuks, dus bijna 3,5 miljoen stuks of 17 % minder dan in 2002. Aangezien zadels over het algemeen pas geproduceerd worden als er bestellingen van afnemers binnenkomen, moet worden aangenomen dat de negatieve ontwikkeling van het productievolume een rechtstreeks gevolg is van een dalende vraag naar door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde zadels.

Tabel 4

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Productie (stuks)

19 546 740

19 022 491

17 698 103

16 165 936

Index

100

97

91

83

b)   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(80)

De productiecapaciteit werd vastgesteld aan de hand van de nominale capaciteit van de productie-eenheden die eigendom van de bedrijfstak van de Gemeenschap waren, waarbij rekening werd gehouden met onderbrekingen in de productie en met het feit dat de capaciteit in een klein aantal gevallen ten dele werd gebruikt voor andere producten, bijvoorbeeld handgrepen voor rolstoelen, die op dezelfde productielijnen werden vervaardigd.

(81)

De productiecapaciteit van zadels nam toe met 5 % in de loop van de beoordelingsperiode, van 29 492 120 stuks in 2002 tot 30 921 920 stuks in het onderzoektijdvak. Deze lichte toename van de productiecapaciteit is het gevolg van investeringen die in 2004 en in het onderzoektijdvak zijn gedaan voor de productie van enkele nieuwe typen producten bestemd voor racefietsen. De bezettingsgraad weerspiegelt de daling van de productie en de vraag. Dit cijfer daalde gestaag in de loop van de beoordelingsperiode en bedroeg nog slechts 45 % in het onderzoektijdvak.

Tabel 5

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Productiecapaciteit (stuks)

29 492 120

29 215 880

29 354 000

30 921 920

Index

100

99

100

105

Bezettingsgraad

60 %

59 %

53 %

45 %

c)   Voorraden

(82)

Wat eindejaarsvoorraden betreft, vindt verreweg het grootste deel van de productie op bestelling plaats. Daarom werden de voorraden in dit geval, ondanks een afname van 35 % in de loop van de beoordelingsperiode, niet als een relevante indicator voor de schade beschouwd.

Tabel 6

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Voorraden (stuks)

1 365 040

1 192 612

1 000 376

884 829

Index

100

87

73

65

d)   Investeringen

(83)

Tussen 2002 en 2003 namen de investeringen in de productie van het soortgelijke product af van 3 808 057 EUR tot 1 664 147 EUR. In 2004 voerden de producenten in de Gemeenschap hun investeringen op en besteedden zij bijna het dubbele in vergelijking met het voorafgaande jaar, namelijk 3 381 996 EUR. In het onderzoektijdvak bedroegen de investeringen 3 638 962 EUR, 4 % minder dan het peil bij het begin van de beoordelingsperiode in 2002. Tijdens het onderzoek bleek dat de investeringen in gebouwen, installaties en machines hoofdzakelijk gericht waren op de instandhouding van de productiecapaciteit, en alleen in 2004 en het onderzoektijdvak in mindere mate ook op het ontwikkelen van nieuwe typen producten. Vanwege de hierboven vermelde lage bezettingsgraad werd in ieder geval niet geïnvesteerd in uitbreiding van het (totale) productievolume.

(84)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap beschouwd wordt als toonaangevend in de wereld wat betreft het ontwerpen van zadels en productinnovatie. Tussen 2000 en het onderzoektijdvak ontworpen de producenten van de Gemeenschap meer dan duizend nieuwe typen zadels en brachten deze in de handel. O & O vertegenwoordigt ongeveer 8-10 % van de omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Om deze positie te behouden, moet de bedrijfstak van de Gemeenschap een bepaald niveau van investeringen handhaven, ook al is de bezettingsgraad laag.

Tabel 7

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Investeringen (EUR)

3 808 057

1 664 147

3 381 996

3 638 962

Index

100

44

89

96

e)   Verkoopvolume en marktaandeel

(85)

Er zijn in hoofdzaak twee verkoopkanalen voor zadels: fabrikanten van fietsen (de „original equipment manufacturers” of OEM) en de „aftermarket”. In het eerste geval worden de verkochte zadels op nieuwe fietsen gemonteerd en in het tweede geval worden ze gebruikt om versleten zadels te vervangen. Het bleek dat de verkoop aan OEM ongeveer 60 % van de totale markt vertegenwoordigt en de „aftermarket” ongeveer 40 %. Zadels zijn met banden de onderdelen van fietsen die het vaakst vervangen worden.

(86)

Het verkoopvolume van de hele bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met 20 % in de loop van de beoordelingsperiode, van 15 109 569 stuks tot 12 139 162 stuks in het onderzoektijdvak, met andere woorden, de bedrijfstak van de Gemeenschap verkocht in het onderzoektijdvak bijna drie miljoen minder zadels dan in 2002. Na een geringe daling van 1 % in 2003 in vergelijking met 2002, viel het verkoopvolume sterker terug in 2004 en het onderzoektijdvak.

(87)

In financiële termen nam de verkoop van zadels door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de loop van de gehele beoordelingsperiode met slechts 1 % toe. De waarde van de verkoop op de markt van de Gemeenschap nam toe met 5 %, van 54 460 180 EUR in 2002 tot 56 978 530 EUR in 2003, en vervolgens tot 58 052 609 EUR in 2004. In de loop van het onderzoektijdvak nam het verkoopcijfer van de bedrijfstak van de Gemeenschap echter met bijna drie miljoen EUR af vergeleken met het voorafgaande jaar. Dat het verkoopcijfer (waarde) niet dezelfde trend volgde als het verkoopvolume is het gevolg van een stijging van de gemiddelde prijzen die hieronder nader toegelicht zal worden.

(88)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde met het verkoopvolume, van 81 % in 2002 tot 58 % in het onderzoektijdvak. Met andere woorden, de bedrijfstak van de Gemeenschap verloor, over de hele beoordelingsperiode gezien, 23 procentpunten van zijn marktaandeel aan de toenemende invoer vanuit China.

Tabel 8

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Verkoopwaarde (EUR)

54 460 180

56 978 530

58 052 609

55 228 738

Index

100

105

107

101

Verkopen in de EG (stuks)

15 109 569

15 024 427

13 803 151

12 139 162

Index

100

99

91

80

Marktaandeel

81 %

77 %

67 %

58 %

f)   Prijzen

(89)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg met 25 % in de loop van de beoordelingsperiode. Deze prijsstijging valt te verklaren uit enerzijds de gestegen kosten van grondstoffen, die van invloed waren op de gehele industrie, en anderzijds een accentverlegging van „low tech” naar „high tech” producten, waarvoor duurdere grondstoffen nodig zijn en waarvan de productie arbeidsintensiever is.

(90)

De voornaamste grondstoffen/onderdelen voor de productie van zadels zijn plastic onderplaten, bekledingen, polyurethaan, rails en klemmen. De prijzen van deze basismaterialen zijn indirect gekoppeld aan de ontwikkeling van de prijzen van aardolie en metalen. Grondstoffen vormen een belangrijke bepalende factor voor de kosten van de productie van zadels: ze vertegenwoordigen ongeveer de helft van de totale kosten van de productie en hebben rechtstreeks invloed op de ontwikkeling van de verkoopprijs.

(91)

Het bleek dat de gemiddelde prijzen van grondstoffen stabiel bleven tussen 2002 en 2003, maar vanaf 2003 en ook gedurende het onderzoektijdvak toenamen, wat zijn neerslag vond in de hogere verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(92)

Een niet verbonden importeur beweerde dat de stijging van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap toe te schrijven was aan een verschuiving van de vraag van de consumenten. Volgens deze onderneming is de vraag naar goedkope fietsen — en daarmee naar goedkope zadels — afgenomen, terwijl de vraag naar duurdere zadels van hoge kwaliteit gestegen is. Dit argument wordt ontkracht door het feit dat de invoer van goedkope producten vanuit China relatief gezien aanmerkelijk sterker steeg dan het totale verbruik van zadels in de Gemeenschap, als aangegeven in overweging 72.

Tabel 9

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Gewogen gemiddelde prijs (EUR/stuk)

3,6

3,8

4,2

4,5

Index

100

106

117

125

g)   Winstgevendheid en cashflow

(93)

Gedurende de beoordelingsperiode nam de gewogen gemiddelde winstgevendheid over de netto-omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap sterk af, van 3,8 % in 2002 tot slechts 0,4 % in het onderzoektijdvak. De winstgevendheid steeg tot 5,0 % in 2003, daalde naar 3,1 % in 2004, en bereikte uiteindelijk 0,4 % in het onderzoektijdvak. De lage winstmarge is een gevolg van het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in onvoldoende mate in staat was om de stijging van de prijzen van grondstoffen door te berekenen aan de afnemers.

Tabel 10

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Winstmarge vóór belastingen

3,8 %

5,0 %

3,1 %

0,4 %

De bedrijfstak van de Gemeenschap had een cashflow van 3 990 473 EUR gedurende het onderzoektijdvak, ongeveer 1,1 miljoen EUR oftewel 22 % lager dan in het jaar 2002. De nog steeds aanzienlijke liquiditeit van de bedrijfstak van de Gemeenschap valt te verklaren uit het feit dat het een kapitaalintensieve bedrijfstak is met hoge afschrijvingskosten. Over het algemeen kon worden vastgesteld dat de liquiditeit van de bedrijfstak van de Gemeenschap zich in dezelfde richting ontwikkelde als de winstgevendheid.

Tabel 11

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Kasstroom (EUR)

5 084 871

6 655 555

6 574 821

3 990 473

Index

100

131

129

78

h)   Rendement op nettoactiva

(94)

Het rendement op de nettoactiva werd berekend door de nettowinst vóór belastingen op de soortgelijke producten uit te drukken als een percentage van de nettoboekwaarde van de vaste activa die werden toegerekend aan soortgelijke producten. Deze indicator volgde een vergelijkbare trend als de winstgevendheid en daalde van 12 % in 2002 tot slechts 1 % in het onderzoektijdvak.

Tabel 12

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Rendement op nettoactiva

12 %

16 %

10 %

1 %

i)   Vermogen om kapitaal aan te trekken

(95)

De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde niet aan dat hij moeilijkheden had om voor zijn activiteiten kapitaal aan te trekken en er waren ook geen aanwijzingen in die zin, zodat werd geconcludeerd dat de bedrijfstak als geheel gedurende de gehele beoordelingsperiode in staat was kapitaal voor zijn activiteiten aan te trekken.

j)   Werkgelegenheid en lonen

(96)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap bleef in de gehele beoordelingsperiode stabiel. Na een lichte toename in 2003 en 2004 verschafte de bedrijfstak van de Gemeenschap 418 mensen werk (op voltijdsbasis) gedurende het onderzoektijdvak, d.w.z. bijna even veel als in 2002. Er zij echter op gewezen dat alle producenten in de Gemeenschap een aanzienlijk deel van hun productie uitbesteden aan andere kleine en middelgrote ondernemingen in de Gemeenschap, en in enkele gevallen zelfs bijna het hele productieproces. Dat betekent dus dat het totale aantal personen dat (voltijds) werkzaam is in de productie van zadels in feite veel hoger is dan het aantal werknemers dat rechtstreeks in dienst is van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Men schat dat het totale aantal werknemers dat werkzaam is in de productie van het soortgelijke product ten minste driemaal zo hoog is, d.w.z. ongeveer 1 200 personen in het onderzoektijdvak. De gemiddelde jaarlijkse loonkosten volgden dezelfde trend als de arbeidskosten; zij stegen met 5 % in de loop van de beoordelingsperiode, van 7 784 339 EUR in 2002 tot 8 190 911 EUR in het onderzoektijdvak, wat minder is dan het inflatiepercentage in de Gemeenschap gedurende diezelfde periode.

Tabel 13

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Aantal werknemers

421

434

456

418

Index

100

103

108

99

Arbeidskosten (EUR/jaar)

11 427 812

12 136 974

12 319 136

12 121 976

Index

100

106

108

106

Loonkosten (EUR/jaar)

7 784 339

8 136 410

8 428 090

8 190 911

Index

100

105

108

105

k)   Productiviteit

(97)

De productiviteit, uitgedrukt als output (productie) per werknemer per jaar, bedroeg 42 225 stuks in 2002 en daalde daarna gestaag naar 33 317 stuks in het onderzoektijdvak. Deze daling is het gevolg van het dalende totale productievolume.

Tabel 14

 

2002

2003

2004

2005 (onderzoektijdvak)

Productiviteit (stuks per werknemer)

42 225

39 752

34 388

33 317

Index

100

94

81

79

l)   Groei

(98)

Terwijl het verbruik in de Gemeenschap met 17 % toenam tussen 2002 en het onderzoektijdvak, bleef het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap stabiel in diezelfde periode. De verkopen van de bedrijfstak van de Gemeenschap namen gedurende de beoordelingsperiode dus veel minder sterk toe dan de vraag. Het marktaandeel van de invoer uit China daarentegen nam met 19 procentpunten toe.

m)   Omvang van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(99)

De gevolgen van de omvang van de dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen, gezien de hoeveelheden waarin het betrokken product uit China werd ingevoerd en de prijzen waartegen deze producten werden verkocht, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

(100)

Er waren geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap herstellende was van de gevolgen van dumping of subsidiëring in het verleden.

6.   Conclusie inzake schade

(101)

Uit de analyse van de schade-indicatoren bleek dat de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk verslechterd was in de loop van de beoordelingsperiode. De meeste schade-indicatoren (nettoverkoopvolume, productievolume, bezettingsgraad, winstgevendheid, rendement van investeringen, investeringen, cashflow en werkgelegenheid) volgden een negatieve trend in de beoordelingsperiode.

(102)

Andere schade-indicatoren vertonen een stabiele ontwikkeling (netto verkoop in waarde en vermogen om kapitaal aan te trekken) of zelfs een positieve trend (gemiddelde verkoopprijzen, productiecapaciteit en eindvoorraden). De stijging van de verkoopprijzen en van de nettoverkoopwaarde gedurende het onderzoektijdvak kan niet worden toegeschreven aan een verbetering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap als zodanig, maar was een gevolg van de gestegen prijzen van grondstoffen alsmede van een omschakeling van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de productie van duurdere typen producten. Wat de eindvoorraden betreft: deze kunnen, zoals opgemerkt in overweging 82, niet als relevant voor het bepalen van de schade worden beschouwd, gezien de typische kenmerken van deze bedrijfstak.

(103)

Gezien de sterk negatieve ontwikkeling van de winstindicatoren valt aan te nemen dat het voortbestaan van de bedrijfstak op het spel staat als deze situatie niet wordt aangepakt. Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat en het hier om een kapitaalintensieve activiteit gaat, is het in feite zeer onwaarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap financieel zal kunnen overleven als deze situatie langer voortduurt.

(104)

Gezien het voorgaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(105)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van het betrokken product uit China zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de EU-producenten ook schade konden hebben geleden werden eveneens onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(106)

De omvang van de invoer uit China steeg in de beoordelingsperiode met 343 % in termen van volume, en het marktaandeel met 19 procentpunten. Tegelijkertijd waren de gemiddelde prijzen van alle producenten/exporteurs in China in het onderzoektijdvak 70,1 % lager dan gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De aanzienlijke toename van de invoer vanuit China en de verovering van een groter marktaandeel in de beoordelingsperiode, met prijzen die slechts een fractie van die van de bedrijfstak van de Gemeenschap bedroegen, vielen samen met een duidelijke verslechtering van de algemene financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in diezelfde periode.

(107)

Terwijl de prijzen van de invoer vanuit China gestaag bleven dalen gedurende de beoordelingsperiode, en wel met 21 %, namelijk van 1,40 EUR in 2002 tot 1,10 EUR in het onderzoektijdvak, stegen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode met 26 %, van 3,60 EUR in 2002 tot 4,50 EUR gedurende het onderzoektijdvak. Deze diametraal tegengestelde prijsontwikkeling kan slechts ten dele worden verklaard uit een verschillende productenmix bij zadels geproduceerd in de Gemeenschap en in China. Bovendien hebben de producenten van de Gemeenschap bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de verkrijgbaarheid en de prijzen van grondstoffen in de Gemeenschap en in China vergelijkbaar zijn. Zij hebben ook aangetoond dat de kosten van grondstoffen voor zadels in de Gemeenschap in de loop van de beoordelingsperiode gestegen zijn. Sommige producenten/exporteurs in China verkopen hun producten zelfs in de Gemeenschap tegen een prijs die de kosten van de grondstoffen niet dekt, en daaruit blijkt wel duidelijk dat de prijzen niet laag zijn vanwege een of ander comparatief voordeel van de producenten in China, maar omdat er dumpingpraktijken worden aangewend.

(108)

Het gevolg van deze oneerlijke prijsbepaling van de invoer met dumping vanuit China was dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden gedrukt en zelfs niet meer de gestegen kosten van grondstoffen konden dekken. Dit werd ook bevestigd door de aanzienlijke afname van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(109)

In het licht van bovenstaande overwegingen is het duidelijk dat de laaggeprijsde invoer vanuit China, waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in aanzienlijke mate onderboden werden, een bepalende rol speelden bij de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die met name weerspiegeld wordt in de afnemende omvang van productie en verkoop en van het marktaandeel, en in de scherpe daling van de winstgevendheid.

3.   Gevolgen van andere factoren

a)   Invoer zonder dumping uit China

(110)

Voor één producent/exporteur lag de vastgestelde dumpingmarge onder de drempelwaarde. De invoer van deze onderneming werd daarom buiten beschouwing gelaten bij de hierboven beschreven analyse van de schade. De invoer van deze producent/exporteur bedroeg 28-33 % van alle invoer vanuit China in 2002 en 2003, 18-23 % in 2004, en lag tussen de 12 en de 17 % in het onderzoektijdvak. De gemiddelde prijzen van deze onderneming onderboden die van de bedrijfstak van de Gemeenschap evenwel nog aanzienlijk in de gehele beoordelingsperiode. De gemiddelde onderbiedingsmarges van deze onderneming waren evenwel veel kleiner dan die van de ondernemingen waarvoor dumping werd geconstateerd. Aangezien de invoer vanuit deze onderneming niet significant was en — wat belangrijker was — sterk afnam in de loop van de beoordelingsperiode, werd geconcludeerd dat de invoer zonder dumping van deze producent/exporteur niet van invloed was op het oorzakelijk verband en op de conclusie dat invoer met dumping vanuit China aanmerkelijke schade toebracht aan de bedrijfstak van de Gemeenschap.

b)   Invoer uit andere derde landen dan het betreffende land

(111)

Volgens Eurostat en de tijdens het onderzoek verzamelde informatie zijn Taiwan, India en Vietnam de belangrijkste andere derde landen waaruit zadels worden ingevoerd.

(112)

De invoer vanuit Taiwan bedroeg 1 145 000 stuks in 2002 en nam in de loop van de beoordelingsperiode toe met 25 %, tot 1 429 200 stuks in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van uit Taiwan ingevoerde zadels bedroeg 6 % in 2002, hetzelfde niveau als in het onderzoektijdvak. De Taiwanese invoer vond plaats tegen prijzen die te vergelijken waren met die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Aangezien het marktaandeel van de Taiwanese invoer niet toenam maar stabiel bleef bij 6 % in de loop van de beoordelingsperiode en de prijzen op hetzelfde niveau lagen als die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wordt de invoer vanuit Taiwan niet geacht een negatief effect te hebben gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(113)

De invoer vanuit India bedroeg 204 200 stuks in 2002 en nam in het onderzoektijdvak toe met 30 %, tot 264 600 stuks. De gemiddelde prijzen van de invoer vanuit India bleven gedurende de hele beoordelingsperiode duidelijk onder het prijspeil van de invoer vanuit China. Deze prijs lag bij 0,63 EUR in 2002, steeg tot 0,91 EUR in 2003, daalde toen weer sterk naar 0,47 EUR en bereikte 0,60 EUR in het onderzoektijdvak. Deze invoer vertegenwoordigde echter slechts een marktaandeel van 1 % in de hele beoordelingsperiode. De conclusie is dan ook dat de invoer vanuit India ondanks het lage prijsniveau geen wezenlijke invloed had op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(114)

Wat de invoer vanuit Vietnam betreft, werden volgens de statistieken van Eurostat in 2002 slechts 4 400 zadels ingevoerd en nam deze invoer toe tot 136 600 stuks in het onderzoektijdvak. De prijzen van de invoer vanuit Vietnam waren ongeveer vergelijkbaar met de Chinese prijzen. Net als voor India bleef het marktaandeel van de Vietnamese invoer onder de 1 % in 2002 en 2003 en kwam nauwelijks boven dat peil in 2004 en in het onderzoektijdvak. De conclusie is dan ook dat deze invoer geen wezenlijke invloed heeft gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(115)

Voorlopig kan dus worden geconcludeerd dat invoer uit andere landen dan China geen rol speelde bij de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

c)   Aantasting van intellectuele-eigendomsrechten

(116)

Zoals opgemerkt in overweging 84 wordt ongeveer 8-10 % van de omzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan investeringen in O & O besteed. Geïnvesteerd wordt bijvoorbeeld in onderzoeken naar lichaamshouding, tests en het ontwerpen van nieuwe modellen zadels. Enkele producenten in de Gemeenschap beweerden dat bepaalde Chinese producenten/exporteurs gepatenteerde Europese producten eenvoudig kopiëren en zichzelf zodoende een kostenvoordeel verschaffen ten opzichte van de producenten in de Gemeenschap, dat weerspiegeld wordt in de lage prijs van uit China ingevoerde zadels. Anderzijds beweerde een niet verbonden importeur dat namaak niet alleen uit China afkomstig is, maar ook uit Europa, en dat dit aanleiding is geweest tot rechtszaken tussen de producenten in de Gemeenschap onderling. Het valt niet te ontkennen dat namaak een serieus probleem is in deze bedrijfstak en inderdaad de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verergerd kan hebben. Maar hoe dan ook, de financiële schade als gevolg van de schending van intellectuele-eigendomsrechten door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf is niet zo omvangrijk dat het overduidelijke oorzakelijke verband tussen de aanzwellende invoer met dumping en de aanzienlijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap lijdt, daardoor in twijfel getrokken zou kunnen worden. Er zij op gewezen dat voor zover invoer met dumping vanuit China profiteerde van de schending van intellectuele-eigendomsrechten, dit niet als een aparte factor beschouwd kon worden, aangezien dit eventuele kostenvoordeel bij dumping toch geen rol meer zou spelen.

4.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(117)

Het samenvallen in de tijd van de toename van de invoer met dumping uit China, het groeiende marktaandeel van die invoer en de prijsonderbieding enerzijds, en de duidelijke verslechtering van de toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap anderzijds, leidt tot de conclusie dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening veroorzaakt is door de invoer met dumping. Andere factoren werden geanalyseerd maar bleken geen wezenlijke rol te spelen bij de geleden schade.

(118)

Uitgaande van de hierboven vermelde analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle andere bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden, in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening, door de invoer van zadels uit China.

F.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(119)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de conclusie in verband met de schadelijke dumping dwingende redenen zijn om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn om in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. In dit verband moet rekening worden gehouden met de waarschijnlijke gevolgen van het al dan niet nemen van antidumpingmaatregelen voor alle bij de procedure betrokken partijen.

1.   Bedrijfstak van de Gemeenschap

(120)

De schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, vloeide voort uit het feit dat de bedrijfstak moeite had te concurreren met de laaggeprijsde producten die met dumping waren ingevoerd.

(121)

Door maatregelen op te leggen, zou de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat worden gesteld meer te verkopen en een groter marktaandeel te heroveren, daardoor schaalvoordelen te genereren en zo de nodige winst te maken om verdere investeringen in zijn productie-installaties en in onderzoek om concurrerend te blijven te rechtvaardigen.

(122)

Eén importeur beweerde dat een bepaalde producent van de Gemeenschap een dominante marktpositie had, echter zonder deze bewering te staven. Gezien het feit dat gedurende de hele beoordelingsperiode ten minste tien verschillende concurrerende producenten in de Gemeenschap zadels produceerden, en aangezien in de loop van het onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden die deze bewering ondersteunen, wordt deze bewering van de hand gewezen.

(123)

Indien geen maatregelen worden genomen, zal de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap verder verslechteren. Deze zal dan niet kunnen investeren in nieuwe technologieën en niet effectief kunnen concurreren met de invoer uit derde landen. Bovendien zal, als er geen maatregelen worden genomen, de bedrijfstak van de Gemeenschap ook in de toekomst nauwelijks meer voet kunnen vatten op de grote markt voor middenklassezadels, en zal daardoor niet in staat zijn om de vaste kosten te spreiden. Enkele ondernemingen zouden zelfs de productie van het soortgelijke product moeten staken en hun personeel moeten ontslaan, zoals één producent in de Gemeenschap in 2005 al gedaan heeft. Daarom wordt geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen in het belang zijn van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

2.   Belang van de niet verbonden importeurs

(124)

Slechts twee niet verbonden importeurs hebben op de vragenlijst gereageerd, en bij een van hen werd vervolgens een controlebezoek afgelegd. De door deze twee importeurs ingevoerde hoeveelheid maakte 21 % van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap vanuit China en 7 % van het verbruik in de Gemeenschap uit.

(125)

Overwegende dat het grootste deel van de invoer van zadels in de Gemeenschap plaatsvindt via importeurs die niet aan producenten/exporteurs verbonden zijn, werd de invoer van deze niet verbonden importeurs als representatief voor alle andere niet verbonden importeurs beschouwd.

(126)

Beide importeurs importeerden al hun zadels uit China. Bij één importeur vertegenwoordigde de verkoopwaarde van de zadels 8 % van zijn totale omzet tijdens het onderzoektijdvak. De verkoop van uit China ingevoerde zadels was winstgevend gedurende het onderzoektijdvak. De winstgevendheid van de verkoop van zadels lag echter 0,7 procentpunt onder de algemene winst van deze onderneming, tussen de 2 % en de 6 % in het onderzoektijdvak. Bij de andere importeur vertegenwoordigde de verkoopwaarde van ingevoerde zadels in het onderzoektijdvak slechts 1,2 % van de totale omzet van de onderneming en de winstgevendheid van de verkoop van zadels kwam naar schatting ongeveer overeen met de totale winst van deze onderneming. Op basis van de door andere importeurs verstrekte inlichtingen mag worden aangenomen dat de situatie van de twee bovengenoemde importeurs representatief is voor de meeste importeurs van zadels uit China.

(127)

Aangezien beide ondernemingen uitsluitend Chinese zadels invoerden, kan geconcludeerd worden dat het opleggen van maatregelen inderdaad een negatief effect op de financiële situatie van deze ondernemingen kan hebben. Anderzijds maakte de verkoop van zadels slechts een gering deel uit van de totale omzet en winsten van deze ondernemingen en het valt dus niet te verwachten dat maatregelen een wezenlijk financieel effect op de algemene situatie van deze twee importeurs zouden hebben. Bovendien hebben deze ondernemingen de mogelijkheid fietszadels te betrekken van het concern waar geen dumping werd geconstateerd, of uit andere derde landen, bijvoorbeeld Taiwan.

3.   Belang van de gebruikers

(128)

Vier gebruikers en distributeurs hebben op de vragenlijst van de Commissie gereageerd. Dit zijn ondernemingen die zowel in de Gemeenschap geproduceerde als ingevoerde zadels gebruiken voor het assembleren van fietsen. Deze vier ondernemingen verbruikten in totaal 1 255 655 zadels in de loop van het onderzoektijdvak, waarvan meer dan de helft (55 %) afkomstig was uit China. De uit China ingevoerde en door deze vier ondernemingen gebruikte zadels vertegenwoordigden 5,7 % van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap en 2,9 % van het totale verbruik van zadels in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Wat de assemblage van fietsen betreft, werd geconstateerd dat zadels slechts een gering deel uitmaken van de totale productiekosten van een complete fiets. Gemiddeld vertegenwoordigen zadels, afhankelijk van het model, 1 à 4 % van de totale kosten.

(129)

Twee van de vier gebruikers verklaarden dat het opleggen van een antidumpingrecht waarschijnlijk geen bijzonder groot effect zou hebben op hun activiteiten, omdat een stijging van de prijs van zadels aan hun consumenten doorberekend zou kunnen worden. Verder voerden zij aan dat het prijsverschil tussen door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde en verkochte zadels en de invoer vanuit China zodanig groot was dat ook na het opleggen van antidumpingrechten de Chinese zadels concurrerend zouden blijven.

(130)

De twee andere gebruikers hadden geen niet-vertrouwelijke versie van hun inlichtingen ingediend. Deze inlichtingen werden dus voorlopig buiten beschouwing gelaten, overeenkomstig artikel 19, lid 3.

(131)

Eén producent/exporteur stelde dat het opleggen van rechten op de invoer van zadels niet in het belang van de Gemeenschap was, omdat daardoor het voortbestaan van een gezonde Europese fietsenproducerende bedrijfstak nog meer in gevaar gebracht zou worden. Deze onderneming argumenteerde dat fabrikanten in de Gemeenschap hun assemblageactiviteiten zouden stopzetten en in plaats daarvan complete fietsen uit China zouden gaan importeren, ondanks de bestaande antidumpingrechten op fietsen. In dit verband zij opgemerkt dat exporteurs niet als betrokken partij worden beschouwd bij het bepalen van het belang van de Gemeenschap. Desalniettemin werd nagegaan of dit argument steekhoudend was. Twee van de vier gebruikers gaven te kennen dat het opleggen van maatregelen geen wezenlijke gevolgen voor hun activiteiten zou hebben, gezien het geringe aandeel van zadels in de totale productiekosten van een fiets; dat betekent dat het argument in ieder geval niet ontvankelijk is.

(132)

Gezien het feit dat de vier ondernemingen een aanzienlijk deel van alle zadels (45 % gedurende het onderzoektijdvak) in de Gemeenschap opkochten, en gezien het relatief ondergeschikte belang van zadels voor de totale kosten van een complete fiets, luidt de conclusie dat het opleggen van antidumpingmaatregelen op zadels geen wezenlijk effect zou hebben op de totale kosten voor gebruikers. En wanneer een dergelijk effect toch zou optreden, zouden de gebruikers van ingevoerde zadels de extra kosten hoogstwaarschijnlijk kunnen doorberekenen aan de consumenten.

4.   Het belang van de leveranciers van grondstoffen en van consumenten

(133)

Eén leverancier van grondstoffen zond een ingevulde vragenlijst in. Deze onderneming verkoopt de metalen onderdelen van zadels aan producenten in de Gemeenschap, namelijk frames en veren vervaardigd uit ijzer, staal, titanium, vanadium, mangaan of koolstofstaal. Deze onderneming is voorstander van het opleggen van antidumpingrechten, want zij verwacht dat de productievolumes van de bedrijfstak van de Gemeenschap dan zullen stijgen, en daarmee ook de vraag naar haar grondstoffen.

(134)

Op basis van bovenstaande conclusies en omdat consumentenorganisaties geen nieuwe elementen hebben aangedragen, werd geconcludeerd dat het effect van de voorgestelde maatregelen op de consumenten waarschijnlijk marginaal is.

5.   Conclusie over het belang van de Gemeenschap

(135)

Gelet op het bovenstaande luidt de conclusie dat er, wat de belangen van de Gemeenschap betreft, geen dwingende redenen zijn om geen voorlopige antidumpingrechten op te leggen.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(136)

Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap, dienen voorlopige maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(137)

De rechten moeten hoog genoeg zijn om een eind te maken aan de door die invoer veroorzaakte schade, maar mogen het niveau van de vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden. Bij de berekening van de hoogte van het recht dat nodig is om de schade ten gevolge van de dumping te neutraliseren, werd in aanmerking genomen dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die een bedrijfstak van dit type onder normale concurrentieomstandigheden, namelijk wanneer er geen sprake is van dumping, in de betrokken sector op de verkoop van het betrokken product in de Gemeenschap redelijkerwijs kan behalen. Deze berekening was gebaseerd op een winstmarge (vóór belasting) van 5 % van de omzet, uitgaande van de winstgevendheid als vastgesteld in eerdere onderzoeken betreffende producenten van onderdelen van fietsen, waar de producenten van de Gemeenschap als omschreven in overweging 67 ook onder vallen.

(138)

De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld door de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding (zie overweging 75), te vergelijken met de niet-schadelijke prijs van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte producten. Die prijs werd verkregen door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap te corrigeren voor het verlies of de winst in het onderzoektijdvak en te vermeerderen met bovengenoemde winstmarge. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in procenten van de totale cif-waarde bij invoer.

(139)

In verband met de berekening van de voor het gehele land geldende schademarge voor alle andere producenten/exporteurs uit China zij eraan herinnerd dat het niveau van medewerking laag was. De schademarge werd daarom berekend als het gewogen gemiddelde van de voor de meewerkende exporteur berekende marge en de hoogste vastgestelde marges voor representatieve typen producten die door diezelfde exporteur werden uitgevoerd.

(140)

De schademarges waren aanzienlijk hoger dan de geconstateerde dumpingmarges.

2.   Voorlopige maatregelen

(141)

Gezien het voorgaande wordt geoordeeld dat voorlopige antidumpingrechten moeten worden vastgesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, maar overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening niet hoger dan de hierboven berekende schademarge.

(142)

De bij deze verordening vastgestelde individuele antidumpingrechten (voor afzonderlijke ondernemingen) zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij zijn dan ook in overeenstemming met de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat voor „alle andere ondernemingen” in het betrokken land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op de invoer van producten uit het betrokken land die door de betrokken ondernemingen, dus door de genoemde rechtspersonen, zijn geproduceerd. Geïmporteerde producten die zijn geproduceerd door andere ondernemingen, die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking; op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(143)

Verzoeken in verband met de toepassing van voor bepaalde ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien zij dit gerechtvaardigd acht, zal de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de verordening wijzigen door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen. Om een correcte toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet de dumpingmarge ook gelden voor producenten die in het onderzoektijdvak niet naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd.

(144)

Op basis van het bovenstaande zijn de voorlopige antidumpingrechten:

Cionlli Bicycle (Taicang) Co. Ltd, Shunde Hongli Bicycle Parts Co. Ltd en Safe Strong Bicycle Parts Shenzhen Co. Ltd

7,5 %

Giching Bicycle Parts (Shenzhen) Co. Ltd en Velo Cycle Kunshan Co. Ltd

0 %

Alle andere ondernemingen

30,9 %

3.   Speciaal toezicht

(145)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar dat het recht wordt ontweken, zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om de goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen. Alleen geïmporteerde producten die zijn geproduceerd door de betreffende producent/exporteur komen in aanmerking voor de specifieke dumpingmarge die voor die producent is vastgesteld. De speciale maatregelen omvatten onder meer:

(146)

De overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere ondernemingen.

(147)

Indien de uitvoer door de bedrijven die een lager individueel recht genieten na de instelling van de antidumpingmaatregelen aanzienlijk in volume toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de oplegging van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden en mits aan de voorwaarden is voldaan, kan een onderzoek naar ontduiking van de maatregelen worden ingeleid. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

H.   SLOTBEPALING

(148)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van antidumpingrechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en in het kader van de instelling van definitieve rechten kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van zadels en essentiële onderdelen daarvan (d.w.z. onderplaten, kussentjes en bekledingen), van fietsen en andere niet gemotoriseerde rijwielen (inclusief bakfietsen), van rijwielen met hulpmotor (al dan niet met zijspan), en van fitnessapparaten en hometrainers, die vallen onder de GN-codes 8714 95 00, ex 8714 99 90 en ex 9506 91 10 (Taric-codes 8714999081 en 9506911010) en die afkomstig zijn uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopig antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens EG, vóór inklaring, van de producten die door onderstaande bedrijven worden vervaardigd, bedraagt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Cionlli Bicycle (Taicang) Co. Ltd, Shunde Hongli Bicycle Parts Co. Ltd en Safe Strong Bicycle Parts Shenzhen Co. Ltd

7,5 %

A787

Giching Bicycle Parts (Shenzhen) Co. Ltd en Velo Cycle Kunshan Co. Ltd

0 %

A788

Alle andere ondernemingen

30,9 %

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor alle overige ondernemingen geldt toegepast.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van het in lid 1 bedoelde product wordt een zekerheid gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken, en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2006.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB C 84 van 7.4.2006, blz. 4.

(3)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat B, B-1049 Brussel.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld;

2.

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) zadels die voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap zijn verkocht en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”


Top