EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2006C0143

Aanbeveling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 143/06/COL van 11 mei 2006 inzake een in 2006 uit te voeren bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen en inzake de nationale bewakingsprogramma's voor 2007

OJ L 366, 21.12.2006, p. 87–92 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2006/143(2)/oj

21.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 366/87


AANBEVELING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 143/06/COL

van 11 mei 2006

inzake een in 2006 uit te voeren bewakingsprogramma om de inachtneming van de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in en op granen en bepaalde andere producten van plantaardige oorsprong te garanderen en inzake de nationale bewakingsprogramma's voor 2007

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), inzonderheid op artikel 109 en Protocol 1,

Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol 1,

Gelet op het besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 38 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen) (1), laatstelijk gewijzigd en aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 hiervan, en met name op artikel 7, lid 2, onder b).

Gelet op het besluit waaraan wordt gerefereerd in punt 54 van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit) (2), laatstelijk gewijzigd en aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 hiervan, en met name op artikel 4, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet geleidelijk komen tot een systeem waarmee de reële blootstelling aan bestrijdingsmiddelen via de voeding kan worden geraamd. Om realistische ramingen mogelijk te maken moeten bewakingsgegevens beschikbaar zijn over bestrijdingsmiddelenresiduen in een aantal levensmiddelen die belangrijke bestanddelen van het Europese voedselpakket vormen. Algemeen wordt aangenomen dat de belangrijkste bestanddelen van het Europese voedselpakket 20 à 30 levensmiddelen betreffen.

De EVA-staten kunnen gezien de middelen die op nationaal niveau beschikbaar zijn voor bewakingsmaatregelen inzake bestrijdingsmiddelenresiduen per jaar slechts monsters van acht producten analyseren in het kader van een gecoördineerd bewakingsprogramma. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen evolueert volgens een driejarige voortschrijdende cyclus. In het algemeen zou elk bestrijdingsmiddel in 20 à 30 levensmiddelen moeten worden gevolgd over een reeks cycli van drie jaar.

(2)

Voor de residuen van alle in deze aanbeveling opgenomen bestrijdingsmiddelen moet in 2006 een bewakingsprogramma worden uitgevoerd, zodat aan de hand van de aldus verkregen gegevens een raming van de reële inname via de voeding van die stoffen kan worden gemaakt.

(3)

De aantallen in het kader van de specifieke actie te nemen monsters moeten op een systematische, statistisch verantwoorde wijze worden vastgesteld. De Commissie van de Codex Alimentarius (3) heeft een dergelijke aanpak ontwikkeld. Op grond van een binomiale waarschijnlijkheidsverdeling kan worden berekend dat, wanneer minder dan 1 % van de producten van plantaardige oorsprong een hoeveelheid residuen boven de bepaalbaarheidsgrens bevat, bij onderzoek van 613 monsters er met een betrouwbaarheid van meer dan 99 % een monster met een hoeveelheid bestrijdingsmiddelenresiduen boven die grens zal worden gevonden. Dit aantal monsters moet over de Europese Economische Ruimte worden verdeeld op basis van het aantal inwoners en het aantal consumenten, met echter een minimum van 12 monsters per product per jaar.

(4)

Richtsnoeren betreffende procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen worden op de website van de Europese Commissie (4) gepubliceerd. Overeengekomen is dat deze richtsnoeren zoveel mogelijk door de analyselaboratoria in de EVA-staten moeten worden toegepast en dat ze continu moeten worden herzien in het licht van de in de bewakingsprogramma's opgedane ervaring.

(5)

De bemonsteringsmethoden en –procedures die zijn vastgelegd in het in hoofdstuk XII, punt 54zz, van bijlage II bij de EER-Overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG) (5) omvatten ook die welke door de Commissie van de Codex Alimentarius worden aanbevolen.

(6)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 90/642/EEG en artikel 7, lid 2, onder a), van Richtlijn 86/362/EEG moeten de EVA-staten nadere bijzonderheden verschaffen over de criteria die aan de opstelling van hun nationale controleprogramma's ten grondslag liggen. In dat verband moet informatie worden verschaft over de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters en uit te voeren analyses en de rapportageniveaus, de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald en nadere gegevens over de erkenning krachtens het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 54n van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen) (6), zoals gewijzigd. Het aantal en het soort overtredingen en de genomen maatregelen moeten ook worden aangegeven.

(7)

Er zijn maximumgehalten aan residuen voor babyvoeding vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 54a van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 91/321/EEG van de Commissie van 14 mei 1991 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding) (7), als gewijzigd, en artikel 6 van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 54zl van hoofdstuk XII van bijlage II bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 96/5/EG, Euratom van de Commissie van 16 februari 1996 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters) (8), zoals gewijzigd.

(8)

Informatie over de resultaten van bewakingsprogramma's is zeer geschikt om via elektronische middelen te worden verwerkt, opgeslagen en doorgegeven; Er zijn formaten ontwikkeld voor de verstrekking van gegevens per e-mail door de EG-lidstaten aan de Commissie. De EVA-staten zouden hetzelfde formaat kunnen gebruiken en zouden derhalve in staat moeten zijn hun verslagen in een standaardformaat aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toe te sturen. De verdere ontwikkeling van een dergelijk standaardformaat kan het doeltreffendst worden aangepakt op basis van op te stellen richtsnoeren.

(9)

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité Levensmiddelen van de EVA, dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BEVEELT DE EVA-STATEN AAN:

1.

Voor de in bijlage I bij deze Aanbeveling genoemde combinatie bestrijdingsmiddelenresidu/product monsters te nemen en te analyseren op basis van het aantal monsters, daarbij rekening houdend met het aandeel van de EVA-staten zelf, van de rest van de EER en van derde landen in de markt van de EVA-staten.

De bemonsteringsprocedure, het aantal deelmonsters daaronder begrepen, moet in overeenstemming zijn met het in hoofdstuk XII, punt 54zz, van bijlage II bij de EER-Overeenkomst bedoelde besluit (Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG).

2.

Bestrijdingsmiddelen die een acuut risico vormen, d.w.z. waarvoor een ARfD is vastgesteld (bijvoorbeeld OP-esters, endosulfan en N-methylcarbamaten) worden zodanig bemonsterd dat er twee laboratoriummonsters kunnen worden samengesteld. Indien in het eerste laboratoriummonster een aantoonbare hoeveelheid van een van de gezochte bestrijdingsmiddelen aanwezig is, worden de samenstellende delen van het tweede monster elk aan een afzonderlijke analyse onderworpen. Deze procedure is van toepassing op de volgende producten:

Aubergines

Druiven (9)

Bananen

Peper.

Van deze producten worden, wanneer dergelijke bestrijdingsmiddelen in het eerste monster worden aangetroffen, met name in de producten van één en dezelfde producent, ook afzonderlijke analyses uitgevoerd van de samenstellende delen van het tweede laboratoriummonster.

3.

Van het totale aantal in bijlage I vermelde monsters nemen en analyseren de EVA-staten:

a)

ten minste tien monsters van babyvoeding, hoofdzakelijk op basis van groenten, fruit of granen;

b)

een aantal monsters (minimaal één monster, voorzover beschikbaar) van producten die afkomstig zijn van de biologische landbouw, overeenkomstig het marktaandeel van biologische landbouwproducten in iedere EVA-staat.

4.

De analyseresultaten betreffende de op de in bijlage I bij deze Aanbeveling genoemde combinaties product/bestrijdingsmiddelenresidu uitgevoerde tests uiterlijk op 31 augustus 2007 mede te delen, onder vermelding van:

a)

een beschrijving van de toegepaste analysemethoden en de behaalde rapportageniveaus, in overeenstemming met de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen;

b)

aantal en soort overtredingen en de daarop genomen maatregelen.

5.

Het rapport moet worden opgesteld in een formaat — ook het elektronische formaat — dat voldoet aan de aanwijzingen (10) voor de EVA-staten met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen inzake bewakingsprogramma's.

Het resultaat van de genomen monsters van producten die afkomstig zijn van de biologische landbouw moet op een afzonderlijk gegevensblad worden vermeld.

6.

Uiterlijk op 31 augustus 2006 de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de overige EVA-staten alle gegevens toe te zenden als vereist bij artikel 7, lid 3, van Richtlijn 86/362/EEG en artikel 4, lid 3, van Richtlijn 90/642/EEG met betrekking tot de controles die in 2005 worden uitgevoerd om er, op zijn minst door middel van steekproefbemonstering, voor te zorgen dat de maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelen in acht worden genomen, dat wil zeggen onder meer:

a)

de resultaten van hun nationale programma's met betrekking tot residuen van bestrijdingsmiddelen;

b)

nadere gegevens over de door hun laboratoria gehanteerde kwaliteitsbewakingsmethoden, en met name nadere gegevens over de in de richtsnoeren betreffende de procedures voor de kwaliteitsbewaking bij de analyse van bestrijdingsmiddelenresiduen voorkomende punten die zij niet hebben kunnen toepassen of met de toepassing waarvan zij problemen hebben ondervonden;

c)

nadere gegevens betreffende de erkenning, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren (aard van de erkenning, erkenningsinstantie en een kopie van het erkenningsdocument);

d)

nadere gegevens over proficiency tests en ringonderzoeken waaraan het laboratorium heeft deelgenomen.

7.

Uiterlijk op 30 september 2006 bij de Toezichthoudende Autoriteit het ontwerp in te dienen van het nationale programma voor 2007 voor de bewaking van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen als vastgesteld bij de Richtlijnen 90/642/EEG en 86/362/EEG, met informatie over:

a)

de criteria die zijn toegepast voor de bepaling van het aantal te nemen monsters en de uit te voeren analyses;

b)

de rapportageniveaus en de criteria aan de hand waarvan de rapportageniveaus zijn bepaald;

c)

nadere gegevens over de erkenning, overeenkomstig Richtlijn 93/99/EEG, van de laboratoria die de analyses uitvoeren.

Deze aanbeveling is gericht tot IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

Gedaan te Brussel, 11 mei 2006.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Kristján Andri STEFÁNSSON

Lid van het College

Niels FENGER

Directeur


(1)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/92/EG van de Commissie (PB L 311 van 10.11.2006, blz. 31).

(2)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/92/EG van de Commissie.

(3)  Codex Alimentarius, Pesticide Residues in Foodstuffs, Rome 1994, ISBN 92-5-203271-1; Deel. 2, blz. 372.

(4)  Document SANCO/10476/2003, http://europa.eu.int/comm/food/fs/ph_ps/pest/index_en.htm.

(5)  PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30.

(6)  PB L 290 van 24.11.1993, blz. 14. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 175 van 4.7.1991, blz. 35. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/14/EG (PB L 41 van 14.2.2003, blz 37).

(8)  PB L 49 van 28.2.1996, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/13/EG (PB L 41 van 14.2.2003, blz 33).

(9)  Bij druiven wordt een eenheid (d.w.z. een standaarddruiventros) geacht ongeveer 555 g te wegen.

(10)  Deze worden jaarlijks ter kennis van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid gebracht.


BIJLAGE I

Te bewaken combinaties bestrijdingsmiddel/product

Bestrijdingsmiddelresidu waarop de analyse betrekking moet hebben

2006

2007 (1)

2008 (1)

Acefaat

 (4)

 (5)

 (3)

Acetamiprid

 

 (5)

 (3)

Aldicarb

 (4)

 (5)

 (3)

Azinfos-methyl

 (4)

 (5)

 (3)

Azoxystrobin

 (4)

 (5)

 (3)

Benomylgroep

 (4)

 (5)

 (3)

Bifenthrin

 (4)

 (5)

 (3)

Broompropylaat

 (4)

 (5)

 (3)

Bupirimaat

 (4)

 (5)

 (3)

Buprofezin

 

 (5)

 (3)

Captan + Folpet

Captan

Folpet

 (4)

 (5)

 (3)

Carbaryl

 (4)

 (5)

 (3)

Chloormequat (2)

 (4)

 (5)

 (3)

Chloorthalonil

 (4)

 (5)

 (3)

Chloorprofam

 (4)

 (5)

 (3)

Chloorpyrifos

 (4)

 (5)

 (3)

Chloorpyrifosmethyl

 (4)

 (5)

 (3)

Cypermethrine

 (4)

 (5)

 (3)

Cyprodinil

 (4)

 (5)

 (3)

Deltamethrine

 (4)

 (5)

 (3)

Diazinon

 (4)

 (5)

 (3)

Dichlofluanide

 (4)

 (5)

 (3)

Dichloorvos

 

 (5)

 (3)

Dicofol

 (4)

 (5)

 (3)

Dimethoaat + Omethoaat

Dimethoaat

Omethoaat

 (4)

 (5)

 (3)

Difenylamine

 (4)

 (5)

 (3)

Endosulfan

 (4)

 (5)

 (3)

Fenhexamid

 (4)

 (5)

 (3)

Fenitrothion

 

 (5)

 (3)

Fludioxinil

 (4)

 (5)

 (3)

Imazalil

 (4)

 (5)

 (3)

Imidacloprid

 (4)

 (5)

 (3)

Indoxacarb

 

 (5)

 (3)

Iprodione

 (4)

 (5)

 (3)

Iprovalicarb

 

 (5)

 (3)

Kresoximmethyl

 (4)

 (5)

 (3)

Lambda-cyhalothrin

 (4)

 (5)

 (3)

Malathion

 (4)

 (5)

 (3)

Manebgroep

 (4)

 (5)

 (3)

Mepanipyrim

 

 (5)

 (3)

Methamidofos

 (4)

 (5)

 (3)

Metalaxyl

 (4)

 (5)

 (3)

Methidathion

 (4)

 (5)

 (3)

Methiocarb

 (4)

 (5)

 (3)

Methomyl

 (4)

 (5)

 (3)

Myclobutanil

 (4)

 (5)

 (3)

Oxydemeton-methyl

 (4)

 (5)

 (3)

Parathion

 (4)

 (5)

 (3)

Penconazool

 

 (5)

 (3)

Fosalon

 (4)

 (5)

 (3)

Pirimicarb

 (4)

 (5)

 (3)

Pirimifosmethyl

 (4)

 (5)

 (3)

Prochloraz

 

 (5)

 (3)

Procymidon

 (4)

 (5)

 (3)

Profenofos

 

 (5)

 (3)

Propargite

 (4)

 (5)

 (3)

Pyrethrines

 (4)

 (5)

 (3)

Pyrimethanil

 (4)

 (5)

 (3)

Pyriproxyfen

 

 (5)

 (3)

Quinoxifen

 

 (5)

 (3)

Spiroxamine

 (4)

 (5)

 (3)

Tebuconazool

 

 (5)

 (3)

Tebufenozide

 

 (5)

 (3)

Thiabendazool

 (4)

 (5)

 (3)

Tolcloflos-methyl

 (4)

 (5)

 (3)

Tolylfluanide

 (4)

 (5)

 (3)

Triadimefon + Triadimenol Triadimefon Triadimenol

 (4)

 (5)

 (3)

Vinchlozolin

 (4)

 (5)

 (3)


(1)  Indicatief voor 2007 en 2008, afhankelijk van de programma's die voor die jaren zullen worden aanbevolen.

(2)  Chloormequat moet alleen in peren en granen worden geanalyseerd.

(3)  Peren, bonen (vers of bevroren), aardappelen, wortelen, sinaasappelen of mandarijnen, spinazie (vers of bevroren), rijst en komkommer.

(4)  Bloemkool, paprika's, tarwe, aubergines, druiven, erwten (bevroren/vers, zonder peul), bananen en sinaasappelsap Voor sinaasappelsap geven de EVA-staten de herkomst aan (concentraat of verse vruchten).

(5)  Appelen, tomaten, sla, aardbeien, prei, sluitkool, rogge of haver, perziken inclusief nectarines en soortgelijke kruisingen.


Top