EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0429

2005/429/EG: Beschikking van de Commissie van 2 juni 2005 tot vaststelling van een specifiek toezichtprogramma in verband met het herstel van kabeljauwbestanden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1538)

OJ L 148, 11.6.2005, p. 36–44 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 21/06/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/429/oj

11.6.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/36


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 juni 2005

tot vaststelling van een specifiek toezichtprogramma in verband met het herstel van kabeljauwbestanden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 1538)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Deense, de Franse, de Nederlandse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2005/429/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 34 quater, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad (2) zijn herstelmaatregelen vastgesteld voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijk deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee.

(2)

In bijlage IVa bij Verordening (EG) nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3), zijn tijdelijke beperkingen van de visserij-inspanning en aanvullende voorwaarden op het gebied van toezicht, inspectie en bewaking in het kader van het herstel van bepaalde visbestanden vastgesteld, die gelden voor alle vormen van visserij waarbij de kans bestaat dat kabeljauw wordt gevangen in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijk deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee.

(3)

Voor het welslagen van deze maatregelen moet voor België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een specifiek toezichtprogramma worden vastgesteld, om te garanderen dat de instandhoudings- en controlemaatregelen van toepassing op de visserijactiviteiten die van invloed zijn op het herstel van de kabeljauwbestanden, voldoende worden toegepast.

(4)

Dit specifieke toezichtprogramma moet worden vastgesteld voor een periode van twee jaar en kan in het licht van eventuele nieuwe instandhoudingsmaatregelen dan wel op verzoek van een lidstaat opnieuw worden bezien. De resultaten van de toepassing van het specifieke toezichtprogramma moeten in samenwerking met de lidstaten periodiek worden geëvalueerd. Indien nodig kan het programma worden gewijzigd.

(5)

Om de inspectie en bewaking van de betrokken visserijtakken op het niveau van de Gemeenschap te harmoniseren, moeten er gemeenschappelijke regels worden opgesteld voor de inspectie- en bewakingsactiviteiten die moeten worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, en moeten de lidstaten nationale controleprogramma’s opstellen die aan deze gemeenschappelijke regels beantwoorden. Hiertoe moeten ook benchmarks voor de intensiteit van de inspectie- en bewakingsactiviteiten worden vastgesteld, evenals inspectieprioriteiten en procedures.

(6)

Uitwisselingen van nationale inspecteurs tussen lidstaten moeten worden aangemoedigd om de uniformiteit van de inspectie- en bewakingsactiviteiten te bevorderen en om bij te dragen aan de coördinatie van de controleactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten.

(7)

Om te waarborgen dat bij inbreuken passende maatregelen worden getroffen overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (4), moet een kader tot stand worden gebracht waarin alle betrokken autoriteiten elkaar om bijstand kunnen verzoeken en relevante inlichtingen kunnen uitwisselen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 34 bis en 34 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en artikel 28 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking wordt een specifiek toezichtprogramma vastgesteld (hierna „het specifieke toezichtprogramma” genoemd) voor een periode van twee jaar ter waarborging van de geharmoniseerde controle op de naleving van de regels voor het bevorderen van het herstel van de kabeljauwbestanden in de volgende gebieden, zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 423/2004:

a)

Kattegat;

b)

Noordzee;

c)

Skagerrak;

d)

oostelijk deel van het Kanaal;

e)

Ierse Zee;

f)

wateren ten westen van Schotland.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Het specifieke toezichtprogramma heeft betrekking op de inspectie en bewaking van:

a)

visserijactiviteiten in de in artikel 1 bedoelde gebieden door vaartuigen met typen vistuig waarbij volgens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 de kans bestaat dat kabeljauw wordt gevangen;

b)

alle verwante activiteiten, met inbegrip van het overladen, aanvoeren, verkopen, vervoeren en opslaan van visserijproducten, alsmede het registreren van de aanvoer en verkoop.

Artikel 3

Nationale controleprogramma's

1.   België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk stellen nationale controleprogramma's vast overeenkomstig de in bijlage I opgenomen gemeenschappelijke regels.

2.   De nationale controleprogramma’s moeten alle in bijlage II vermelde gegevens bevatten.

3.   Uiterlijk drie maanden na de kennisgeving van deze beschikking doen de in lid 1 genoemde lidstaten aan de Commissie hun nationale controleprogramma en het uitvoeringsschema voor de eerste zes maanden van dit programma toekomen. Dit schema bevat bijzonderheden over de personele en materiële middelen die worden ingezet en de periodes waarin en gebieden waar het programma wordt uitgevoerd.

4.   Daarna doen de betrokken lidstaten de Commissie om de zes maanden en uiterlijk 15 dagen voordat met de uitvoering van het programma wordt begonnen, een bijgewerkt uitvoeringsschema toekomen.

Artikel 4

Inspecties door de Commissie

1.   Inspecteurs van de Commissie kunnen zonder bijstand van inspecteurs van de betrokken lidstaat inspecties verrichten overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

2.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat verleent de inspecteurs van de Commissie alle bijstand die nodig is voor de in lid 1 bedoelde inspecties.

3.   De inspecteurs van de Commissie verifiëren hun bevindingen bij de inspecteurs van de betrokken lidstaat. Daartoe vergaderen zij na ieder inspectiebezoek met ambtenaren van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat teneinde hun bevindingen met hen te bespreken.

Artikel 5

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde lidstaten kunnen gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten ondernemen.

2.   Hiertoe moeten de betrokken lidstaten:

a)

ervoor zorgen dat inspecteurs uit andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om deel te nemen aan hun gezamenlijke inspectieactiviteiten;

b)

gezamenlijke operationele procedures opstellen voor hun bewakingsvaartuigen.

3.   Inspecteurs van de Commissie mogen deelnemen aan deze gezamenlijke inspecties.

Artikel 6

Inbreuken

1.   Indien een inspecteur van een bepaalde lidstaat in de wateren onder zijn jurisdictie een inbreuk constateert tijdens de inspectie van een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, deelt de betrokken lidstaat aan de vlaggenlidstaat de datum van de inspectie en de bijzonderheden betreffende de inbreuk mee.

2.   Indien de lidstaat van de inspecteur die de inbreuk heeft geconstateerd, geen verdere maatregelen neemt, neemt de vlaggenlidstaat onverwijld de nodige maatregelen om de bewijzen van de inbreuk in ontvangst te nemen en te evalueren. Daartoe verricht de vlaggenlidstaat alle verdere onderzoeken die nodig zijn in het kader van de follow-up van de inbreuk. Indien mogelijk inspecteert de vlaggenlidstaat het betrokken vissersvaartuig.

3.   Indien de vervolging van een inbreuk overeenkomstig artikel 31, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 aan een andere lidstaat wordt overgedragen, werken de lidstaten samen om ervoor te zorgen dat steeds alle door hun inspecteurs aangevoerde bewijzen van de inbreuk worden beveiligd en bewaard.

Artikel 7

Mededelingen

1.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde lidstaten delen de Commissie uiterlijk een maand na afloop van elke periode van zes maanden zoals bedoeld in artikel 3, leden 3, met betrekking tot die periode de volgende gegevens mee:

a)

het aantal vaartuigen per categorie vistuig dat onder de voorwaarden van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2003 toestemming heeft gekregen om op kabeljauw te vissen, met vermelding van de meest nauwkeurige raming van de verdeling van de vangstmogelijkheden onder deze vaartuigen;

b)

de verrichte inspectie- en bewakingsactiviteiten;

c)

alle inbreuken zoals omschreven in bijlage III die in de periode van zes maanden zijn geconstateerd, met voor iedere inbreuk de vlag van het vaartuig, de identificatiecode, de datum, de tijd en de plaats van de inspectie en de aard van de inbreuk; de lidstaten vermelden de aard van de inbreuk door te verwijzen naar de betrokken letter uit de lijst in bijlage III;

d)

alle andere dan de in bijlage III vermelde inbreuken die in de periode van zes maanden zijn geconstateerd;

e)

de stand van zaken met betrekking tot de follow-up van de geconstateerde inbreuken;

f)

alle relevante coördinatie- en samenwerkingsacties tussen de lidstaten.

2.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de betrokken lidstaten de door de inspecteurs verzamelde nadere gegevens, met name kopieën van de inspectieformulieren met de in bijlage IV vermelde gegevens.

Artikel 8

Beoordeling

De Commissie belegt minstens eenmaal per jaar een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de naleving en de resultaten van het specifieke toezichtprogramma te beoordelen.

Artikel 9

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 2 juni 2005.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1954/2003 (PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1).

(2)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

(3)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1.

(4)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.


BIJLAGE I

Gemeenschappelijke regels voor nationale controleprogramma’s zoals bedoeld in artikel 3, lid 1

1.   DOELSTELLINGEN

1.1.

Het algemene doel van de nationale controleprogramma’s is het controleren van de naleving van de toepasselijke wetgeving inzake:

a)

kwantitatieve beperkingen inzake het aan boord houden, aanvoeren, verkopen en vervoeren van gevangen hoeveelheden kabeljauw en geassocieerde soorten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 423/2004;

b)

logboeken, aanvoeraangiften, verkoopdocumenten en voorafgaande kennisgevingen van aanvoer, met inbegrip van het controleren van de betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens;

c)

algemene technische instandhoudingsmaatregelen en specifieke technische maatregelen voor de visserij op kabeljauw en geassocieerde soorten overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie (1).

1.2.

Het specifieke doel van de nationale controleprogramma’s is de geharmoniseerde tenuitvoerlegging van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 423/2004, en met name in de hoofdstukken IV en V van die verordening.

2.   STRATEGIE

Het specifieke toezichtprogramma voor kabeljauwbestanden moet vooral worden gericht op de inspectie en bewaking van visserijactiviteiten door vaartuigen met typen vistuig waarbij volgens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 de kans bestaat dat kabeljauw wordt gevangen. Om de doeltreffendheid van de inspectie- en bewakingsactiviteiten te controleren, vinden als aanvullend mechanisme voor kruiscontroles steekproefsgewijze inspecties bij het vervoer en de verkoop van kabeljauw plaats.

2.1.   Prioriteiten

Per categorie vistuig wordt het prioriteitsniveau bepaald op basis van de geldende beperkingen van de visserij-inspanning voor de vloten. Om deze reden dient iedere lidstaat specifieke prioriteiten te bepalen.

2.2.   Benchmarks

Na een overgangsperiode van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking voert iedere betrokken lidstaat zijn voor de inspecties vastgestelde uitvoeringsschema uit met inachtneming van de streefniveaus voor communautaire vaartuigen die in onderstaande tabel zijn vastgesteld:

Plaats van inspectie

Benchmarks

Inspectie in de haven

In de regel moet 20 % van het gewicht van de totale aanvoer van kabeljauw van alle plaatsen van aanvoer worden geïnspecteerd. In afwijking hiervan mag zo vaak worden geïnspecteerd als nodig is om per periode van drie maanden minstens éénmaal een aantal vaartuigen te inspecteren waarvan de vangst overeenkomt met minimaal 20 % van het gewicht van de totale aanvoer van kabeljauw. In totaal moet voldoende aangevoerde kabeljauw worden geïnspecteerd om te garanderen dat de totale hoeveelheid aangevoerde kabeljauw met een nauwkeurigheid van 95 % kan worden geraamd.

Verkoop

Van de totale hoeveelheid kabeljauw die op veilingen te koop wordt aangeboden, moet 5 % worden geïnspecteerd.

Inspectie op zee

Deze benchmark is flexibel en moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in ieder gebied. De benchmarks voor inspecties op zee moeten worden uitgedrukt in het aantal dagen patrouille op zee in het herstelgebied voor kabeljauw, indien mogelijk met een afzonderlijke benchmark voor het aantal dagen patrouille in specifieke gebieden.

Bewaking vanuit de lucht

Deze benchmark is flexibel en moet worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten in ieder gebied en rekening houdend met de middelen die de lidstaat ter beschikking staan.

3.   INSPECTIETAKEN

3.1.   Algemene inspectietaken

Voor iedere inspectie moet een inspectieverslag worden opgesteld. Inspecteurs moeten in elk geval het volgende controleren en in hun inspectieverslag vermelden:

a)

gegevens betreffende de identiteit van de bevoegde personen en betreffende het vaartuig of de voertuigen die betrokken waren bij de geïnspecteerde activiteiten;

b)

vergunningen, toelatingen, speciale visdocumenten,

c)

relevante documentatie van het vaartuig, zoals het logboek en de plattegronden van de visruimen.

De in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens en alle relevante bevindingen van de inspecties op zee, vanuit de lucht, in de haven of op enig moment tijdens de afzet, moeten in de inspectieverslagen worden vermeld.

Deze bevindingen moeten worden vergeleken met de gegevens die de inspecteurs ter beschikking worden gesteld door andere bevoegde autoriteiten, met inbegrip van gegevens afkomstig van het satellietvolgsysteem en lijsten van vaartuigen met vergunning.

3.2.   Specifieke inspectietaken voor bewaking vanuit de lucht

De inspecteurs moeten waarnemingen vanuit de lucht vergelijken met de gegevens betreffende de toegewezen visserij-inspanning.

De inspecteurs brengen verslag uit over de bewakingsactiviteiten ten behoeve van kruiscontroles.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan gebieden ten aanzien waarvan afwijkingen zijn vastgesteld, zoals de wateren ten westen van Schotland.

3.3.   Inspectietaken op zee

De inspecteurs moeten de aan boord gehouden hoeveelheden vis controleren en vergelijken met de hoeveelheden die zijn geregistreerd in het logboek, en tevens controleren of aan de verplichtingen inzake gescheiden opslag is voldaan.

De inspecteurs moeten controleren of het gebruikte vistuig voldoet aan de geldende wettelijke bepalingen en in het bijzonder of de één-net-regel wordt nageleefd.

3.4.   Inspectietaken bij aanvoer

De inspecteurs moeten systematisch het volgende controleren:

a)

de voorafgaande kennisgeving van de aanvoer met inbegrip van de gegevens over de aan boord gehouden vangsten;

b)

de ingevulde gegevens in het logboek, met inbegrip van de geregistreerde visserij-inspanning;

c)

de daadwerkelijk aan boord gehouden hoeveelheden;

d)

het vistuig aan boord;

e)

de samenstelling van de vangsten aan boord (bijvangstregels);

f)

de gescheiden opslag van kabeljauw.

3.5.   Inspectietaken bij vervoer en verkoop

Met betrekking tot het vervoer controleren de inspecteurs met name de relevante vervoersdocumenten en vergelijken deze met de daadwerkelijk vervoerde hoeveelheden.

Met betrekking tot de verkoop controleren de inspecteurs de documentatie (logboek, aanvoeraangiften en verkoopdocumenten), het sorteren en het wegen van de werkelijke hoeveelheden.


(1)  PB L 277 van 20.10.2001, blz. 13.


BIJLAGE II

Inhoud van de nationale controleprogramma’s zoals bedoeld in artikel 3, lid 2

De nationale controleprogramma’s moeten onder andere het volgende omvatten:

1.   CONTROLEMIDDELEN

1.1.   Personele middelen

Een raming van de aantallen inspecteurs die aan de wal en op zee worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet.

1.2.   Technische middelen

Een raming van de aantallen patrouillevaartuigen en vliegtuigen die worden ingezet, alsmede de periodes en gebieden waarin zij worden ingezet.

1.3.   Financiële middelen

Een raming van de begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de inzet van personele middelen, patrouillevaartuigen en vliegtuigen.

2.   AANGEWEZEN HAVENS

Een lijst van de aangewezen havens waar hoeveelheden kabeljauw van meer dan twee ton moeten worden aangevoerd.

3.   CONTROLE VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

Het bestaande systeem voor de toewijzing van, het toezicht op en de controle van de visserij-inspanning, met inbegrip van:

3.1.

de definitie van een dag aanwezigheid in het gebied;

3.2.

het toegepaste systeem voor het controleren van het track record van vaartuigen ten behoeve van de toewijzing van extra dagen;

3.3.

het toegepaste systeem voor het controleren van de naleving van de bijvangstbeperkingen voor vaartuigen waaraan extra dagen zijn toegewezen of waarvoor afwijkingen gelden;

3.4.

de instructies voor de sector inzake het registreren van de voorgenomen beheersperiode en vistuigcategorie;

3.5.

de instructies voor de sector inzake het registreren van hun voornemen om binnen een beheersperiode meer dan één type vistuig te gebruiken;

3.6.

de wijze van beheer van de inspanningsgegevens en de structuur van de database;

3.7.

het toegepaste systeem voor de overdracht van dagen;

3.8.

het toegepaste systeem voor de toewijzing van extra dagen;

3.9.

het toegepaste systeem voor het niet-toekennen van doorvaartdagen;

3.10.

het toegepaste systeem om te waarborgen dat een overeenkomstige hoeveelheid vangstcapaciteit wordt teruggetrokken om vaartuigen zonder track record in een gebied te laten vissen.

4.   REGELING INZAKE DE VISSERIJ-INSPANNING

De voorwaarden betreffende de regeling inzake de visserij-inspanning, met inbegrip van:

4.1.

een beschrijving van het toegepaste systeem voor hailberichten;

4.2.

een beschrijving van alternatieve controlemaatregelen;

4.3.

het bestaande systeem om de naleving van de voorwaarden inzake voorafgaande kennisgevingen te garanderen;

4.4.

de methode voor het verlenen van toestemming voor aanvoer (facultatief);

4.5.

de methode voor het berekenen van de tolerantiemarge voor de raming van hoeveelheden;

4.6.

gescheiden opslag;

4.7.

bemonsteringsplan voor de weging van de aanvoer;

4.8.

vervoerdocumenten.

5.   INSPECTIEPROTOCOLS

Protocols voor inspecties bij de aanvoer, bij de eerste verkoop, na de eerste verkoop en bij het vervoer.

Protocols voor inspecties op zee.

6.   RICHTSNOEREN

Richtsnoeren voor inspecteurs, producentenorganisaties en vissers..

7.   COMMUNICATIEPROTOCOLS

Protocols voor de communicatie met de bevoegde autoriteiten die door andere lidstaten zijn belast met het specifieke toezichtprogramma voor kabeljauw.

8.   UITWISSELINGEN VAN INSPECTEURS

Protocols voor uitwisselingen van inspecteurs met vermelding van de bevoegdheden van inspecteurs in de EEZ van een andere lidstaat.

Specifieke benchmarks voor inspecties

Iedere lidstaat stelt specifieke benchmarks vast. Deze benchmarks worden aan alle betrokken lidstaten meegedeeld en na analyse van de behaalde resultaten periodiek herzien. De benchmarks voor inspecties worden geleidelijk aangepast totdat de in bijlage I bij deze verordening omschreven streefwaarden zijn gehaald.


BIJLAGE III

Lijst van inbreuken zoals bedoeld in artikel 7

A.

De kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger heeft niet voldaan aan de vereisten inzake voorafgaande kennisgeving van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 423/2004 alvorens hij in een lidstaat een haven binnenvaart met meer dan 1 ton kabeljauw aan boord.

B.

De kapitein van een vissersvaartuig met meer dan 2 ton kabeljauw aan boord heeft de vangst niet, zoals vereist op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 423/2004, in een daartoe aangewezen haven aangeland.

C.

Het vissersvaartuig is meer dagen buitengaats geweest dan het aantal dagen dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 door de Raad is vastgesteld.

D.

Er is geknoeid met het satellietvolgsysteem in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie (1).

E.

Bepaalde gegevens in de logboeken, met inbegrip van inspanningsgegevens, aanvoeraangiften, verkoopdocumenten, gegevens betreffende overladingen en vervoerdocumenten, zijn vervalst of niet geregistreerd, of de betrokken documenten zijn niet bewaard of ingediend overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 423/2004.

F.

De kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger heeft de autoriteiten van de vlaggenlidstaat niet in kennis gesteld van het vistuig dat hij gedurende de volgende beheersperiode wil gebruiken, zoals overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 door de Raad is vastgesteld.

G.

De kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger heeft niet voldaan aan de vereiste om gedurende een bepaalde visreis slechts één type vistuig aan boord te houden, zoals overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 door de Raad is vastgesteld.

H.

De kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger heeft geen voorafgaande kennisgeving gedaan van het type vistuig dat tijdens een visreis aan boord wordt gehouden, zoals overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 423/2004 door de Raad is vastgesteld.


(1)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


BIJLAGE IV

Specifieke gegevens die moeten worden vermeld in het inspectieformulier voor mededelingen overeenkomstig artikel 7, lid 2

KENNISGEVINGEN

Image

VAARTUIGDOCUMENTEN

Image

CONTROLE VAN HET LOGBOEK

Image

CONTROLE VAN DE OPSLAG VAN KABELJAUW

Image


Top