EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005D0313

2005/313/EG: Beschikking van de Commissie van 16 maart 2004 betreffende de steunmaatregel die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ter bestrijding van de crisis in de perzikteelt in Piemonte (Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 473)

OJ L 100, 20.4.2005, p. 19–25 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2005/313(1)/oj

20.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/19


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 maart 2004

betreffende de steunmaatregel die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ter bestrijding van de crisis in de perzikteelt in Piemonte

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 473)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2005/313/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Bij een op 25 september 2002 geregistreerde brief van 20 september 2002 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie in kennis gesteld van een steunmaatregel ter bestrijding van de crisis in de perzikteelt in Piemonte.

(2)

Bij een op 15 april 2003 geregistreerde brief van 10 april 2003 en bij een op 8 augustus 2003 geregistreerde brief van 7 augustus 2003 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie de nadere informatie verstrekt waar deze de Italiaanse autoriteiten om had verzocht bij brief van 13 november 2002 en van 5 juni 2003.

(3)

Bij brief van 2 oktober 2003 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden ten aanzien van deze steunmaatregel.

(4)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (1) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(5)

De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen terzake ontvangen.

II.   BESCHRIJVING

(6)

De betrokken maatregel is aangemeld naar aanleiding van het noodweer, en met name de hagel, waardoor Piemonte in 2002 is geteisterd en de perzik- en nectarineteelt aldaar schade heeft geleden. Aanvankelijk was het de bedoeling 6 000 ton fruit (perziken en nectarines) van de markt te halen en te composteren. Volgens de Italiaanse autoriteiten moet deze maatregel in aanmerking kunnen komen voor de afwijking als bedoeld in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag.

(7)

Op 25, 26, 27 en 30 september 2002 zijn in totaal 204,16 ton perziken (waarde: 18 782 EUR) en 977,94 ton nectarines (waarde: 89 970,48 EUR) van de markt gehaald. Het ging dus om een totale hoeveelheid van 1 182,10 ton fruit. Aangezien de geplande steun 0,092 EUR per kilo van de markt gehaald fruit bedroeg, beloopt de totale begroting voor de steunmaatregel 108 752 EUR.

(8)

Zoals blijkt uit de kennisgeving hebben de bij de maatregel betrokken telers die tot de vereniging Asprofrut (2) behoren, door het hierboven vermelde noodweer verliezen geleden die groter zijn dan 30 % van de gemiddelde productie in het verleden.

(9)

De gemiddelde regionale productie over de afgelopen drie jaar bedroeg in totaal 144 692 ton (86 059 ton perziken en 58 633 ton nectarines).

(10)

Uit de bij de kennisgeving verstrekte gegevens blijkt dat de staatssteun kon worden gemotiveerd door de volgende factoren:

in Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (3) is bepaald dat voor elk verkoopseizoen maximaal 10 % van de per telersvereniging in de handel gebrachte producten uit de markt kan worden genomen; dat percentage mag met drie procent stijgen, mits het gemiddelde van 10 % over de afgelopen drie jaar niet wordt overschreden;

de telersverenigingen in de regio hadden reeds gebruikgemaakt van de stijging met drie procent binnen de toegestane grenzen.

III.   INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2, VAN HET VERDRAG

(11)

De Commissie heeft de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ingeleid, omdat zij betwijfelde of de steunmaatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(12)

Het eerste aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is het feit dat uit de door de Italiaanse autoriteiten in de loop van de briefwisseling met de Commissie verstrekte informatie steeds duidelijker naar voren is gekomen dat de crisissituatie niet zozeer door weersomstandigheden, maar veeleer door de ongunstige ontwikkeling van de handel is veroorzaakt, met andere woorden een parameter die tot de normale risico’s van de landbouwactiviteit behoort (de Italiaanse autoriteiten hebben bijvoorbeeld in hun brief van 7 augustus 2003 verklaard dat de crisissituatie meer aan de markten te wijten was dan aan een daling van de productie; bovendien is het verlies berekend in termen van omzet en niet van productie — zie overweging 13).

(13)

Het tweede aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is het feit dat de Italiaanse autoriteiten, na gewag te hebben gemaakt van een verlies ten opzichte van een gemiddelde productie over de voorafgaande jaren, erkend hebben dat de verliezen waren berekend ten opzichte van de omzet van de bedrijven, terwijl in punt 11.3 van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (hierna genoemd „de richtsnoeren”) (4), op basis waarvan de steun ter compensatie van landbouwers voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden wordt beoordeeld, een verliesberekeningsmethode is beschreven die betrekking heeft op de productieverliezen (met de factor „prijs” wordt pas rekening gehouden nadat het verlies op het niveau van de productie is bepaald).

(14)

Het derde aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is het feit dat, volgens de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte schattingen, in 2002 een grotere gemiddelde productie van perziken en nectarines kon worden verwacht dan in de vorige drie jaar, terwijl overeenkomstig punt 11.3.1 van de richtsnoeren steun slechts is toegestaan indien de schade 20 % van de normale productie in de probleemgebieden bereikt en 30 % in de overige gebieden (zoals vermeld in overweging 9, bedroeg de gemiddelde regionale productie over de drie aan de bedoelde gebeurtenis voorafgaande jaren in totaal 144 692 ton — 86 059 ton perziken en 58 633 ton nectarines; voor 2002 werd de productie geraamd op 147 300 ton — 86 300 ton perziken en 61 000 ton nectarines).

(15)

Het vierde aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is de keuze van de jaren op basis waarvan de productie van een normaal jaar is bepaald om het geleden verlies te berekenen. Overeenkomstig punt 11.3.2 van de richtsnoeren wordt de brutoproductie in een normaal jaar berekend aan de hand van de gemiddelde brutoproductie over de voorafgaande drie jaren, exclusief jaren waarvoor vergoedingen zijn betaald in verband met ongunstige weersomstandigheden. De Italiaanse autoriteiten hebben evenwel het geleden verlies berekend ten opzichte van de drie jaren die voorafgaan aan het bovengenoemde noodweer, terwijl naar hun zeggen weliswaar geen enkele specifieke vergoeding is verleend in de sector perziken en nectarines, maar bedrijven waar deze beide soorten fruit worden geteeld, hebben in de loop van de drie jaren in kwestie voor leningen die zijn toegekend ter compensatie van schade die aan ongunstige weersomstandigheden te wijten is, rentesubsidies ontvangen waarvan de waarde ten minste 35 % van de verkoopbare brutoproductie vertegenwoordigt. Ten aanzien van deze informatie kan men zich moeilijk voorstellen dat de perzik- en nectarineteelt gespaard zou zijn door het noodweer dat het gehele bedrijf heeft getroffen en dat dus een landbouwer van wie het bedrijf in zijn geheel was getroffen, steun zou hebben ontvangen voor al zijn teelten, met uitzondering van de perzik- en nectarineteelt.

(16)

Het vijfde aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is de geschiktheid van de methode voor het berekenen van de steun. Om het bedrag van de uit te keren steun (0,092 EUR per kilo) te berekenen, hadden de Italiaanse autoriteiten in feite uitsluitend de gemiddelde marktprijzen in september 2002 voor verpakte verse producten (0,5 EUR per kilo voor nectarines en 0,45 EUR per kilo voor perziken) gebruikt en niet de gemiddelde prijzen over de drie aan de gebeurtenis voorafgaande jaren, exclusief alle jaren waarvoor vergoedingen zijn betaald in verband met ongunstige weersomstandigheden, zoals voorgeschreven in punt 11.3.2 van de richtsnoeren. Volgens dezelfde autoriteiten moest deze methode het mogelijk maken overcompensatie van de door de landbouwers geleden verliezen te voorkomen, aangezien het verlies te wijten was aan de afzetderving van de producten en dat de kostprijs van een kilo product kon worden geraamd op circa 50 % van de marktprijs. Ten aanzien van deze informatie kon de Commissie alleen maar constateren dat niet aan de bepalingen van punt 11.3.2 van de richtsnoeren was voldaan en concluderen dat de steun bestemd leek om verliezen te compenseren die niet aan een productieverlies waren te wijten, maar aan een verlies in verband met de ongunstige ontwikkeling van de markt.

(17)

In verband hiermee had de Commissie ook nog twijfels over de geschiktheid van de grondslag voor het berekenen van de steun, omdat de Italiaanse autoriteiten noch over het aftrekken van kosten die de landbouwer niet heeft gemaakt als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden, noch over de eventueel uit verzekering ontvangen bedragen en de eventueel ontvangen directe steun nadere gegevens hebben verstrekt, terwijl overeenkomstig de punten 11.3.2 en 11.3.6 van de richtsnoeren deze bedragen in mindering moeten worden gebracht.

(18)

Het zesde aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt hangt samen met de naleving van de bepalingen van punt 11.3.8 van de richtsnoeren, volgens welke het steunbedrag dat aan een telersvereniging wordt betaald, niet hoger mag zijn dan het werkelijk door de landbouwer geleden verlies. Het begrip werkelijk verlies komt hier gezien de reeds vermelde twijfels (verlies van omzet en niet van productie, niet geheel betrouwbare methode voor het berekenen van de verliezen) op losse schroeven te staan. Voorts heeft de Commissie, aangezien de Italiaanse autoriteiten hebben gesignaleerd dat de telersvereniging de steun volledig aan de landbouwers zou overdragen, na het bedrag van de door haar gemaakte kosten in mindering te hebben gebracht, bij gebrek aan nadere gegevens niet kunnen uitmaken of de kosten in kwestie, waarvan de aard niet nader werd omschreven, niet buitensporig waren en of de aan de betrokken telersvereniging uitgekeerde steun aan de telers naar rata van de door hen geleden verliezen zou worden overgedragen.

(19)

Het zevende aspect dat de Commissie doet twijfelen aan de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt is het bestaan van een vermoeden van inbreuk op de normen die bij Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn vastgesteld voor de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector groenten en fruit. Aangezien de telersverenigingen in Piemonte reeds de in de genoemde verordening geboden mogelijkheden voor het uit de markt nemen van producten hadden uitgeput (zie overweging 10), zou het verlenen van staatssteun voor het uit de markt nemen van een hoeveelheid producten waarmee de vastgestelde mogelijkheden worden overschreden, in strijd zijn met de normen inzake de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit, terwijl de normale werking van de gemeenschappelijke markt erdoor zou worden verstoord. Overeenkomstig punt 3.2 van de richtsnoeren kan de Commissie in geen geval haar goedkeuring hechten aan een steunmaatregel die onverenigbaar is met de bepalingen inzake een gemeenschappelijke marktordening of die de correcte werking ervan zou verstoren.

(20)

De Commissie heeft ten slotte, bij gebrek aan voldoende gegevens, niet kunnen nagaan of de steun reeds is uitgekeerd en of deze al dan niet cumuleerbaar is met andere steunmaatregelen van gelijke strekking.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(21)

Bij de op 19 januari 2004 geregistreerde brief van 16 januari 2004 heeft de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie een brief van de Italiaanse autoriteiten toegezonden met hun opmerkingen naar aanleiding van de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de steunmaatregel in kwestie.

(22)

Met betrekking tot het in mindering brengen van de kosten die de landbouwers niet hebben gemaakt (zie overweging 17), hebben de Italiaanse autoriteiten erop gewezen dat, aangezien het probleem niet was dat geen productie heeft plaatsgevonden, alle fasen van de teelt zijn doorlopen en de desbetreffende kosten zijn gemaakt.

(23)

Met betrekking tot de noodzaak overcompensatie van het geleden verlies te voorkomen (zie de overwegingen 15 en 16) hebben de Italiaanse autoriteiten verklaard dat zij, afgezien van de ongeschiktheid van de toegepaste berekeningsmethode, cijfers meenden te hebben verstrekt die enige mate van overcompensatie hoogst onwaarschijnlijk maakten. Voorts hebben zij nogmaals bevestigd dat, gezien de wanverhouding tussen het steunbedrag en de gehanteerde marktprijs en het feit dat de kostprijs overeenkomt met ongeveer de helft van de bovengenoemde marktprijs, moeilijk kon worden gedacht dat de verliezen van de sector al te gering waren om daarvoor steun te verlenen.

(24)

Wat ten slotte de naleving van de bepalingen van punt 11.3.8 van de richtsnoeren (zie overweging 18) betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten verklaard dat de steun zou worden verdeeld naar rata van de door de leden van de telersvereniging geleden schade (te bepalen op basis van de geleverde hoeveelheid) en dat zij erop zouden toezien dat het door de telersvereniging ingehouden gedeelte van de steun wordt gebruikt om uitsluitend de reële kosten van de telersvereniging te dekken.

(25)

De door de permanente vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie toegezonden brief van 16 januari 2004 bevat bovendien een reactie van de telersvereniging die de eventuele steun ten goede zou komen (Asprofrut). Deze laatste verklaart dat het verkoopseizoen 2002 bijzonder moeilijk is geweest, vooral vanwege de weersomstandigheden in de regio in de maand augustus en het noodweer dat in dezelfde periode de landen van Midden-Europa heeft getroffen die tot haar gewone klanten behoren. De vereniging wijst erop dat zij van de Regio de gevraagde toestemming heeft verkregen om producten uit de markt te nemen die niet door de hagel waren beschadigd en aan de communautaire afzetnormen beantwoordden, maar die uiteindelijk voor industriële verwerking werden bestemd wegens het bederf dat is opgetreden tussen de datum waarop het desbetreffende verzoek is ingediend en het begin van de verrichtingen om de producten van de markt te nemen.

V.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(26)

Volgens artikel 87, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. De maatregel in kwestie beantwoordt aan deze definitie, omdat hij op bepaalde producties betrekking heeft en van invloed kan zijn op het handelsverkeer, gezien de plaats die Italië op het gebied van deze producties inneemt (in 2001 was Italië de tweede producent van perziken en de eerste producent van nectarines in de Unie).

(27)

In de in artikel 87, leden 2 en 3, van het Verdrag bedoelde gevallen kunnen echter bepaalde maatregelen, bij wijze van afwijking, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn.

(28)

In het onderhavige geval hadden de Italiaanse autoriteiten verklaard dat de schade aan de producten in kwestie te wijten was aan ongunstige weersomstandigheden.

(29)

Zoals reeds gesignaleerd in overweging 12, is de Commissie in de loop van de briefwisseling met de Italiaanse autoriteiten tot de conclusie gekomen dat niet de weersomstandigheden de oorzaak van de crisissituatie waren, maar wel de ongunstige ontwikkeling van de markt, met andere woorden een parameter die onder de normale risico’s van de landbouwactiviteit valt.

(30)

De opmerkingen die de Italiaanse autoriteiten hebben gemaakt na de inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag, hebben geen enkel nieuw element opgeleverd waardoor deze gedachtegang minder aannemelijk lijkt. Integendeel, ten aanzien van de opmerking van de Italiaanse autoriteiten dat, aangezien de crisis niet te wijten was aan het probleem dat er geen productie had plaatsgevonden, alle fasen van de teelt zijn doorlopen en vooral ten aanzien van de verklaring van de vereniging Asprofrut die stelt dat van de Regio de gevraagde toestemming is verkregen om producten uit de markt te nemen die niet door de hagel waren beschadigd en aan de communautaire afzetnormen beantwoordden, maar die uiteindelijk voor industriële verwerking werden bestemd wegens het bederf dat is opgetreden tussen de datum waarop het desbetreffende verzoek is ingediend en het begin van de verrichtingen om de producten van de markt te nemen (zie de overwegingen 22 en 25), kan de Commissie niet anders dan blijven twijfelen aan het verband tussen het uit de markt nemen, met de daarmee gepaard gaande steunmaatregel, en een productieverlies als gevolg van weersomstandigheden. De maatregel blijkt dus eerder samen te hangen met een ongunstige ontwikkeling van de markt, met andere woorden met een gebeurtenis die tot de normale risico’s van de landbouw behoort.

(31)

Wat de twijfels ten aanzien van de overwegingen 13, 14 en 15 betreft, die alle betrekking hebben op de geschiktheid van de methode voor het berekenen van de verliezen, kan de Commissie, ook al zou ze zich aansluiten bij de zienswijze van de Italiaanse autoriteiten inzake de compensatie van verliezen als gevolg van natuurrampen en de in overweging 30 uiteengezette overwegingen buiten beschouwing laten, in de opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten geen gegevens vinden die een rechtvaardiging inhouden voor het gebruik van een methode voor het berekenen van de verliezen welke op de omzet in plaats van op de productie is gebaseerd en evenmin voor de keuze van de referentiejaren.

(32)

Wat de keuze van de berekeningsmethode betreft, moet overigens worden onderstreept dat, hoewel punt 11.3.2 van de richtsnoeren in de mogelijkheid voorziet een andere dan de aanbevolen methode voor het berekenen van de verliezen toe te passen, die andere methode het mogelijk moet maken een productieverlies te bepalen (zie het beginsel (5) volgens welk „de Commissie … andere methoden voor de berekening van de normale productie, met inbegrip van regionale referentiewaarden, zal accepteren, op voorwaarde dat zij ervan overtuigd is dat deze methoden representatieve resultaten opleveren en niet gebaseerd zijn op abnormaal hoge opbrengsten”). De verwijzing naar de omzet kan bijgevolg niet worden gerechtvaardigd in het licht van de bepalingen van punt 11.3.2 van de richtsnoeren.

(33)

De Commissie merkt voorts op dat de Italiaanse autoriteiten in de brief van 16 januari 2004 geen enkele rechtvaardiging hebben geleverd voor de keuze van de referentiejaren die voor de berekening van het geleden verlies zijn gebruikt, en dat zij evenmin hebben uitgelegd hoe een productieverlies van 20 en 30 % mogelijk zou zijn, terwijl volgens de ramingen de productie van de regio in 2002 hoger zou zijn dan in de drie jaren welke als referentie voor de berekening van de verliezen zijn gebruikt.

(34)

Bij gebrek aan deze gegevens weet de Commissie nog steeds niet waarom de Italiaanse autoriteiten als referentiepunt jaren hebben gebruikt waarin, volgens hun zeggen, bepaalde bedrijven die perziken en nectarines teelden, rentesubsidies hadden verkregen op leningen die waren toegekend ter compensatie van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden en die ten minste 35 % van de voor afzet geschikte brutoproductie vertegenwoordigden (zoals opgemerkt in overweging 15, kan men zich moeilijk voorstellen dat de perzik- en nectarineteelt gespaard kon blijven van ongunstige weersomstandigheden die het gehele bedrijf hebben getroffen en dat een landbouwer wiens bedrijf in zijn geheel was getroffen, steun kon genieten voor alle teelten, behalve de perzik- en nectarineteelt). De Commissie weet evenmin hoe de Italiaanse autoriteiten een verlies van 20 of 30 % als gevolg van ongunstige weervomstandigheden zouden kunnen rechtvaardigen, terwijl, naast het feit dat de ramingen voor de productie in 2002 gunstiger bleken dan de cijfers voor de drie als referentie gebruikte jaren, uit de opmerkingen van de vereniging Asprofrut naar voren komt dat de uit de markt genomen producten niet door de hagel waren beschadigd, maar uiteindelijk voor industriële verwerking werden bestemd wegens het bederf dat is opgetreden tussen de datum waarop het verzoek om de producten uit de markt te nemen is ingediend en het begin van de verrichtingen om de producten uit de markt nemen (zie overweging 31).

(35)

In deze context zou de Commissie, ook al zou ze het standpunt van de Italiaanse autoriteiten met betrekking tot de compensatie voor verliezen als gevolg van natuurrampen kunnen aanvaarden, hoe dan ook nog twijfelen aan de geschiktheid van de wijze van berekening van de verliesdrempel vanaf welke recht op steun wordt verkregen, het overschrijden van die drempel en het in aanmerking komen van de perzik- en nectarinetelers voor steun op grond van punt 11.3 van de richtsnoeren. Het hanteren van de omzet (met andere woorden een parameter die duidelijk pas na de weersomstandigheden bruikbaar wordt) versterkt in feite alleen maar de constatering in overweging 30, namelijk dat de maatregel om de producten uit de markt nemen, die gepaard ging met de steunmaatregel, meer lijkt samen te hangen met een ongunstige ontwikkeling van de markt, met andere woorden met een gebeurtenis die tot de normale risico’s van de landbouw behoort.

(36)

Wat de in overweging 16 vermelde twijfels betreft, welke betrekking hebben op de geschiktheid van de methode voor het berekenen van de steunbedragen, hebben de Italiaanse autoriteiten in de brief van 16 januari 2004 zelf erkend dat hun methode voor het berekenen van de steun ongeschikt is, alvorens erop te wijzen dat de verstrekte cijfers de Commissie in staat moeten stellen dat er geen sprake kan zijn van overcompensatie van het geleden verlies. Ook in dit geval kan de Commissie, ook al zou ze het standpunt van de Italiaanse autoriteiten met betrekking tot de compensatie voor verliezen als gevolg van natuurrampen kunnen aanvaarden, ten aanzien van de erkende ongeschiktheid van de berekeningsmethode alleen maar twijfelen aan de verenigbaarheid van de voorgenomen steun met de gemeenschappelijke markt.

(37)

Het fundamentele probleem is hier eens te meer dat, zoals de Italiaanse autoriteiten hebben verklaard, de door de betrokken bedrijven geleden schade te wijten is aan het niet verkopen van de producten (zie overweging 16) en niet aan het niet produceren ervan (zie overweging 30). De Commissie kan dus nogmaals alleen maar betwijfelen dat met de voorgenomen steun andere doeleinden worden beoogd dan het compenseren van de inkomensderving die te wijten is aan een ongunstige ontwikkeling van de markt, hetgeen tot de normale risico’s van de landbouwactiviteit behoort.

(38)

Wat de in de overwegingen 17 en 18 uitgesproken twijfels betreft (met betrekking tot de geschiktheid van de grondslag voor de berekening van de steunbedragen, omdat de Italiaanse autoriteiten geen nadere gegevens hadden verstrekt over het in mindering brengen van de kosten die de landbouwer als gevolg van het noodweer niet heeft gemaakt, en evenmin over de eventueel uit verzekering ontvangen bedragen of over bedragen van rechtstreekse steunbetalingen), neemt de Commissie nota van het feit dat de Italiaanse autoriteiten in de brief van 16 januari 2004 alleen maar hebben meegedeeld dat de voorgenomen steun niet behoefde te worden verminderd met niet door de landbouwer gedragen kosten omdat, aangezien het probleem niet was dat er geen productie had plaatsgevonden, alle fasen van de teelt waren doorlopen en de desbetreffende kosten waren gemaakt.

(39)

Ten aanzien van dit antwoord constateert de Commissie dat, hoewel de vraag van het eventueel in mindering brengen van niet door de landbouwers gemaakte kosten is beantwoord, er geen enkele aanwijzing is verstrekt over het in mindering brengen van eventueel rechtstreeks ontvangen steun of over uit verzekering ontvangen bedragen. Mocht de Commissie het reeds herhaaldelijk vermelde standpunt van de Italiaanse autoriteiten kunnen aanvaarden, zou dit ontbreken van nadere gegevens op zichzelf al volstaan om de twijfel aan de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt te blijven koesteren, omdat de Commissie zich er niet van kan vergewissen dat aan alle voorwaarden van punt 11.3 van de richtsnoeren is voldaan.

(40)

Wat de in overweging 18 vermelde twijfels in verband met de naleving van punt 11.3.8 van de richtsnoeren betreft, neemt de Commissie nota van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens, volgens welke de steun zou worden verdeeld naar rata van het door de leden van de telersvereniging geleden verlies (te bepalen op basis van de geleverde hoeveelheid) en de autoriteiten er zelf op zouden toezien dat het door de telersvereniging ingehouden deel van de steun wordt bestemd om uitsluitend de reële kosten van de vereniging te dekken. Gezien deze situatie kan de Commissie, ook al zou ze het bovengenoemde standpunt van de Italiaanse autoriteiten kunnen aanvaarden, alleen maar blijven betwijfelen of aan de bepalingen van punt 11.3.8 van de richtsnoeren is voldaan, aangezien de geleverde hoeveelheid geen objectieve factor voor het bepalen van het geleden verlies was, omdat fruit uit de markt werd genomen dat niet door de hagel was beschadigd, maar dat voor industriële verwerking werd bestemd wegens het bederf dat is opgetreden tussen de datum waarop het verzoek om de producten uit de markt te mogen nemen is ingediend (zie overweging 30) en het begin van de feitelijke verrichtingen om de producten uit de markt te nemen en omdat zij, bij gebrek aan de nochtans gevraagde gegevens over de aard van de door de telersvereniging Asprofrut gedragen kosten, zich er niet van kan vergewissen dat deze laatste kosten niet te hoog zijn geraamd, hetgeen zou betekenen dat aan deze organisatie steun voor de bedrijfsvoering wordt verleend.

(41)

Wat de in overweging 19 uitgesproken twijfels betreft in verband met het bestaan van een vermoeden van inbreuk op de bij Verordening (EG) nr. 2200/96 vastgestelde normen inzake de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector groenten en fruit, moet de Commissie constateren dat de Italiaanse autoriteiten geen enkel argument hebben aangevoerd dat dergelijk vermoeden ontkracht. Gezien de context waarin de producten uit de markt zijn genomen, namelijk op een moment waarop de telersverenigingen in Piemonte reeds de in de bovengenoemde verordening bedoelde mogelijkheden om producten uit de markt te nemen, hadden uitgeput (zie overweging 10), kan de Commissie alleen maar concluderen dat de toekenning van staatssteun voor het uit de markt nemen van producten waarbij de vastgestelde mogelijkheden worden overschreden, strijdig zou zijn met de normen inzake de gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector groenten en fruit en dat de normale werking van de gemeenschappelijke markt erdoor zou worden verstoord.

(42)

Met betrekking tot de betaling van de steun en een eventuele cumulering ten slotte merkt de Commissie op dat de Italiaanse autoriteiten in de brief van 16 januari 2004 hebben verklaard dat de steun niet was uitgekeerd en de telersvereniging Asprofrut heeft bevestigd dat geen enkel bedrag is ontvangen. Er is evenwel niet geantwoord op de vraag of de steun kan worden gecumuleerd met andere steunmaatregelen die hetzelfde doel beogen. Eventuele cumulering kan immers leiden tot overcompensatie van het geleden verlies, hetgeen in strijd is met de bepalingen van punt 11.3 van de richtsnoeren.

VI.   CONCLUSIES

(43)

Uit de bovenstaande overwegingen blijkt dat de voorgenomen steun ten gunste van de telersvereniging Asprofrut om de kosten van het uit de markt nemen van perziken en nectarines te dekken, niet kan worden beschouwd als compensatie voor verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden, maar een middel vormt om bepaalde producenten te vergoeden voor een inkomensderving die te wijten is aan een ongunstige ontwikkeling van de markt, wat tot de normale risico’s van de landbouwactiviteit behoort. Steun verlenen om in een normaal risico van de landbouwactiviteit te voorzien, betekent dat aan de begunstigde of begunstigden steun voor de bedrijfsvoering wordt verleend die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(44)

Ook al zou het standpunt van de Italiaanse autoriteiten inzake de compensatie van een verlies als gevolg van ongunstige weersomstandigheden kunnen worden aanvaard, laten de verklaringen van deze autoriteiten nog te veel punten in het ongewisse, opdat de Commissie in overweging zou kunnen nemen dat de steun is verleend met inachtneming van het bepaalde in punt 11.3 van de richtsnoeren. Uit dat oogpunt kan de steun dus niet in aanmerking komen voor de in artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag bedoelde afwijking, zoals gevraagd door de Italiaanse autoriteiten, en evenmin voor de in artikel 87, lid 3, onder c), bedoelde afwijking, aangezien de ontwikkeling van de sector niet wordt vergemakkelijkt. De steunmaatregel is zo gezien dus onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(45)

Ten slotte blijft het vermoeden van inbreuk op de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2200/96. Daar de producten uit de markt worden genomen op het moment dat de telersverenigingen in Piemonte de mogelijkheden hebben uitgeput om nog producten uit de markt te nemen, zou het verlenen van steun tot financiering van een dergelijke verrichting waarbij de grenzen worden overschreden die zijn vastgelegd in een verordening inzake de ordening van de markten voor groenten en fruit op Europees niveau, de normale werking van deze markten dreigen te verstoren. Overeenkomstig punt 3.2 van de richtsnoeren kan de Commissie in geen geval steun goedkeuren die met de bepalingen inzake een gemeenschappelijke marktordening onverenigbaar is of die een belemmering voor het naar behoren functioneren van een gemeenschappelijke marktordening zou vormen. De steun moet derhalve als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd.

(46)

De Commissie behoeft de terugvordering van het steunbedrag niet op te leggen, aangezien de steun niet is uitgekeerd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteunmaatregel ten bedrage van 108 752 EUR die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ter bestrijding van de crisis in de perzikteelt in Piemonte is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Deze steunmaatregel mag bijgevolg niet ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

Italië deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om hieraan te voldoen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB C 266 van 5.11.2003, blz. 3.

(2)  Volgens de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie hadden twee telersverenigingen om een interventieregeling verzocht: Asprofrut en Lagnasco Group. Deze laatste heeft echter later zijn verzoek ingetrokken.

(3)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(4)  Na rectificaties opnieuw in hun geheel gepubliceerd in PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17.

(5)  Punt 11.3.2 van de richtsnoeren. Zie voetnoot 4.


Top