EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0224

2004/224/EG: Beschikking van de Commissie van 20 februari 2004 tot vaststelling van regelingen voor de indiening van informatie over de krachtens Richtlijn 96/62/EG van de Raad vereiste plannen of programma's met betrekking tot grenswaarden voor bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 491)

OJ L 68, 6.3.2004, p. 27–33 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Estonian: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Latvian: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Lithuanian: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Hungarian Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Maltese: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Polish: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Slovak: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Slovene: Chapter 15 Volume 008 P. 203 - 209
Special edition in Bulgarian: Chapter 15 Volume 010 P. 250 - 256
Special edition in Romanian: Chapter 15 Volume 010 P. 250 - 256
Special edition in Croatian: Chapter 15 Volume 017 P. 106 - 112

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32011D0850

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/224/oj

32004D0224

2004/224/EG: Beschikking van de Commissie van 20 februari 2004 tot vaststelling van regelingen voor de indiening van informatie over de krachtens Richtlijn 96/62/EG van de Raad vereiste plannen of programma's met betrekking tot grenswaarden voor bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 491)

Publicatieblad Nr. L 068 van 06/03/2004 blz. 0027 - 0033


Beschikking van de Commissie

van 20 februari 2004

tot vaststelling van regelingen voor de indiening van informatie over de krachtens Richtlijn 96/62/EG van de Raad vereiste plannen of programma's met betrekking tot grenswaarden voor bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht

(kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 491)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/224/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(1), en met name op artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 8, lid 3, van Richtlijn 96/62/EG moeten in de lidstaten plannen of programma's worden opgesteld ter bereiking van de grenswaarden zoals vastgesteld bij Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht(2) en bij Richtlijn 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht(3) voor de zones en agglomeraties waar de grenswaarden met meer dan de overschrijdingsmarge worden overschreden. Die plannen en programma's dienen ten minste de in bijlage IV van Richtlijn 96/62/EG vermelde informatie te bevatten. De Commissie moet de uitvoering van die plannen en programma's regelmatig controleren.

(2) Krachtens artikel 11 van Richtlijn 96/62/EG moeten de lidstaten hun plannen en programma's jaarlijks bij de Commissie indienen.

(3) Hoewel de plannen en programma's in overeenstemming met de specifieke administratieve voorschriften van elke lidstaat worden opgesteld, moet de informatie die bij de Commissie wordt ingediend, worden geharmoniseerd en gestructureerd overeenkomstig de in deze beschikking uiteengezette uitvoerige regelingen.

(4) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 12 van Richtlijn 96/62/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Wanneer de lidstaten de informatie over de plannen of programma's zoals bedoeld in artikel 8, lid 3, van Richtlijn 96/62/EG, zoals voorgeschreven bij artikel 11, punt 1, onder a), iii), daarvan, met betrekking tot de bij Richtlijn 1999/30/EG en Richtlijn 2000/69/EG vastgestelde grenswaarden indienen, dienen zij die informatie te presenteren overeenkomstig de in de bijlage van deze beschikking uiteengezette structuur.

De volledige plannen en programma's moeten op verzoek ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2004.

Voor de Commissie

Margot Wallström

Lid van de Commissie

(1) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2) PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 2001/744/EG van de Commissie (PB L 278 van 23.10.2001, blz. 35).

(3) PB L 313 van 13.12.2000, blz. 12.

BIJLAGE

INLEIDING

Het verslag aan de Commissie wordt ingediend door middel van de zeven hierna omschreven formulieren. Formulier 1 bevat de algemene informatie over het betrokken plan of programma. In de formulieren 2 tot en met 6 beschrijft elke kolom een overschrijdingssituatie waarop het plan of programma betrekking heeft. Een overschrijdingssituatie wordt gedefinieerd door een overschrijdingsgebied en de waarde LV+MOT, dit wil zeggen de grenswaarde ("limit value", LV) verhoogd met de overschrijdingsmarge ("margin of tolerance", MOT), die in het gebied in kwestie werd overschreden. Een overschrijdingsgebied omvat een plaats of een aantal plaatsen waar het niveau van een stof in het referentiejaar de waarde LV+MOT heeft overschreden. Het referentiejaar is het jaar waarin zich de overschrijding heeft voorgedaan die, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 96/62/EG, heeft geresulteerd in de verplichting om het plan of programma op te stellen of ten uitvoer te leggen. Elke regel in de formulieren 2 tot en met 6 betreft een beschrijvend element dat de overschrijdingssituatie karakteriseert.

Meerdere plaatsen waar LV+MOT in het referentiejaar werd overschreden, kunnen tot één overschrijdingsgebied worden samengevoegd op voorwaarde dat die plaatsen ten aanzien van bepaalde beschrijvende elementen gelijk of vergelijkbaar zijn. Die beschrijvende elementen worden in de formulieren 2 tot en met 6 aangegeven met een in kader 1 gespecificeerde aggregatiecode. Wat de beschrijvende elementen betreft ten aanzien waarvan de betrokken plaatsen onderling mogen verschillen, worden in kader 1 diverse andere codes vermeld; deze codes geven aan op welke wijze de diverse elementen moeten worden geaggregeerd.

Een beknopte beschrijving van de afzonderlijke maatregelen wordt gegeven in formulier 7.

KADER 1 Specificatie van de wijze waarop plaatsen waar het niveau van een stof de waarde LV+MOT heeft overschreden, tot één overschrijdingssituatie mogen worden gecombineerd: aggregatiecodes voor de diverse gegevens in de hiernavolgende formulieren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

FORMULIER 1 Algemene informatie over het plan of programma

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 1

1. Onder b): De lidstaten worden aangegeven met behulp van de volgende codes: Oostenrijk: AT; België: BE; Denemarken: DK; Finland: FI; Frankrijk: FR; Duitsland: DE; Griekenland: EL; Ierland: IE; Italië: IT; Luxemburg: LU; Nederland: NL; Portugal: PT; Spanje: ES; Zweden: SE; Verenigd Koninkrijk: UK.

2. Onder c): De verwijzing naar het plan of programma dient te bestaan uit een volledige en gedetailleerde verwijzing naar het/de document(en) waarin het plan of programma uitvoerig wordt beschreven. Daarnaast mag een webadres worden vermeld.

3. Onder g): De contactpersoon is de persoon met wie de Commissie contact moet opnemen indien zij nadere informatie verlangt over enig aspect van dit verslag.

FORMULIER 2 Beschrijving van de overschrijding van de grenswaarde

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 2

1. Onder a): Aan elke overschrijdingssituatie wordt een binnen de lidstaat uniek codenummer toegekend.

2. Onder b): De verontreinigende stof wordt aangegeven met "SO2", "NO2", "PM10", "Pb" voor lood, "C6H6" voor benzeen, respectievelijk "CO".

3. Onder c): De code van de zone is dezelfde als die welke in de jaarlijkse vragenlijst uit hoofde van Beschikking 2001/839/EG voor het referentiejaar werd gebruikt.

4. Onder d) Indien het overschrijdingsgebied meer dan één stad of gemeente omvat, moeten alle steden en gemeenten worden vermeld waar een overschrijding werd vastgesteld, waarbij de namen van elkaar worden gescheiden door een puntkomma.

5. Onder e): De grenswaarde waarvoor LV+MOT werd overschreden, wordt aangevuld met een van de volgende letters: "h" (gebaseerd op uurgemiddelden), "d" (daggemiddelden) of "a" (jaargemiddelden).

6. Onder f) en h): Indien de overschrijding werd vastgesteld door modellering, wordt in dit en de volgende formulieren steeds het hoogste niveau in het overschrijdingsgebied vermeld.

7. Onder i): De informatie moet worden verstrekt in de vorm "jaar: concentratie". De gegevens voor verschillende jaren moeten door een puntkomma worden gescheiden. Niet-beschikbare gegevens worden met "n.a." aangegeven, reeds eerder medegedeelde gegevens met "com.".

8. Onder j): De "code van het meetstation waar de overschrijding werd waargenomen" is de code die in de jaarlijkse vragenlijst uit hoofde van Beschikking 2001/839/EG voor het referentiejaar werd gebruikt.

9. Onder j): Voor de "geografische coördinaten van het meetstation" en het "type meetstation" gelden de omschrijvingen die ook van toepassing zijn bij de uitwisseling van gegevens in het kader van Beschikking 97/101/EG.

10. Onder k): De codes die worden gebruikt voor het "type meetstation" worden eveneens gebruikt voor het "type gebied". Indien het overschrijdingsgebied dat uit de modelmatige berekeningen naar voren komt, meer dan één gebiedstype omvat, worden de codes voor alle types vermeld, gescheiden door een puntkomma.

11. Onder l en m: De "oppervlakte (in km2) van het gebied waar de LV werd overschreden" geeft de omvang van het betrokken overschrijdingsgebied aan. Dit vak mag worden opengelaten in het geval van op het verkeer gerichte meetstations of verkeerszones. De "totale lengte (in km) van de wegsegmenten waar de LV werd overschreden" wordt alleen vermeld voor overschrijdingen ter hoogte van op het verkeer gerichte meetstations of, in het geval van modellering, verkeerszones. Daarmee wordt de totale lengte aangegeven van alle wegsegmenten waar zich aan één of beide zijden een overschrijding heeft voorgedaan.

12. Onder n: De "totale bevolking die werd blootgesteld aan een niveau dat hoger was dan de LV" is een raming van het gemiddelde aantal mensen dat aanwezig was toen de grenswaarde werd overschreden.

FORMULIER 3 Analyse van de oorzaken van de overschrijding van de grenswaarde in het referentiejaar

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 3

1. Onder b) en c): Het achtergrondniveau is de concentratie van de verontreinigende stoffen op een ruimere schaal dan die van het overschrijdingsgebied. Het regionale achtergrondniveau is het niveau dat zich naar verwachting zou voordoen als er zich binnen een straal van ongeveer 30 km geen bronnen bevonden. Voor locaties in steden zou dit het achtergrondniveau zijn als er geen stad was. In het geval van overschrijdingen ten gevolge van het transport van luchtverontreinigende stoffen over grote afstand kan het regionale achtergrondniveau gelijk zijn aan de op formulier 2 gerapporteerde overschrijding. Het totale achtergrondniveau is het niveau dat zich naar verwachting zou voordoen bij afwezigheid van plaatselijke bronnen (hoge schoorstenen binnen een straal van ongeveer 5 km en lage bronnen binnen een straal van ongeveer 0,3 km - deze afstand kan ook kleiner zijn, bijvoorbeeld voor huishoudelijke verwarmingsinstallaties, of groter, bijvoorbeeld voor staalfabrieken). Het totale achtergrondniveau omvat het regionale achtergrondniveau. In steden valt het totale achtergrondniveau samen met het stedelijke achtergrondniveau, d.w.z. het niveau dat zou bestaan als er zich in de onmiddellijke omgeving geen bronnen van betekenis bevonden. In plattelandsgebieden is het totale achtergrondniveau ongeveer gelijk aan het regionale achtergrondniveau.

2. Onder d): De bijdragen van de plaatselijke bronnen worden weergegeven met behulp van ranggetallen: "1" voor de belangrijkste bijdrage, "2" voor de op één na belangrijkste bijdrage, enz. Bronnen die geen rol van betekenis spelen, worden aangegeven met "-".

3. Onder d): Indien de bijdrage van "andere" bronnen als significant wordt aangemerkt, moet(en) het/de brontype(s) worden verduidelijkt onder "Toelichting".

4. Onder f): Uitzonderlijke plaatselijke klimatologische omstandigheden worden aangegeven met "+".

5. Onder g): Een uitzonderlijke plaatselijke topografie wordt aangegeven met "+".

FORMULIER 4 Uitgangssituatie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 4

1. Formulier 4 wordt ingevuld voor de grenswaarde(n) waarvoor LV+MOT werd overschreden.

2. Onder "uitgangssituatie" wordt verstaan de te verwachten concentratie in het jaar waarin de grenswaarde van kracht wordt, indien geen andere maatregelen worden getroffen dan die welke reeds zijn overeengekomen of welke voortvloeien uit bestaande wetgeving.

FORMULIER 5 Nadere gegevens over maatregelen ter aanvulling van die waarin de bestaande wetgeving reeds voorziet

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 5

1. Formulier 5 hoeft alleen te worden ingevuld als uit de analyse van formulier 4 blijkt dat de maatregelen waarin de bestaande wetgeving reeds voorziet, naar verwachting niet zullen volstaan om de grenswaarden te halen.

2. Onder b): Elke maatregel moet worden aangeduid met een code die verwijst naar een beschrijving van de maatregel in formulier 7.

3. Onder c): Geef de opeenvolgende stappen van de tenuitvoerlegging aan met een trefwoord, gevolgd door een aanduiding van de datum of periode in de vorm "mm/jj"; de afzonderlijke gegevens moeten door een puntkomma van elkaar worden gescheiden.

4. Onder e) en f): De toegewezen financiële middelen hebben uitsluitend betrekking op overheidsfinanciering; de geraamde totale kostprijs omvat eveneens de door de betrokken sector(en) gedragen kosten.

FORMULIER 6 Eventuele maatregelen die nog niet werden genomen en maatregelen op lange termijn (facultatief)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 6

1. Onder b) en d): Elke maatregel moet worden aangeduid met een code die verwijst naar een beschrijving van de maatregel in formulier 7. Indien meer dan één maatregel wordt vermeld, moeten de codes van elkaar worden gescheiden door een puntkomma.

2. Onder c): De volgende codes moeten worden gebruikt om aan te geven op welk bestuurlijk niveau de maatregel kan worden genomen: A: plaatselijk; B: regionaal; C: nationaal; D: Europese Unie; E: internationaal buiten de Europese Unie. Indien meer dan één niveau in aanmerking komt, moeten de codes door een puntkomma van elkaar worden gescheiden.

FORMULIER 7 Samenvatting van de maatregelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerkingen bij formulier 7

1. Formulier 7 wordt gebruikt ter omschrijving van de in de formulieren 5 en 6 vermelde maatregelen. Voor elke maatregel wordt in formulier 7 een kolom ingevuld.

2. Onder a): Aan elke maatregel wordt een unieke code toegekend.

3. Onder c): De maatregel wordt omschreven in een vrije tekst (meestal 100 à 200 woorden).

4. Onder d): De volgende codes worden gebruikt om aan te geven op welk bestuurlijk niveau de maatregel kan worden genomen: A: plaatselijk; B: regionaal; C: nationaal.

5. Onder e): De volgende codes worden gebruikt om het type maatregel te karakteriseren: A: economisch/fiscaal; B: technisch; C: educatie/voorlichting; D: andere.

6. Onder g): De volgende codes worden gebruikt om de tijdschaal te karakteriseren waarop de maatregel zijn concentratieverlagend effect sorteert: A.: korte termijn; B: middellange termijn (ongeveer een jaar); C: lange termijn.

7. Onder h): De volgende codes worden gebruikt om de bronsector te karakteriseren waarop de maatregel betrekking heeft: A: vervoer; B: industrie, met inbegrip van de productie van warmte en energie; C: landbouw; D: tertiaire sector en huishoudelijke bronnen; E: andere.

8. Onder e) en h): Indien de code voor "andere" werd gebruikt, moet dit nader worden verklaard onder "Toelichting".

9. Onder i): De volgende codes worden gebruikt om de ruimtelijke schaal te karakteriseren van de bronnen waarop de maatregel betrekking heeft: A: uitsluitend plaatselijke bron(nen); B: bronnen in het betrokken stedelijk gebied; C: bronnen in de betrokken regio; D: binnenlandse bronnen; E: bronnen in meer dan één land.

10. Onder d) t/m i): Indien meer dan één code van toepassing is, worden de vermelde codes door een puntkomma van elkaar gescheiden.

Top