EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R2285

Verordening (EG) nr. 2285/2002 van de Raad van 10 december 2002 betreffende de vrijwaringsmaatregelen waarin de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst voorziet en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3705/90

OJ L 348, 21.12.2002, p. 3–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Estonian: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Latvian: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Lithuanian: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Hungarian Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Maltese: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Polish: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Slovak: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Slovene: Chapter 11 Volume 045 P. 3 - 4
Special edition in Bulgarian: Chapter 11 Volume 030 P. 194 - 195
Special edition in Romanian: Chapter 11 Volume 030 P. 194 - 195

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2007; opgeheven door 32007R1528

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/2285/oj

32002R2285

Verordening (EG) nr. 2285/2002 van de Raad van 10 december 2002 betreffende de vrijwaringsmaatregelen waarin de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst voorziet en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3705/90

Publicatieblad Nr. L 348 van 21/12/2002 blz. 0003 - 0004


Verordening (EG) nr. 2285/2002 van de Raad

van 10 december 2002

betreffende de vrijwaringsmaatregelen waarin de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst voorziet en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3705/90

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het is noodzakelijk gedetailleerde regels vast te leggen voor de tenuitvoerlegging van de vrijwaringsclausules bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage V bij de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, hierna "de overeenkomst van Cotonou"(1) te noemen, teneinde de Gemeenschap en de lidstaten in staat te stellen hun verplichtingen krachtens die overeenkomst na te komen.

(2) Het is dan ook dienstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3705/90 van de Raad van 18 december 1990 betreffende de in de Vierde ACS-EEG-overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen(2) aan te passen teneinde te verwijzen naar de overeenkomst van Cotonou.

(3) Verordening (EEG) nr. 3705/90 is verouderd als gevolg van de huidige verordening en dient daarom te worden ingetrokken.

(4) Bij het bepalen of een vrijwaringsmaatregel moet worden genomen, dient rekening te worden gehouden met de bepalingen van de leden 3 en 4 van artikel 8 en in de artikelen 9 en 11 van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou.

(5) De procedures betreffende vrijwaringsmaatregelen die zijn opgenomen in het Verdrag en in de verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten zijn eveneens van toepassing.

(6) Krachtens de overeenkomst van Cotonou is het ook noodzakelijk bepaalde specifieke bepalingen vast te leggen betreffende de algemene regels die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling(3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in artikel 8 van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou toe te passen en indien de Commissie besluit deze niet toe te passen, stelt de Commissie de Raad en de lidstaten daarvan binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek van de lidstaat in kennis.

De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is om hun verzoeken om toepassing van vrijwaringsmaatregelen te rechtvaardigen.

Indien de Commissie besluit geen vrijwaringsmaatregelen toe te passen kan elke lidstaat dat besluit binnen tien werkdagen na kennisgeving ervan voorleggen aan de Raad.

In een dergelijk geval stelt de Commissie de ACS-landen hiervan in kennis en deelt hen mede dat het in artikel 9, lid 1, van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou bedoelde overleg wordt geopend.

De Raad kan binnen 20 werkdagen na beëindiging van het overleg met de ACS-landen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen.

2. Wanneer de Commissie uit eigen beweging of op verzoek van een lidstaat besluit dat de in artikel 8 van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou bedoelde vrijwaringsmaatregelen dienen te worden toegepast:

- stelt zij de lidstaten daarvan onverwijld in kennis of, indien zij handelt op verzoek van een lidstaat, binnen een termijn van drie werkdagen na de datum van ontvangst van dit verzoek,

- raadpleegt zij een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie,

- stelt zij daarvan tegelijkertijd de ACS-landen in kennis en deelt zij hen mede dat het in artikel 9, lid 1, van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou bedoelde overleg wordt geopend,

- verstrekt zij de ACS-landen tegelijkertijd alle voor dit overleg vereiste inlichtingen.

3. Het overleg wordt in ieder geval als beëindigd beschouwd bij het verstrijken van een termijn van 21 dagen vanaf de kennisgeving bedoeld in de vierde alinea van lid 1 of bij het derde streepje van lid 2.

Na het overleg of bij het verstrijken van deze termijn van 21 dagen kan de Commissie, indien geen andere regeling kon worden getroffen, na raadpleging van het bij het tweede streepje van lid 2 bedoelde comité, passende maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging van artikel 8 van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou.

4. Het lid 3 bedoelde besluit wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Raad, de lidstaten en de ACS-landen.

Het is onmiddellijk van toepassing.

5. Elke lidstaat kan het in lid 3 bedoelde besluit van de Commissie binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van het besluit aan de Raad voorleggen.

6. Indien de Commissie tien werkdagen na het einde van het overleg met de ACS-landen of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn van 21 dagen, geen besluit heeft genomen, kan iedere lidstaat die een verzoek overeenkomstig lid 2 bij de Commissie heeft ingediend, de kwestie aan de Raad voorleggen.

7. In de in de leden 5 en 6 genoemde gevallen kan de Raad binnen 20 werkdagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ander besluit nemen.

Artikel 2

1. Indien er bijzondere factoren zijn in de zin van artikel 9, lid 3, van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou, kan de Commissie vrijwaringsmaatregelen nemen of een lidstaat machtigen onmiddellijk vrijwaringsmaatregelen toe te passen.

2. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, besluit zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De Commissie stelt de Raad en de lidstaten in kennis van haar besluit.

3. Elke lidstaat kan de beslissing van de Commissie volgens de in artikel 1, lid 5, omschreven procedure voorleggen aan de Raad.

De in artikel 1, lid 7, omschreven procedure is van toepassing.

Indien de Commissie binnen de in lid 2 vermelde termijn geen besluit heeft genomen, kan elke lidstaat die een verzoek aan de Commissie heeft voorgelegd, de kwestie overeenkomstig de in de eerste en tweede alinea omschreven procedures aan de Raad voorleggen.

De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor het in artikel 9, lid 1, van bijlage V bij de overeenkomst van Cotonou bedoelde overleg.

Artikel 3

De tenuitvoerlegging van deze verordening vormt geen beletsel voor de toepassing van de verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten of verwante communautaire of nationale administratieve bepalingen of de specifieke voorschriften die zijn vastgesteld op grond van artikel 308 van het Verdrag en die gelden voor goederen verkregen door verwerking van landbouwproducten.

Artikel 4

Verordening (EEG) nr. 3705/90 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

P. S. Møller

(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2) PB L 358 van 21.12.1990, blz. 4.

(3) PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2474/2000 (PB L 286 van 11.11.2000, blz. 1).

Top