EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1523

Verordening (EG) nr. 1523/2000 van de Raad van 10 juli 2000 voor instelling van een definitief compenserend recht en definitieve invordering van het voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore en Thailand

OJ L 175, 14.7.2000, p. 29–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/02/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1523/oj

32000R1523

Verordening (EG) nr. 1523/2000 van de Raad van 10 juli 2000 voor instelling van een definitief compenserend recht en definitieve invordering van het voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore en Thailand

Publicatieblad Nr. L 175 van 14/07/2000 blz. 0029 - 0038


Verordening (EG) nr. 1523/2000 van de Raad

van 10 juli 2000

voor instelling van een definitief compenserend recht en definitieve invordering van het voorlopig compenserend recht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore en Thailand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn(1), en inzonderheid op de artikelen 14 en 15,

Gezien het voorstel dat door de Commissie, na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) Bij Verordening (EG) nr. 618/2000(2) (de "verordening voorlopig recht"), stelde de Commissie een voorlopig compenserend recht in op de invoer in de Gemeenschap van roestvrijstaten bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen, vallende onder GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 7318 15 70 en 7318 16 30.

B. VERDERE PROCEDURE

(2) Na de bekendmaking van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan was besloten voorlopige compenserende rechten in te stellen op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen, dienden verschillende belanghebbende partijen schriftelijk hun standpunt in met betrekking tot de voorlopige conclusies. De partijen die hiertoe een verzoek indienden werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(3) De Commissie bleef alle informatie die zij nodig achtte voor definitieve conclusies verzamelen en verifiëren.

(4) Alle partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan de Raad voornemens was de volgende aanbevelingen te doen:

i) instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen en definitieve invordering op het niveau van dit recht, van de bedragen die middels het voorlopig compenserend recht dat op deze invoer werd ingesteld waren zekergesteld; en

ii) beëindiging van de procedure met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore en Thailand zonder dat maatregelen worden ingesteld.

(5) Tevens werd een periode vastgesteld waarbinnen zij naar aanleiding van deze bekendmaking opmerkingen konden indienen.

(6) Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen die door de belanghebbende partijen werden ingediend werd rekening gehouden en de definitieve conclusies werden in voorkomend geval dienovereenkomstig gewijzigd.

(7) Na herziening van de voorlopige conclusies op basis van de sedertdien ontvangen informatie wordt vastgesteld dat de voornaamste conclusies, zoals uiteengezet in de verordening voorlopig recht hierbij moeten worden bevestigd.

C. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(8) In de verordening voorlopig recht wordt het product beschreven als roestvrijstalen bevestigingsmiddelen, dat wil zeggen bouten, moeren en schroeven van roestvrijstaal die gebruikt worden om twee of meer elementen mechanisch aan elkaar te bevestigen. Het betrokken product wordt ingedeeld onder GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 7318 15 70 en 7318 16 30.

(9) Omdat geen van de belanghebbende partijen commentaar had ingediend met betrekking tot de definitie van het betrokken product zoals vermeld in de overwegingen 10 tot en met 13 van de verordening voorlopig recht wordt deze definitie hierbij bevestigd.

2. Soortgelijk product

(10) In de verordening voorlopig recht was de Commissie van oordeel dat roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die op de binnenlandse markten van Maleisië en de Filipijnen werden geproduceerd en verkocht en de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die uit de betrokken landen naar de Gemeenschap werden uitgevoerd alsmede de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die door de communautaire bedrijfstak op de communautaire markt werden geproduceerd en verkocht dezelfde fysieke kenmerken en toepassingen hebben.

(11) Omdat geen nieuwe informatie werd ingediend met betrekking tot het soortgelijk product worden de voorlopige conclusies zoals beschreven in overweging 16 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd.

D. SUBSIDIES

I. MALEISIË

1. Dubbele aftrek voor uitgaven voor exportbevordering

(12) De regering van Maleisië voert aan dat dit programma niet afhankelijk is van exportprestaties omdat ondernemingen niet verplicht zijn uit te voeren. De regering verklaarde tevens dat de uitgaven voor een internationale handelsbeurs in Maleisië ook in aanmerking komen voor deze regeling. Vastgesteld werd echter dat dit programma redelijkerwijze geen enkel voordeel kan opleveren voor de verkoop op de binnenlandse markt en meer specifiek, dat een internationale handelsbeurs gericht is op export. Sinds dit programma gericht is op de bevordering van toekomstige exportprestaties, is dit programma in feite aan verwachte uitvoer gebonden. Dit argument kan derhalve niet worden aanvaard en vastgesteld wordt dat dit programma in feite een exportsubsidie vormt in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad (de "basisverordening").

(13) Eén onderneming voerde aan dat de Commissie bij de berekening van de voordelen van de regeling voor de exporterende producent was uitgegaan van een onjuist bedrag voor de belastingverlaging. Na controle wordt hierbij echter bevestigd dat de subsidie voor dit programma 0,01 % bedraagt.

2. Vergoeding voor de status van pionier

(14) De Maleisische overheid verklaart dat dit programma geen subsidie vormt die aanleiding geeft tot compenserende rechten omdat de definitie van een te bevorderen product is gebaseerd op objectieve criteria. Voorts zou de lijst van de te bevorderen producten een breed assortiment bestrijken en toegankelijk zijn voor alle ondernemingen die te bevorderen producten produceren.

(15) Tijdens de controle bleek dat om vast te stellen of een product kan worden beschouwd als een te bevorderen product vage en niet-objectieve criteria worden gehanteerd. Een aantal criteria die de Maleisische overheid hanteert (dat wil zeggen kunnen voldoen aan de economische ontwikkelingseisen van Maleisië en de nationale of strategische eisen van Maleisië) kunnen van toepassing zijn op elk basisproduct. Controle wees uit dat er geen objectieve criteria werden toegepast in de beslissing welke producten bevorderd worden en dat alleen producenten van bepaalde producten uit deze regeling voordeel gehaald hebben. Het argument dat zeer uiteenlopende producten onder de regeling vallen doet niets af aan het feit dat er geen objectieve criteria zijn. Dit argument kan derhalve niet worden aanvaard en vastgesteld wordt dat dit programma een specifieke subsidie vormt in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van de basisverordening.

(16) Eén onderneming verklaarde dat zij in juli 1999 niet langer in aanmerking kwam voor de vergoeding voor de status van pionier zodat de onderneming niet langer van deze regeling kon profiteren. De onderneming bleek tijdens het onderzoektijdvak (1 april 1998 tot en met 31 maart 1999, het onderzoektijdvak) echter nog steeds verzoeken in te dienen om belastingverlaging uit hoofde van deze regeling. Overeenkomstig afdeling 14A van de wet investeringsbevordering kan de toepassing van deze regeling worden verlengd met een periode van nog eens vijf jaar. Noch de Maleisische overheid noch de onderneming zelf dienden bewijsmateriaal in waaruit bleek dat de regeling voor deze onderneming daadwerkelijk was stopgezet. Omdat de onderneming tijdens het onderzoektijdvak daadwerkelijk subsidie ontving die aanleiding geeft tot compenserende rechten en er geen bewijsmateriaal is dat de onderneming hiervoor niet langer in aanmerking kwam, kan dit argument niet worden aanvaard.

3. Verkoopbelasting en vrijstelling van invoerrechten

(17) De Maleisische overheid en één onderneming voeren aan dat de vrijstelling van verkoopbelasting en invoerrechten geen subsidie vormen omdat ondernemingen die zich buiten de exportproductiezones bevinden in aanmerking kunnen komen voor deze vrijstelling. Tijdens de controle werd vastgesteld dat een vrijstelling van belastingen en rechten onder de voorwaarden vastgelegd voor dit programma, niet beschikbaar is buiten de zones, en bijgevolg wordt deze eis verworpen.

(18) Verder werd betoogt dat de vrijstelling voor verkoopbelasting en invoerrechten voldoet aan de criteria van voetnoot 1 bij de WTO-overeenkomst betreffende subsidies en compenserende maatregelen omdat het vrijstelling van rechten of belastingen betreft voor een uitgevoerd product die wel van toepassing zijn op een soortgelijk product wanneer dit voor binnenlands gebruik is bestemd. De Commissie is van oordeel dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de vrijstelling van de verkoopbelasting/invoerrechten voor grondstoffen en machines. Het is duidelijk dat voetnoot 1 bij artikel 1, lid 1, onder a) 1) ii), van de overeenkomst betreffende subsidies en compenserende maatregelen niet van toepassing is op vrijstellingen van rechten of belastingen voor machines die niet kunnen worden beschouwd als inputs die bij de productie van het exportproduct worden gebruikt zoals vereist op grond van bijlage II van de basisverordening en de overeenkomst betreffende subsidies en compenserende maatregelen. Omdat geen specifieke argumenten naar voren werden gebracht met betrekking tot de vraag of de vrijstelling van de verkoopbelasting en invoerrechten voor machines aanleiding geven tot compenserende maatregelen, worden de conclusies in lid 54 van de voorlopige verordening inzake dit programma hierbij bevestigd.

(19) Wat de vrijstelling van de verkoopbelasting en invoerrechten voor grondstoffen betreft is de Commissie van oordeel dat dit programma niet voldoet aan de criteria van voetnoot 1 bij artikel 1, lid 1, onder a) 1) ii), van de overeenkomst betreffende subsidies en compenserende maatregelen. Hierin wordt bepaald dat "de vrijstelling, ten behoeve van een exportproduct, van rechten en belastingen die worden geheven op het soortgelijke product dat voor binnenlands gebruik is bestemd, of de terugbetaling of kwijtschelding van deze rechten en belastingen voor bedragen die niet hoger zijn dan de gestorte of verschuldigde bedragen, niet als subsidie worden beschouwd". Voetnoot 1 is van toepassing op de vrijstelling van rechten en belastingen wanneer de terugbetaling of kwijtschelding van deze rechten en belastingen niet meer bedraagt dan de gestorte of verschuldigde bedragen. Vastgesteld werd dat de Maleisische autoriteiten niet over een controlesysteem beschikken om na te gaan welke inputs zijn gebruikt in het productieproces en met name welke bedragen hiermee zijn gemoeid. Controle wees uit dat een onderneming die in een vrijhandelszone mag beginnen alleen een lijst van eventuele inputs dient over te leggen aan de hand waarvan zij het eindproduct wil vervaardigen. De douaneautoriteiten controleren niet hoe de input/outputverhouding ligt voor de specifieke ingevoerde inputs. Een kader om vast te stellen of meer wordt terugbetaald of kwijtgescholden dan is betaald, ontbreekt dan ook zodat niet is voldaan aan de voorwaarden van voetnoot 1 en bijlage I tot en met III. De Maleisische overheid verrichtte bovendien geen verder onderzoek naar de feitelijke inputs om na te gaan of overeenkomstig bijlage II, afdeling II, punt 5, van de basisverordening te veel is betaald. Deze programma's vormen dan ook subsidies overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder a) 1) ii), van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en de vrijstelling in voetnoot 1 bij bovengenoemde bepaling is niet van toepassing. Omdat voetnoot 1 niet van toepassing is, vormen deze regelingen exportsubsidies in de zin van artikel 3, lid 4, onder a) - en h) en i) van bijlage I - van de basisverordening.

(20) Er is geen systeem om, met het oog op de berekening van de voordelen, het verbruik van inputs in de productie van het uitgevoerde product te controleren en de Maleisische overheid onderzocht de feitelijke input niet nader om na te gaan of te veel aan verkoopbelasting en invoerrechten is terugbetaald. Overeenkomstig bijlage II bij de basisverordening wordt het volledige bedrag van de invoerrechten dat niet werd betaald, beschouwd als het voordeel voor de exporterende producent.

(21) De Maleisische regering betoogde verder dat de grondstoffen die zijn gebruikt bij de productie van het betrokken product (roestvrijstalen walsdraad), zelfs zonder de voordelen van dit programma, niet is onderworpen aan verkoopbelasting.

(22) De Commissie onderzocht bewijsmateriaal dat was ingediend door de Maleisische regering en stelde vast dat de grondstoffen die waren gebruikt voor de productie van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen zijn vermeld in schema B van de wet verkoopbelasting. Dit schema geeft een overzicht van goederen die niet onderworpen zijn aan verkoopbelastingen. Dit argument wordt derhalve aanvaard en de compenserende rechten voor de vrijstelling van de verkoopbelasting zijn dienovereenkomstig aangepast omdat ook zonder dit programma geen verkoopbelasting was verschuldigd.

(23) De invoer van grondstoffen is echter wel degelijk onderworpen aan invoerrechten. Op basis van bovenstaande argumenten worden de voorlopige conclusies met betrekking tot de vrijstelling van invoerrechten voor grondstoffen hierbij bevestigd.

(24) Een exporterende producent verklaarde dat de Commissie haar vaststelling met betrekking tot de specifieke aard van dit programma niet met positief bewijsmateriaal had gestaafd.

(25) In overwegingen 50, 65, 66 en 67 van de verordening voorlopig recht heeft de Commissie een opsomming gegeven van de redenen waarom deze programma's specifieke subsidies vormen die derhalve aanleiding geven tot compenserende rechten. Deze conclusies zijn niet gebaseerd op beweringen maar op positief bewijsmateriaal. Dit verzoek werd derhalve afgewezen.

4. Rentepercentage

(26) De Maleisische regering en een exporterende producent voerden aan dat de Commissie een gemiddelde rentevoet van 11,42 % had moeten gebruiken in plaats van 11,5 %.

(27) Op basis van de tijdens de controle verstrekte informatie bleek dat een gemiddelde rentevoet van 11,5 % tijdens het onderzoektijdvak juist was. De gemiddelde handelsrentevoet werd berekend op basis van het gemiddelde maandelijkse percentage van de handelsbanken in Maleisië tijdens het onderzoektijdvak hetgeen een gemiddelde oplevert van 11,4975 % (bijlage C2 van de antwoorden van de Maleisische regering op de vragenlijst). Er werd geen aanvullend bewijsmateriaal ingediend waaruit bleek dat een neerwaartse aanpassing van de rentevoet gerechtvaardigd zou zijn. Dit verzoek kan derhalve niet worden aanvaard.

5. Bedrag van de subsidie die aanleiding geeft tot compenserende rechten

(28) Om het bedrag te berekenen van de subsidies die aanleiding gaven tot compenserende rechten werd een aanpassing verricht met betrekking tot het bedrag van de interest dat werd toegevoegd aan het subsidiebedrag dat voorlopig was berekend. Deze aanpassing komt tot uiting in de volgende tabel die het bedrag van de subsidie vermeld dat aanleiding geeft tot compenserende maatregelen.

(29) Gezien het bovenstaande zijn de volgende subsidiepercentages vastgesteld in het definitieve stadium. De nationale gewogen gemiddelde subsidiemarge bedraagt meer dan het minimale niveau.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

II. FILIPIJNEN

1. Inleiding

(30) De regering van de Filipijnen en de exporterende producent Lu Chu Shin Yee Works Co. Ltd (Filipijnen) ("Lu Chu") dienden gezamenlijk opmerkingen in met betrekking tot het document. De opmerkingen hebben betrekking op twee subsidieregelingen: de regeling bruto inkomstenbelasting (afdeling 24 van de wet inzake bijzonder economische zones, SEZA) en de vrijstelling invoerrechten voor machines, grondstoffen, levering en onderdelen (afdelingen 4 c) en 23 SEZA). De opmerkingen hadden hoofdzakelijk betrekking op de vrijstelling voor de invoer van onderdelen en leveringen.

2. Bruto inkomstenbelasting (GIT)

(31) De regering van de Filipijnen en Lu Chu verklaarden dat de toepassing van de GIT (d.w.z. 5 % van het bruto inkomen) onder bepaalde omstandigheden, afhankelijk van de hoogte van de bruto inkomsten en de netto inkomsten, kan leiden tot een hoger bedrag aan verschuldigde belastingen in vergelijking met de toepassing van de gewone inkomstenbelasting (34 % van de netto inkomsten). Een onderneming met bijvoorbeeld nettoverliezen zou nog steeds de GIT verschuldigd zijn omdat ze belastbaar bruto inkomsten heeft.

(32) Het argument van de Filipijnse regering en Lu Chu doet niets af aan de conclusies van de Commissie inzake de specifieke aard en het feit dat de GIT aanleiding geeft tot compenserende maatregelen. De Commissie is van oordeel dat het argument betrekking heeft op een hypothetische situatie die geen overeenkomsten vertoont met onderhavig geval. Indien de toepassing van de GIT - onder bepaalde omstandigheden - ertoe zou leiden dat een onderneming meer belastingen betaald dan bij de gewone regeling voor inkomstenbelasting, dan kan de onderneming simpelweg afzien van deze optie. Dit was echter niet het geval voor de exporterende producent in kwestie. Volgens de berekeningen van de Commissie bij haar voorlopige conclusies genoot de exporterende producent tijdens het onderzoektijdvak dankzij de toepassing van de GIT bepaalde belastingvoordelen ten aanzien van de toepassing van de gewone regeling voor inkomstenbelastingen. Omdat de regering van de Filipijnen en Lu Chu deze berekening niet aanvochten wordt hierbij bevestigd dat de GIT in dit geval een financiële bijdrage van de Filipijnse regering inhoudt en een voordeel toekent aan de ontvanger. Het verzoek van de Filipijnse regering en Lu Chu dient derhalve te worden afgewezen.

3. Vrijstelling van invoerrechten op de invoer van onderdelen en leveringen

(33) De Filipijnse regering en Lu Chu waren van oordeel dat de Commissie de invoer van ongelegeerd stalen moeren terecht niet had meegerekend bij de subsidieberekening voor de vrijstelling van invoerrechten voor onderdelen en leveringen. Zij waren echter van oordeel dat de Commissie slechts een deel van alle ongelegeerd stalen moeren buiten beschouwing had gelaten en drongen er bij de Commissie op aan dit recht te zetten. Wanneer de producent in kwestie al zijn eindproducten had uitgevoerd, hetgeen de Commissie bevestigt, dan zal hij dit waarschijnlijk ook in de toekomst doen, hetgeen betekent dat alle ongelegeerd stalen moeren wederuitgevoerd zijn of in de toekomst zullen worden.

(34) Dit argument kan niet worden aanvaard omdat tijdens het onderzoek of na bekendmaking van de voorlopige conclusies geen controleerbaar bewijsmateriaal werd ingediend. De Commissie verwees in haar voorlopige conclusies, waarin zij verklaarde dat alle eindproducten daadwerkelijk werden uitgevoerd, alleen naar de producten die door de exporterende producent in zijn faciliteiten in de Filipijnen werden uitgevoerd, d.w.z. hoofdzakelijk RSB's. Alleen de gegevens met betrekking tot deze producten waren volledig en werden door de Commissie nagetrokken. De Filipijnse regering en/of de exporterende producent hebben geen andere gegevens of bewijsmateriaal ingediend dat erop zou duiden dat alle ingevoerde moeren van ongelegeerd staal daadwerkelijk werden wederuitgevoerd of zouden worden wederuitgevoerd. De Commissie kan op grond van de gegevens waarover zij beschikt bij de subsidieberekeningen alleen de invoer van moeren van ongelegeerd staal buiten beschouwing laten, zoals zij bij haar voorlopige conclusies ook heeft gedaan; omdat in dit verband geen nieuw bewijsmateriaal werd ingediend worden de voorlopige conclusies hierbij bevestigd.

(35) De Filipijnse regering en Lu Chu zijn verder van oordeel dat de invoer van olie en gereedschap buiten beschouwing moet blijven bij de berekening van de subsidie omdat deze worden verbruikt bij de productie van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen. De Commissie kan hier niet mee instemmen omdat de Filipijnse regering en Lu Chu dit niet hebben bewezen. De invoerwaarde van achtereenvolgens olie, andere verbruiksgoederen, gereedschap en onderdelen kon aan de hand van informatie in het bezit van de Commissie niet afzonderlijk worden berekend. Cijfers over deze invoer zijn alleen gecumuleerd beschikbaar en sommige gereedschapstukken, componenten en onderdelen worden, afgaande op het beschikbare bewijsmateriaal niet verbruikt voor de productie van de uitgevoerde producten. Omdat verder bewijsmateriaal ontbreekt kan niet worden nagegaan of bepaalde invoer moet worden uitgesloten van de berekening van het subsidiebedrag. De voorlopige conclusies worden derhalve bevestigd.

4. Bedrag van de subsidies die aanleiding kunnen geven tot compenserende maatregelen

(36) Voor de berekening van het bedrag van de subsidies die aanleiding kunnen geven tot compenserende maatregelen werd een correctie toegepast met betrekking tot het bedrag van de interesten dat werd toegevoegd aan het subsidiebedrag dat voorlopig was berekend. Deze correctie is opgenomen in de volgende tabel die het bedrag van de subsidie laat zien die aanleiding zou kunnen geven tot compenserende maatregelen.

(37) In het definitieve stadium werden de volgende subsidiepercentages vastgesteld. De nationale gewogen gemiddelde subsidiëring is hoger dan het minimale peil.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III. SINGAPORE

(38) In de verordening voorlopig recht werd vastgesteld dat geen van de subsidies in kwestie was gebruikt door de exporterende producenten in Singapore. Omdat geen nieuwe informatie beschikbaar was, worden de conclusies in de overwegingen 81 tot en met 83 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd. De procedure dient derhalve te worden beëindigd ten aanzien van de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore.

IV. THAILAND

(39) In de verordening voorlopig recht werd vastgesteld dat de nationale gewogen gemiddelde subsidiemarge voor Thailand onder het minimale peil van subsidiëring in dit land lag. Omdat nieuwe informatie niet voorhanden was, worden de conclusies in de overwegingen 84 tot en met 91 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd. De procedure met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Thailand dient derhalve te worden beëindigd.

E. COMMUNAUTAIRE BEDRIJFSTAK

(40) Omdat geen nieuwe informatie beschikbaar was over de communautaire bedrijfstak worden de voorlopige conclusies zoals beschreven in de overwegingen 129 tot en met 132 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd.

F. SCHADE

1. Cumulatie

(41) Een exporterende producent in Maleisië voerde aan dat de Commissie de invoer van oorsprong uit Maleisië niet cumulatief mocht beoordelen met die van oorsprong uit de Filipijnen omdat de invoer van Maleisië een ander patroon vertoonde. De van oorsprong uit Maleisië ingevoerde hoeveelheden zouden trager zijn gestegen dan die van oorsprong uit de Filipijnen en de daling van de gemiddelde invoerprijzen van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië zouden het gevolg zijn van de daling van de grondstofprijzen.

(42) Een exporterende producent in de Filipijnen voerde aan dat de Commissie de invoer van oorsprong uit de Filipijnen niet cumulatief zou mogen beoordelen met die van oorsprong uit Maleisië omdat het prijsniveau van de invoer uit de Filipijnen consequent hoger was dan het prijsniveau van de communautaire bedrijfstak of op hetzelfde niveau lag.

(43) Het bedrag van de subsidies van elk van deze landen dat aanleiding zou kunnen geven tot compenserende maatregelen bleek in dit verband meer te zijn dan minimaal en de ingevoerde hoeveelheden uit elk van deze landen stegen tijdens de betrokken periode aanzienlijk. Er werd bovendien geen afwijkend prijspatroon vastgesteld tussen de invoer uit Maleisië en die van de Filipijnen. De prijzen van de invoer uit deze twee landen hebben de prijzen van de communautaire bedrijfstak in het onderzoektijdvak aanzienlijk onderboden en volgden een soortgelijke neerwaartse trend tijdens het betrokken tijdvak. Tot slot worden de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die uit beide landen worden ingevoerd in de Gemeenschap op de markt gebracht via dezelfde verkoopkanalen en onder vergelijkbare handelsvoorwaarden zodat zij met elkaar en met de roestvrijstalen bevestigingsmiddelen die door de communautaire bedrijfstak worden verkocht, concurreren.

(44) Gezien het bovenstaande worden de voorlopige conclusies in de overwegingen 139 tot en met 142 van de verordening voorlopig recht met betrekking tot de cumulatieve beoordeling van invoer uit Maleisië en de Filipijnen hierbij bevestigd.

2. Prijzen van de gesubsidieerde invoer

(45) Omdat geen nieuwe informatie was ingediend met betrekking tot de prijzen van de gesubsidieerde invoer worden de voorlopige conclusies zoals beschreven in de overwegingen 145 tot en met 148 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd.

3. Situatie van de communautaire bedrijfstak

(46) De belanghebbende partijen voerden aan dat de communautaire bedrijfstak geen aanmerkelijke schade had geleden gezien de positieve ontwikkeling tijdens de betrokken periode van bepaalde indicatoren zoals productie, capaciteit, verkoop, marktaandeel, investering, werkgelegenheid en productiviteit.

(47) In de verordening voorlopig recht stelde de Commissie vast dat de situatie van de communautaire bedrijfstak als gevolg van de antidumpingmaatregelen op de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, Maleisië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand in 1997(3) aanzienlijk was verbeterd wat betreft de productie en de verkoop. Dankzij de vaststelling van antidumpingmaatregelen in 1997 kon de communautaire bedrijfstak zoals verwacht en gepland, zijn productie verhogen en het verloren marktaandeel terugwinnen door de verkoop op de communautaire markt te verhogen. Dit had positieve gevolgen voor de werkgelegenheid en de productiviteit.

(48) De verkoop van de communautaire bedrijfstak vertoonde weliswaar een stijging doch geschiedde tegen dalende prijzen die tijdens het onderzoektijdvak de kosten van de communautaire bedrijfstak niet konden dekken zodat verlies werd geboekt. De prijzen van de communautaire bedrijfstak daalden tijdens de betrokken periode met 17 %, van 3,65 EUR/kg in 1996 tot 3,02 EUR/kg in het onderzoektijdvak. Hoewel de grondstoffen tijdens de betrokken periode ook waren gedaald was de daling van de prijzen voor roestvrijstalen bevestigingsmiddelen scherper dan die van de grondstofprijzen. Deze druk op de prijzen had belangrijke gevolgen voor de winstgevendheid die ondanks een verbetering tussen 1996 en 1997 in 1998 daalde en tijdens het onderzoektijdvak in verlies werd omgezet (min 0,8 % van de omzet). De communautaire bedrijfstak kon derhalve niet volledig profiteren van de antidumpingmaatregelen.

(49) Gezien het bovenstaande wordt vastgesteld dat de communautaire bedrijfstak schade heeft geleden in de vorm van druk op de prijzen en financiële verliezen.

(50) Een exporterende producent voerde aan dat de daling van de prijzen van de communautaire bedrijfstak het gevolg was van een daling van de kosten van de grondstoffen die werden gebruikt voor de productie van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen. Deze situatie kon derhalve niet worden beschouwd als druk op de prijzen. In dit verband werd aangevoerd dat de grondstoffen meer vertegenwoordigden dan 56,7 % van de volledige kosten in het onderzoektijdvak zoals vermeld in de verordening voorlopig recht omdat zij 80 à 85 % en zelfs 90 % van de totale kosten bereikten.

(51) Op grond van de informatie van de medewerkende leveranciers van grondstoffen daalden de grondstofprijzen in kwestie tijdens de betrokken periode met 20,9 % terwijl de prijzen van de communautaire bedrijfstak van het product in kwestie tijdens dezelfde periode met 17 % daalden. Omdat de kosten van grondstoffen tijdens deze periode op gewogen gemiddelde basis varieren tussen 57 en 68 % van de volledige kosten van de communautaire bedrijfstak werd vastgesteld dat de prijzen van de communautaire bedrijfstak van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen sterker waren gedaald dan de grondstofprijzen. Het argument dat grondstoffen 80 à 85 % van de kosten vertegenwoordigen lijkt alleen betrekking te hebben op de productiekosten en niet op de volledige kosten. De communautaire bedrijfstak heeft derhalve geleden onder prijsdepressie.

(52) Een exporterende producer in Maleisië voerde ten slotte aan dat wanneer de productie en werkgelegenheid van de communautaire bedrijfstak zoals vermeld in het bericht van bekendmaking worden vergeleken, de productiviteit per werknemer veel lager lijkt te zijn dan de cijfers in overweging 161 van de verordening voorlopig recht suggereren.

(53) De productiviteit werd berekend op basis van de productie verdeeld over het aantal werknemers dat betrokken is bij de productie van het betrokken product dat 287 bedroeg in 1996, 320 in 1997, 321 in 1998 en 315 in het onderzoektijdvak. Dit aantal is lager dan het aantal werknemers dat werd vermeld in overweging 160 van de verordening voorlopig recht of in het bericht tot bekendmaking waarin het totaal aantal werknemers van de onderneming wordt vermeld.

4. Conclusie inzake schade

(54) Tijdens de betrokken periode ondervond de communautaire bedrijfstak belangrijke druk op de prijzen van de gesubsidieerde invoer van oorsprong uit de betrokken landen die de prijzen van de communautaire bedrijfstak tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijk bleken te onderbieden en die qua hoeveelheden tijdens de betrokken periode bleken te stijgen. De verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak konden als gevolg hiervan de kosten niet volledig incalculeren. Dit leidde tot een verslechtering van de financiële situatie van de communautaire bedrijfstak en een gewogen gemiddeld verlies van 0,8 % van de omzet in het onderzoektijdvak.

(55) Het feit dat bepaalde indicatoren van de communautaire bedrijfstak zoals productie, verkoop, werkgelegenheid en productiviteit een verbetering vertoonden moet worden gezien in het licht van de instelling van antidumpingmaatregelen in 1997 waardoor de druk op de communautaire bedrijfstak enigszins werd verlicht. De druk van de toenemende invoer tegen lage prijzen uit de betrokken landen belemmerde een volledig herstel van de communautaire bedrijfstak die, zoals naar voren kwam in het huidige onderzoek, aanzienlijke schade had geleden in de vorm van druk op de prijzen en financiële verliezen in het onderzoektijdvak.

(56) Gezien het bovenstaande wordt bevestigd dat de communautaire bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 8, lid 2, van de basisverordening.

G. OORZAAK VAN DE SCHADE

1. Gevolgen van de gesubsidieerde invoer

(57) In de verordening voorlopig recht stelde de Commissie vast dat er een duidelijk verband bestond tussen de belangrijke prijsonderbieding van de gesubsidieerde invoer en de verslechtering van de prijzen van de communautaire bedrijfstak en zijn winstgevendheid in het onderzoektijdvak. De belangrijke prijsdruk van de gesubsidieerde invoer, met name tussen 1998 uit het onderzoektijdvak viel samen met een scherpe daling van de prijzen van de communautaire bedrijfstak hetgeen leidde tot verliezen van 0,8 % van de omzet tijdens het onderzoektijdvak.

(58) De stijging van de betrokken invoer (+ 16 %) die een belangrijk aandeel van de communautaire markt verwierf tijdens het onderzoektijdvak (12,4 %), de druk op de prijzen (- 17 %) en de verslechtering van de financiële situatie van de communautaire bedrijfstak werden toegeschreven aan de aanhoudend lage prijzen van de invoer van oorsprong uit de betrokken landen.

2. Gevolgen van andere factoren

a) Toegenomen capaciteit en investeringen van de communautaire bedrijfstak

(59) Aangevoerd werd dat de slechte financiële resultaten van de communautaire bedrijfstak waren veroorzaakt door de uitbreiding van de productiecapaciteit net toen het verbruik sterk inkromp. Voorts zouden de hoge investeringen en de hiermee verband houdende financiële kosten gekoppeld aan de lagere verkoop als gevolg van de abrupte daling van het verbruik, de oorzaak zijn van de verslechtering van de financiële situatie van de communautaire bedrijfstak.

(60) De grootste stijging van de productiecapaciteit vond plaats tussen 1996 en 1997 (+ 15 %), toen de communautaire bedrijfstak verwachtte zijn productie en verkoop te kunnen verhogen als gevolg van de antidumpingmaatregelen. De verhoging van de capaciteit ging vergezeld van een stijging van de productie van 20 % en van de verkoop van 33 % tussen 1996 en 1997. Dankzij de verhoging van de capaciteit had de communautaire bedrijfstak moeten kunnen profiteren van het verwachte herstel van doelmatige concurrentie tussen de communautaire bedrijfstak en landen waarop de antidumpingmaatregelen van toepassing waren. Het verbruik daalde pas met ingang van 1998 terwijl de capaciteit tussen 1998 en het onderzoektijdvak stabiel bleef.

(61) De investeringen van de communautaire bedrijfstak bleven tijdens de betrokken periode relatief stabiel met uitzondering van 1997 toen aanzienlijk werd geïnvesteerd, hoofdzakelijk door één onderneming voor de aankoop van gebouwen. Deze onderneming had evenwel één van de beste winstmarges van de communautaire bedrijfstak in 1997 en zelfs tijdens de betrokken periode. Ondanks een daling van het verbruik tijdens de betrokken periode kon de communautaire bedrijfstak zijn verkoop verhogen en zo zijn aandeel van de communautaire markt.

(62) De slechte financiële resultaten van de communautaire bedrijfstak houden, gezien het bovenstaande, geen verband met een verhoging van zijn capaciteit of de omvang van zijn investeringen maar hoofdzakelijk met een prijsdepressie die werd veroorzaakt door de gesubsidieerde invoer.

b) Uitvoerresultaten van de communautaire bedrijfstak

(63) De uitvoerresultaten van de communautaire bedrijfstak tijdens de betrokken periode werden eveneens onderzocht om na te gaan of een eventuele daling van de uitgevoerde hoeveelheden een negatieve invloed zou kunnen hebben gehad voor de productie van de communautaire bedrijfstak.

(64) De uitvoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen heeft tijdens de betrokken periode een gering percentage vertegenwoordigd van de totale verkoop van de communautaire bedrijfstak. De schade die de communautaire bedrijfstak heeft geleden kwam vooral tot uitdrukking in een verslechtering van de winstgevendheid als gevolg van een belangrijke prijsdepressie die werd veroorzaakt door gesubsidieerde invoer zoals uitgelegd in overwegingen 166 tot en met 168 van de verordening tot oplegging van voorlopige compenserende rechten. De productiehoeveelheden lieten op hun beurt tijdens de betrokken periode een stijging zien.

(65) Gezien het bovenstaande kan derhalve niet worden gesteld dat de schade die werd geleden door de communautaire bedrijfstak het gevolg is van hun uitvoerresultaten.

3. Conclusie inzake oorzakelijk verband

(66) De invoer van oorsprong uit de twee betrokken landen heeft afzonderlijk genomen derhalve aanmerkelijke schade berokkend aan de communautaire bedrijfstak. De invoer uit Maleisië en de Filipijnen heeft belet dat de communautaire bedrijfstak de schadelijke situatie tijdens de eerdere antidumpingprocedure met betrekking tot roestvrijstalen bevestigingsmiddelen volledig kon herstellen en hun laaggeprijsde, stijgende invoer hebben de winstgevendheid van de communautaire bedrijfstak negatief beïnvloed.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(67) In de verordening voorlopig recht stelde de Commissie vast dat er geen dringende redenen waren om in dit geval geen maatregelen vast te stellen. Omdat verder commentaar met betrekking tot de gevolgen van compenserende rechten voor de situatie van de communautaire bedrijfstak ontbreekt, wordt hierbij bevestigd dat het instellen van compenserende maatregelen de communautaire bedrijfstak waarschijnlijk in staat zal stellen opnieuw een bevredigende winstmarge te bereiken zodat ondernemingen zaken kunnen blijven doen en de nodige investeringen kunnen plegen.

(68) Een importeur voerde opnieuw aan dat instelling van compenserende maatregelen de situatie van de communautaire importeurs/handelaars aanzienlijk zou verslechteren. Hij was hierbij uitgegaan van de verslechtering van zijn eigen financiële situatie tussen 1997 en 1998 nadat in februari 1998 definitieve antidumpingmaatregelen waren ingesteld. Voorts zouden importeurs/handelaars volgens hem niet meer van Zuidoost-Aziatische leveranciers kunnen invoeren wanneer compenserende maatregelen werden ingesteld hetgeen zou leiden tot tekorten aan aanbodzijde.

(69) In de verordening voorlopig recht werd reeds vermeld dat maatregelen zouden kunnen leiden tot een bepaalde verlaging van de marges van importeurs/handelaren. De informatie van deze importeurs/handelaars die betrekking had op de totale winstgevendheid van de onderneming, met inbegrip van producten die niet worden bestreken door dit onderzoek, liet een bepaalde verlaging zien van de marges als gevolg van de definitieve antidumpingmaatregelen in februari 1998 hoewel deze nog steeds redelijk hoog liggen. Het niveau van de compenserende maatregelen die bij de huidige procedure worden vastgesteld en het feit dat deze alleen betrekking hebben op twee exportlanden zal waarschijnlijk echter geen belangrijke gevolgen hebben voor importeurs/handelaars.

(70) Met betrekking tot het argument dat importeurs/handelaars niet langer uit Zuidoost-Azië kunnen importeren indien compenserende maatregelen worden vastgesteld, kan worden opgemerkt dat het niveau van de compenserende maatregelen die worden voorgesteld de invoer uit de betrokken landen niet zal tegenhouden maar er veeleer voor zal zorgen dat deze invoer tegen billijke marktvoorwaarden geschiedt. Voorts zijn er een aantal andere bronnen, met inbegrip van leveranciers in Zuidoost-Azië, die niet onderworpen zijn aan maatregelen. Het is derhalve onwaarschijnlijk dat instelling van definitieve compenserende maatregelen zal leiden tot een tekort aan aanbodzijde.

(71) De voorlopige conclusies in de overwegingen 183 tot en met 213 van de verordening voorlopig recht met betrekking tot het belang van de Gemeenschap worden derhalve bevestigd.

I. DEFINITIEF BELEID

1. Singapore en Thailand

(72) Op basis van bovengenoemde conclusies dient deze procedure te worden beëindigd ten aanzien van invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Singapore en Thailand overeenkomstig artikel 14 van de basisverordening.

2. Maleisië en de Filipijnen

(73) Bovenstaande conclusies met betrekking tot subsidiëring, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap pleiten voor definitieve maatregelen. Gezien de diversiteit van de productsoorten, zouden de maatregelen de vorm kunnen krijgen van ad-valoremrechten. Omdat geen nieuwe informatie werd ingediend met betrekking tot het niveau waarop de schade ongedaan wordt gemaakt, worden de voorlopige conclusies zoals beschreven in de overwegingen 215 tot en met 219 van de verordening voorlopig recht hierbij bevestigd. Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de basisverordening komt het recht overeen met de subsidiemarge omdat de schademarge hoger is.

(74) Voor beide exporterende producenten in Maleisië gelden momenteel antidumpingrechten, die variëren van 5,7 % tot 7,0 %. Bij het bij onderhavige procedure ingesteld recht dient derhalve rekening te worden gehouden met het totale bedrag van de binnenlandse subsidie vermeerderd met de exportsubsidie wanneer dit het bestaande antidumpingrecht overschrijdt overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de basisverordening en zolang het bestaande antidumpingrecht van kracht blijft. Zoals blijkt uit onderstaande tabel dient een definitief compenserend recht te worden ingesteld op één Maleisische exporterende producent (naast het bestaande antidumpingrecht) van 1,8 %. Op de tweede exporterende producent dient geen compenserend recht te worden ingesteld omdat het bestaande antidumpingrecht het bedrag van de exportsubsidie overschrijdt.

(75) Omdat de ondernemingen die hebben meegewerkt aan de procedure vrijwel de gehele invoer uit dit land bestrijken dient het residueel recht te worden vastgesteld op de hoogste subsidiemarge van de medewerkende ondernemingen. Het residuele compenserend recht dient te worden vastgesteld op 1,8 %, naast het bestaande residuele antidumpingrecht van 7,0 %.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(76) De volgende rechten zijn van toepassing op de medewerkende Maleisische producenten:

Tong Heer Fasteners Co. Sdn. Bhd.: 1,8 %,

Tigges Stainless Steel Fasteners (M) Sdn. Bhd.: 0 %.

(77) Voor de Filipijnen, waar geen antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, geldt het volgende recht voor de medewerkende producent:

Lu Chu Shin Yee Works Co. Ltd/Philshin Works Corporation: 3,5 %.

(78) Om te voorkomen dat niet-medewerking wordt beloond, werd het passend geacht het recht voor de niet-medewerkende ondernemingen vast te stellen als het hoogste recht dat werd vastgesteld voor een medewerkende exporterende producent, d.w.z. 1,8 % voor Maleisië en 3,5 % voor de Filippijnen.

(79) De compenserende rechten voor individuele ondernemingen zoals vermeld in deze verordening werden vastgesteld op basis van de conclusies van dit onderzoek. Zij geven derhalve een beeld van de situatie die werd aangetroffen tijdens het onderzoek met betrekking tot bovengenoemde ondernemingen. Deze rechten (in tegenstelling tot het nationaal recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen") zijn derhalve uitsluitend van toepassing op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de betrokken landen die vervaardigd worden door de ondernemingen en derhalve door de specifieke rechtspersonen. Ingevoerde producten die vervaardigd zijn door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres zijn vermeld in het dictum van deze verordening, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen die verwant zijn met de specifiek vermelde ondernemingen kunnen niet in aanmerking komen voor deze percentages en zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle overige ondernemingen".

(80) Verzoeken om toepassing van het compenserend recht voor individuele onderneming (naar aanleiding van bijvoorbeeld een naamsverandering van de natuurlijke of rechtspersoon of naar aanleiding van de oprichting van een nieuwe productie of verkoopeenheid) dienen onverwijld te worden gericht aan de Commissie(4) met alle relevante informatie, met name eventuele wijzigingen van de activiteiten van de onderneming die verband houden met de productie, de binnenlandse verkoop en de uitvoer die verband houden met bijvoorbeeld de naamsverandering of de verandering van de productie en verkoopeenheden. De Commissie zal in voorkomend geval, na overleg met het Raadgevend Comité de verordening dienovereenkomstig wijzigen door de lijst van ondernemingen die in aanmerking komen voor individuele rechten aan te passen.

(81) De invoer uit Maleisië is reeds onderworpen aan antidumpingrechten waarmee rekening werd gehouden bij het vaststellen van het compenserend recht dat in deze procedure wordt ingesteld. Zoals hierboven uiteengezet werd het bedrag van de exportsubsidie van het compenserend recht verlaagd tot het bedrag van het bestaande antidumpingrecht. De periode waarin de definitieve compenserende rechten van toepassing zijn met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen dient derhalve samen te vallen met de vervaldatum van de antidumpingrechten die zijn vastgesteld op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, India, de Republiek Korea, Maleisië, Taiwan en Thailand, d.w.z. 17 februari 2003, onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op nieuwe onderzoeken.

3. Invordering van het voorlopig recht

(82) Gezien de omvang van de subsidiemarges die werden vastgesteld en in het licht van de schade die werd berokkend aan de communautaire bedrijfstak wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die zijn zekergesteld middels het voorlopig compenserend recht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 618/2000 van de Commissie met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen definitief in te vorderen tegen het definitief vastgestelde recht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen hiervan, vallende onder de GN-codes 7318 12 10, 7318 14 10, 7318 15 30, 7318 15 51, 7318 15 61, 7318 15 70 en 7318 16 30 van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen wordt hierbij een definitief compenserend recht ingesteld.

2. Het recht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens-Gemeenschap, vóór inklaring is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders aangegeven zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen waarvoor een zekerheid is gesteld uit hoofde van de voorlopige compenserende rechten die bij Verordening (EG) nr. 618/2000 van de Commissie werden ingesteld met betrekking tot de invoer van het product zoals beschreven in artikel 1, lid 1, van oorsprong uit Maleisië en de Filipijnen worden definitief geïnd ten belope van het definitief ingestelde recht. Bedragen waarvoor een zekerheid is gesteld die het definitieve compenserende recht overschrijden worden vrijgegeven.

Artikel 3

Het compenserend recht komt op 17 februari 2003 te vervallen.

Artikel 4

De antisubsidieprocedure met betrekking tot de invoer van roestvrijstalen bevestigingsmiddelen en delen hiervan van oorsprong uit Singapore en Thailand wordt hierbij beëindigd.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

H. Védrine

(1) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

(2) PB L 75 van 24.3.2000, blz. 18.

(3) Verordening (EG) nr. 1732/97 van de Commissie (PB L 243 van 5.9.1997, blz. 17).

(4) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, Directoraat E, DM 24-8/38, Wetstraat 200, B-1049 Brussel.

Top