EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0365

2000/365/EG: Besluit van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis

OJ L 131, 1.6.2000, p. 43–47 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Estonian: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Latvian: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Lithuanian: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Hungarian Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Maltese: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Polish: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Slovak: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Slovene: Chapter 19 Volume 001 P. 178 - 182
Special edition in Bulgarian: Chapter 19 Volume 001 P. 130 - 134
Special edition in Romanian: Chapter 19 Volume 001 P. 130 - 134
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 004 P. 170 - 174

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/12/2014

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/365/oj

32000D0365

2000/365/EG: Besluit van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis

Publicatieblad Nr. L 131 van 01/06/2000 blz. 0043 - 0047


Besluit van de Raad

van 29 mei 2000

betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis

(2000/365/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op artikel 4 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, (hierna te noemen het "Schengenprotocol"),

Gezien het verzoek dat de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in haar aan de voorzitter van de Raad gerichte brieven van 20 mei 1999, 9 juli 1999 en 6 oktober 1999 heeft gedaan te mogen deelnemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, genoemd in die brieven,

Gezien het advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1999 over dat verzoek,

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland een bijzondere positie heeft met betrekking tot de aangelegenheden die onder titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, zoals erkend in het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland en het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 14 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, bij het Verdrag van Amsterdam gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Overwegende dat het Schengenacquis is opgevat en functioneert als een samenhangend geheel dat ten volle moet worden aanvaard en toegepast door alle staten die het beginsel van de afschaffing van personencontroles aan hun gemeenschappelijke grenzen onderschrijven;

Overwegende dat het Schengenprotocol voorziet in de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis deel te nemen, gezien de genoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk de verplichtingen op zich zal nemen welke voor een lidstaat voortvloeien uit de in dit besluit opgesomde artikelen van de Schengenovereenkomst van 1990;

Overwegende dat, gezien de bovengenoemde bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk, de bepalingen van de Overeenkomst van Schengen van 1990 betreffende grenzen van toepassing zijn noch op het Verenigd Koninkrijk noch op de in artikel 5 genoemde gebieden;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk en Gibraltar deze artikelen zullen toepassen, rekening houdend met de in de artikelen 26 en 27 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde ernstige feiten;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht deel te mogen nemen aan alle bepalingen van het Schengenacquis die verband houden met de oprichting en de werking van het Schengeninformatiesysteem (hierna het "SIS" genoemd), behoudens wat betreft de bepalingen die verband houden met de in artikel 96 van de Schengenovereenkomst van 1990 genoemde signaleringen en de overige met die signaleringen verband houdende bepalingen;

Overwegende dat de Raad van oordeel is dat bij een gedeeltelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan het Schengenacquis de samenhang van de thematische gebieden die het geheel van dit acquis vormen in acht moet worden genomen;

Overwegende dat de Raad derhalve het recht van het Verenigd Koninkrijk erkent om, overeenkomstig artikel 4 van het Schengenprotocol, een verzoek te doen om gedeeltelijk te mogen deelnemen, maar er tegelijk op wijst dat gelet moet worden op de gevolgen van die deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de bepalingen die verband houden met de oprichting en de werking van het SIS voor de uitlegging van de andere bepalingen van het Schengenacquis en voor de financiële implicaties daarvan;

Overwegende dat het Gemengd Comité, ingesteld krachtens artikel 3 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(1), op de hoogte is gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland neemt deel aan de volgende bepalingen van het Schengenacquis:

a) wat betreft de bepalingen van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i) de artikelen 26 en 27;

de artikelen 39 en 40;

de artikelen 42 en 43, voorzover zij verband houden met artikel 40;

artikel 44;

de artikelen 46 en 47, met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c);

de artikelen 48 tot en met 51;

de artikelen 52 en 53;

de artikelen 54 tot en met 58;

artikel 59;

de artikelen 61 tot en met 66;

de artikelen 67 tot en met 69;

de artikelen 71 tot en met 73;

de artikelen 75 en 76;

de artikelen 126 tot en met 130, voorzover zij verband houden met de bepalingen waaraan het Verenigd Koninkrijk krachtens deze alinea deelneemt;

verklaring 3 bij de Slotakte, betreffende artikel 71, lid 2;

ii) Onderstaande bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem, voorzover zij geen verband houden met artikel 96:

artikel 92,

de artikelen 93 tot en met 95,

de artikelen 97 tot en met 100;

artikel 101, behalve lid 2;

de artikelen 102 tot en met 108,

de artikelen 109 tot en met 111, wat de persoonsgegevens betreft die in het nationale deel van het SIS van het Verenigd Koninkrijk zijn geregistreerd;

de artikelen 112 en 113;

artikel 114, wat de persoonsgegevens betreft die in het nationale deel van het SIS van het Verenigd Koninkrijk zijn geregistreerd;

de artikelen 115 tot en met 118;

iii) Andere bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem:

artikel 119;

b) wat betreft de bepalingen van de overeenkomsten betreffende de toetreding tot de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i) de op 27 november 1990 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek: artikelen 2 en 4 en de gemeenschappelijke verklaring over de artikelen 2 en 3, voorzover zij verband houdt met artikel 2;

ii) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje: artikelen 2 en 4 en Slotakte, deel III, verklaring 2;

iii) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek: artikelen 2, 4, 5 en 6;

iv) de op 6 november 1992 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek: artikelen 2, 3, 4 en 5 en Slotakte, deel III, verklaring 2;

v) de op 28 april 1995 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk: artikelen 2 en 4;

vi) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikelen 2, 4 en 6 en Slotakte, deel II, gezamenlijke verklaring 3;

vii) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikelen 2, 4 en 5 en de Slotakte, deel II, gezamenlijke verklaring 3;

viii) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikelen 2, 4 en 5 en Slotakte, deel II, gemeenschappelijke verklaring 3;

c) wat betreft de bepalingen van de volgende besluiten van het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 voorzover deze verband houden met de bepalingen waaraan het Verenigd Koninkrijk krachtens punt a) hierboven deelneemt:

i) SCH/Com-ex (93) 14 (verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen);

SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75 Uitvoeringsovereenkomst);

SCH/Com-ex (98) 26 def. (oprichting van de Permanente Commissie van de Schengenovereenkomst), onder voorbehoud van een interne afspraak tot bepaling van nadere voorschriften voor deelneming van deskundigen van het Verenigd Koninkrijk aan onder auspiciën van de betrokken groep van de Raad uitgevoerde opdrachten;

SCH/Com-ex (98) 51, 3e herz. (grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten);

SCH/Com-ex (98) 52 (leidraad voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking);

SCH/Com-ex (99) 1, 2e herz. (acquis verdovende middelen);

SCH/Com-ex (99) 6 (acquis op het gebied van telecommunicatie);

SCH/Com-ex (99) 8, 2e herz. (vergoeding aan informanten);

SCH/Com-ex (99) 11, 2e herz. (overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving);

SCH/Com-ex (99) 18 (verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten);

ii) SCH/Com-ex (97) 2, 2e herz. (aanbesteding van de voorstudie inzake SIS II);

SCH/Com-ex (97) 18 (aandeel van Noorwegen en IJsland in de installatie- en werkingskosten van het C.SIS);

SCH/Com-ex (97) 24 (ontwikkeling van het SIS);

SCH/Com-ex (97) 35 (wijziging van het Financieel Reglement voor het C.SIS);

SCH/Com-ex (98) 11 (C.SIS met 15/18 verbindingen);

SCH/Com-ex (99) 5 (Sirene-handboek);

d) wat betreft de bepalingen van de volgende verklaringen van het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985, voorzover deze verband houden met de bepalingen waaraan het Verenigd Koninkrijk krachtens punt a) hierboven deelneemt:

i) SCH/Com-ex (96) decl. 6, 2e herz. (verklaring inzake de uitlevering);

ii) SCH/Com-ex (97) decl. 13, 2e herz. (ontvoering van minderjarigen);

SCH/Com-ex (99) decl. 2 herz. (SIS-structuur).

Artikel 2

1. De in artikel 40, lid 4, van de Schengenovereenkomst van 1990 bedoelde ambtenaren zijn, voor het Verenigd Koninkrijk, ambtenaren van de politiediensten van het Verenigd Koninkrijk en ambtenaren van "Her Majesty's Customs and Excise".

2. De in artikel 40, lid 5, van de Schengenovereenkomst van 1990 bedoelde autoriteit is, voor het Verenigd Koninkrijk, de "National Criminal Intelligence Service".

Artikel 3

Het bevoegde ministerie bedoeld in artikel 65, lid 2, van de Schengenovereenkomst van 1990 is voor Engeland, Wales en Noord-Ierland het ministerie van Binnenlandse Zaken en voor Schotland de Schotse regering.

Artikel 4

De afgevaardigden in de bij artikel 115 van de Schengenovereenkomst van 1990 ingestelde gemeenschappelijke controleautoriteit die de nationale controleautoriteit van het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigen, mogen in de gemeenschappelijke controleautoriteit niet deelnemen aan de stemming over aangelegenheden die verband houden met de toepassing van bepalingen van het Schengenacquis, of die op het Schengenacquis voortbouwen, waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt.

Artikel 5

1. Het Verenigd Koninkrijk deelt de voorzitter van de Raad schriftelijk mee welke van de in artikel 1 genoemde bepalingen het wenst toe te passen op de Kanaaleilanden en het eiland Man. De Raad neemt met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 van het Schengenprotocol genoemde leden van de vertegenwoordiger van de regering van het Verenigd Koninkrijk een besluit over dit verzoek.

2. De volgende bepalingen van artikel 1 gelden voor Gibraltar:

a) wat betreft de bepalingen van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

de artikelen 26 en 27;

artikel 39;

artikel 44, voorzover het geen betrekking heeft op achtervolgingen en grensoverschrijdende observatie;

de artikelen 46 en 47, met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c);

de artikelen 48 tot en met 51;

de artikelen 52 en 53;

de artikelen 54 tot en met 58;

artikel 59;

de artikelen 61 tot en met 63;

de artikelen 65 en 66;

de artikelen 67 tot en met 69;

de artikelen 71 tot en met 73;

de artikelen 75 en 76;

de artikelen 126 tot en met 130, voorzover zij verband houden met de bepalingen waaraan Gibraltar krachtens deze alinea deelneemt;

verklaring 3 bij de Slotakte, betreffende artikel 71, lid 2;

b) wat betreft de bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en de bijbehorende Slotakte en gemeenschappelijke verklaringen:

i) de op 27 november 1990 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek: artikel 4;

ii) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje: artikel 4 en de Slotakte, deel III, verklaring 2;

iii) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek: de artikelen 4, 5 en 6;

iv) de op 6 november 1992 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek: de artikelen 3, 4 en 5 en de Slotakte, deel III, verklaring 2;

v) de op 28 april 1995 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk: artikel 4;

vi) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: de artikelen 4 en 6 en de Slotakte, deel II, gemeenschappelijke verklaring 3;

vii) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland; de artikelen 4 en 5 en de Slotakte, deel II, gemeenschappelijke verklaring 3;

viii) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: de artikelen 4 en 5 en de Slotakte, deel II, gemeenschappelijke verklaring 3;

c) wat betreft de bepalingen van de besluiten van het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985:

SCH/Com-ex (93) 14 (verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen);

SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75);

SCH/Com-ex (98) 51, 3e herz. (grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten);

SCH/Com-ex (98) 52 (leidraad voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking);

SCH/Com-ex (99) 1, 2e herz. (acquis verdovende middelen);

SCH/Com-ex (99) 6 (acquis op het gebied van telecommunicatie);

SCH/Com-ex (99) 8, 2e herz. (vergoeding aan informanten);

SCH/Com-ex (99) 11, 2e herz. (overeenkomst inzake samenwerking in procedures wegens inbreuken op de verkeerswetgeving);

SCH/Com-ex (99) 18 (verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten);

d) wat betreft de bepalingen van de volgende verklaring van het Uitvoerend Comité ingesteld bij de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985:

SCH/Com-ex (96) decl. 6, 2e herz. (verklaring inzake de uitlevering).

3. Artikel 8, lid 3, geldt voor de in de leden 1 en 2 genoemde gebieden.

Artikel 6

1. Onverminderd artikel 8, lid 3, worden de in artikel 1 genoemde bepalingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten en de andere staten waarvoor deze bepalingen reeds in werking zijn gesteld, bij een besluit van de Raad in werking gesteld wanneer de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen in al die lidstaten en andere staten vervuld zijn. De Raad kan besluiten verschillende data vast te stellen voor het in werking stellen van de verschillende bepalingen per thematisch gebied.

2. Alvorens de in artikel 1 genoemde bepalingen in werking worden gesteld overeenkomstig lid 1, neemt de Raad een besluit over de nadere juridische en technische regelingen, onder meer bepalingen inzake gegevensbescherming, betreffende de deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de bepalingen van de punten a) ii) en iii), c) ii), en d) ii), van artikel 1.

3. Lid 1 geldt mutatis mutandis voor de inwerkingstelling van de in artikel 5, genoemde bepalingen ten aanzien van de betrokken gebieden.

4. Besluiten krachtens de leden 1, 2 en 3 worden genomen door de Raad, met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 van het Schengenprotocol genoemde leden en de vertegenwoordiger van de Regering van het Verenigd Koninkrijk.

5. De bepalingen van artikel 75 van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 en van het besluit van het Uitvoerend Comité SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75 Uitvoeringsovereenkomst) zijn rechtstreeks toepasselijk in het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 7

1. Het Verenigd Koninkrijk is gebonden door:

a) het besluit van de Raad van 3 mei 1999 (1999/323/EG) houdende vaststelling van een financieel reglement met betrekking tot de budgettaire aspecten van het beheer door de secretaris-generaal van de Raad van de contracten die deze sluit als vertegenwoordiger van bepaalde lidstaten met betrekking tot de installatie en de werking van de "Help Desk Server" van de Management Unit en van het Sirene-netwerk fase II(2) en alle latere wijzigingen daarvan.

b) het besluit van de Raad van 27 maart 2000 (2000/265/EG) houdende vaststelling van een financieel reglement met betrekking tot de budgettaire aspecten van het beheer door de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de overeenkomsten die deze sluit namens bepaalde lidstaten met betrekking tot de installatie en de werking van de communicatie-infrastructuur voor de Schengenomgeving "Sisnet"(3).

2. Het Verenigd Koninkrijk draagt de kosten van de technische realisatie van zijn gedeeltelijke deelneming aan de werking van het SIS.

Artikel 8

1. Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Vanaf de datum van aanneming van dit besluit wordt het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland onherroepelijk geacht de voorzitter van de Raad krachtens artikel 5 van het Schengenprotocol in kennis te hebben gesteld van het feit dat het wenst deel te nemen aan alle voorstellen en initiatieven die voortbouwen op het in artikel 1 genoemde Schengenacquis. Die deelneming betreft de in artikel 5, lid 1 respectievelijk lid 2, genoemde gebieden, voor zover de voorstellen en initiatieven voortbouwen op de bepalingen van het Schengenacquis waaraan deze gebieden worden gebonden.

3. Maatregelen die voortbouwen op het in artikel 1 genoemde Schengenacquis die zijn vastgesteld vóór de aanneming van het in artikel 6 bedoelde Raadsbesluit treden voor het Verenigd Koninkrijk in werking op de datum of de data waarop de Raad krachtens artikel 6 besluit het in artikel 1 genoemde acquis voor het Verenigd Koninkrijk in werking te stellen, tenzij in de maatregel zelf een latere datum wordt genoemd.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Costa

(1) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(2) PB L 123 van 13.5.1999, blz. 51.

(3) PB L 85 van 6.4.2000, blz. 12.

Top