EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0226

1999/226/EGKS: Beschikking van de Commissie van 1 juli 1998 betreffende voorgenomen steun van de regio Friuli- Venezia-Giulia ten gunste van het staalbedrijf Servola SpA (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1941) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 83, 27.3.1999, p. 69–71 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/226/oj

31999D0226

1999/226/EGKS: Beschikking van de Commissie van 1 juli 1998 betreffende voorgenomen steun van de regio Friuli- Venezia-Giulia ten gunste van het staalbedrijf Servola SpA (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1941) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 083 van 27/03/1999 blz. 0069 - 0071


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 1 juli 1998 betreffende voorgenomen steun van de regio Friuli-Venezia-Giulia ten gunste van het staalbedrijf Servola SpA (kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1941) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (1999/226/EGKS)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 2496/96/EGKS van de Commissie van 18 december 1996 houdende communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie (1), inzonderheid op artikel 6, lid 5,

Na de belanghebbenden te hebben verzocht hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen (2),

Overwegende hetgeen volgt:

I

Bij schrijven van 28 juni 1996 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS van de Commissie (per 1 januari 1997 vervangen door Beschikking nr. 2496/96/EGKS, hierna "Staalsteuncode" genoemd) in te leiden ten aanzien van een deel van de steun die de autonome regio Friuli-Venezia-Giulia voornemens was te verlenen aan het staalbedrijf Servola SpA, hierna "Servola" genoemd.

Uit de gegevens waarover de Commissie beschikte, in hoofdzaak gebaseerd op de verklaringen van de Italiaanse autoriteiten in de verstrekte inlichtingen, blijkt het volgende.

Op grond van het ontwerp van regionale wet nr. 166 dat op 22 mei 1995 door de Giunta (regionale regering) was goedgekeurd, nam de autonome regio Friuli-Venezia-Giulia zich voor Servola te steunen om haar installaties in Triëst in overeenstemming te brengen met de geldende milieuwetgeving. De steun zou worden verstrekt door de terbeschikkingstelling van een bedrag van 8,5 miljard ITL voor milieu-investeringen die op minstens 37,9 miljard ITL werden geraamd. De betrokken investeringen waren met name gericht op de beperking van de rook- en stofuitstoot, een betere bestrijding van geluidshinder en de waterzuivering.

De Commissie besloot na onderzoek van de steun en de aangemelde investeringen de procedure van artikel 6, lid 4, van Beschikking nr. 3855/91/EGKS in te leiden, omdat de ongeveer 10 miljard ITL investeringen die volgens de verstrekte inlichtingen bestemd was voor milieusanering - door een beperking van de stofuitstoot van de staalfabriek, een stofvanger bij de doorloop van gietijzer en het schoonmaken van torpedo's - grotendeels betrekking had op installaties die in de periode 1991-1992 in bedrijf waren genomen.

Omdat deze 10 miljard ITL, aan investeringen was bedoeld om te voldoen aan milieunormen die in juli 1990 waren vastgesteld, was niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 3 van de Staalsteuncode dat slechts steun mag worden verleend voor installaties die ten minste twee jaar vóór de invoering van de betrokken milieunormen in bedrijf waren.

Daarnaast had de Commissie ernstige twijfel ten aanzien van de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van een ander deel van de aangemelde investeringen ten belope van ongeveer 4 miljard ITL die bestemd waren voor de vermindering van stof en lawaai door een nieuwe bestrating voor de wegen en pleinen op het bedrijfsterrein. De Commissie was namelijk van oordeel dat dit soort maatregel niet kon worden goedgekeurd op grond van artikel 3 van de Staalsteuncode, omdat de wegen en pleinen op het terrein van een staalbedrijf niet leken overeen te stemmen met het begrip "installatie" in het genoemde artikel.

De Commissie besloot geen bezwaar te maken tegen de overige 23,94 miljard ITL steun.

II

De Commissie heeft de Italiaanse regering verzocht haar opmerkingen aangaande de inleiding van de procedure kenbaar te maken, terwijl de overige lidstaten en andere belanghebbenden door een bekendmaking van het besluit tot inleiding van deze procedure in kennis werden gesteld.

Bij schrijven van 17 oktober 1997 heeft The British Iron and Steel Producers Association (BISPA) de Commissie haar opmerkingen meegedeeld, die bij schrijven van 23 december 1996 aan de Italiaanse autoriteiten zijn toegezonden.

In haar opmerkingen steunde BISPA de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure. Meer bepaald heeft BISPA verklaard dat voor de in de periode 1991-1992 in bedrijf genomen installaties geen steun kon worden goedgekeurd, omdat de milieunormen voor deze installaties reeds in 1990 van kracht waren geworden. Wat de steun voor de bestrating van wegen en pleinen betreft, gaat het niet om installaties in de zin van artikel 3 van de Staalsteuncode, aangezien - overeenkomstig de interpretatie van de Commissie - hieronder uitsluitend machines en uitrustingsgoederen kunnen worden verstaan.

Bijgevolg verzocht BISPA de Commissie de desbetreffende steun op grond van artikel 4, onder c), van het EGKS-Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal te verklaren.

III

In antwoord op de inleiding van de procedure en de opmerkingen van derden heeft de Italiaanse regering bij schrijven van 20 oktober 1997, na kennis te hebben genomen van het standpunt van de Commissie, de in de aanmelding vermelde subsidiabele investeringen en de voorgenomen steun opnieuw omschreven. Voorts verklaarde zij de door de Commissie betwiste maatregelen ten belope van 14 miljard ITL in te trekken, en verzocht zij tevens om goedkeuring voor 7,2 miljard ITL steun voor de andere investeringen waartegen in het besluit tot inleiding van de procedure geen bezwaar was gemaakt.

Overigens blijkt uit de verstrekte stukken dat dankzij een aantal van de aangemelde investeringen de milieubescherming aanzienlijk kan worden verbeterd. Dit is inzonderheid het geval voor de "Still"-installatie voor de zuivering van afvalwater (NH3 5 mg/l en H2S 0,2 mg/l, terwijl volgens de geldende Italiaanse wetgeving het toegelaten maximum bij 15 mg/l respectievelijk 1 mg/l ligt). Dit geldt ook voor de geplande primaire ontstoffing van de sinterinstallaties (25 mg/m3 stof en 250 mg/m3 stikstofoxiden, bij toegelaten maxima van 50 mg/m3 respectievelijk 400 mg/m3).

De Italiaanse regering heeft derhalve om toestemming gevraagd voor het verlenen van de bij de inleiding van de procedure niet betwiste 7,2 miljard ITL steun voor de overige 23,94 miljard ITL milieu-investeringen (3).

Dienaangaande wijst de Commissie erop dat, wanneer een staalonderneming besluit strengere milieunormen na te leven dan hetgeen wettelijk vereist is, investeerders - willen zij aanspraak kunnen maken op de in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu vastgestelde verhoging van het steunplafond - onder meer moeten aantonen dat zij vrijwillig besloten hebben tot naleving van de strengere normen waarvoor aanvullende investeringen zijn vereist, dat wil zeggen dat een goedkopere oplossing voorhanden was om te voldoen aan de door overheid opgelegde minimumnormen inzake milieubescherming.

Daarnaast is de Commissie van oordeel dat - in tegenstelling tot de door Italië gehanteerde berekeningsmethode waarbij de in deze communautaire kaderregeling bedoelde verhoging van het steunplafond de volledige milieu-investering betreft - de onderhavige verhoging uitsluitend geldt voor het gedeelte van de milieu-investeringen dat de investeringskosten overschrijdt die nodig zijn om aan de minimale milieunormen te voldoen.

Uit de verstrekte inlichtingen blijkt evenwel, dat in de onderhavige zaak de milieu-investeringen die verder gaan dan hetgeen nodig is om de onderneming te laten voldoen aan de minimumeisen uit de desbetreffende Italiaanse milieuwetgeving, 17,2 miljard ITL bedragen. Het gaat hierbij meer bepaald om 8 miljard ITL voor de ontstoffing van de sinterinstallatie (i.p.v. 1,5 miljard ITL), 9 miljard ITL voor de milieu-installaties voor de cokesfabriek (i.p.v. 2 miljard ITL), uitgaven voor milieu-installaties voor de ontstoffing van de transportbanden en de opslagruimte voor kolen en andere ertsen (1 miljard ITL extra-investeringen), en ten slotte maatregelen om het percentage NH3 in het in de productiecyclus gebruikte water te verminderen (800 miljoen ITL extra-investeringen).

Als voornaamste rechtvaardiging voor de omvang van de aanvullende uitgaven voor milieu-investeringen die verder gaan dan nodig is om de onderneming gewoon aan de wettelijke minimumnormen te laten voldoen, geldt in deze zaak dat de betrokken staalfabriek gevestigd is in de bebouwde kom van Triëst. Daardoor moet Servola veel hogere investeringen verrichten dan hetgeen had volstaan om aan de geldende milieunormen te voldoen.

Gelet op de bovenstaande overwegingen moet worden geconcludeerd dat, ook, al had Servola voor de meeste van de aangemelde investeringen de uitgaven kunnen beperken door zich te houden aan de milieunormen van de Italiaanse wetgeving, het voorgenomen steunbedrag toch niet kan worden geaccepteerd. Voor de genoemde verhoging van het steunplafond kan - in tegenstelling tot hetgeen Italië heeft voorgesteld - niet het totale investeringsbedrag in aanmerking worden genomen, maar enkel het gedeelte van de investering dat uitgaat boven hetgeen nodig is om te voldoen aan de minimumnormen. Bijgevolg mag de overheidssteun in totaal niet meer dan 6,171 miljard ITL bedragen, bestaande uit 5,16 miljard ITL steun (30 % van 17,2 miljard ITL investeringen), vermeerderd met 1,011 miljard ITL steun (15 % van de overige 6,74 miljard ITL investeringen).

Ten slotte wijst de Commissie erop, dat in de onderhavige zaak geen enkele andere verhoging van het steunplafond kan worden goedgekeurd, en zeker niet die welke voor KMO's is vastgesteld, omdat op 31 december 1997 bij Servola 746 werknemers werkzaam waren.

IV

Gelet op het onherroepelijke besluit van de Italiaanse autoriteiten tot intrekking van de steun waartegen de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure bezwaar heeft gemaakt, heeft de onderhavige beschikking uitsluitend betrekking op de overige voorgenomen overheidssteun, waartegen de Commissie geen bezwaar maakt omdat deze verenigbaar is gebleken met de op het tijdstip van de aanmelding geldende communautaire milieuwetgeving,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteunmaatregelen die de autonome regio Friuli-Venezia-Giulia voornemens is te te treffen ten gunste van Servola SpA, is voor een maximumbedrag van 6,171 miljard ITL verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal.

Artikel 2

Binnen twee maanden na de kennisgeving van de onderhavige beschikking deelt Italië de Commissie het bedrag mee van de daadwerkelijk aan Servola SpA verleende steun, zodat zij zich ervan kan vergewissen dat het genoemde steunbedrag niet werd overschreden.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 1 juli 1998.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB L 338 van 28. 12. 1996, blz. 42.

(2) PB C 273 van 19. 9. 1996, blz. 4.

(3) Basisplan 37,94 miljard ITL

Min investeringen - 14,00 miljard ITL

Totaal = 23,94 miljard ITL.

Top