EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998D0081

98/81/EG: Beschikking van de Commissie van 14 januari 1998 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw- Zeeland afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

OJ L 14, 20.1.1998, p. 29–31 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/1998

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1998/81(1)/oj

31998D0081

98/81/EG: Beschikking van de Commissie van 14 januari 1998 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw- Zeeland afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

Publicatieblad Nr. L 014 van 20/01/1998 blz. 0029 - 0031


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 14 januari 1998 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw-Zeeland afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (98/81/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/14/EG (2), en met name op artikel 14, lid 1,

Gezien het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek,

Overwegende dat op grond van Richtlijn 77/93/EEG niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw-Zeeland in beginsel niet de Gemeenschap mogen worden binnengebracht wegens het gevaar voor insleep van aardappelziekten waarvan niet bekend is dat zij in de Gemeenschap voorkomen;

Overwegende dat uit de door Nieuw-Zeeland verstrekte gegevens is gebleken dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat in Nieuw-Zeeland aardappelen kunnen worden geteeld in adequate fytosanitaire omstandigheden en dat daar momenteel geen haarden zijn vanwaaruit exotische aardappelziekten kunnen worden ingesleept; dat de aardappelproductie in Nieuw-Zeeland bovendien is onderworpen aan adequate fytosanitaire voorschriften en kwaliteitsnormen;

Overwegende dat, met betrekking tot de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 25.2, van Richtlijn 77/93/EEG vastgestelde eisen, uit de door Nieuw-Zeeland verstrekte informatie en uit internationale wetenschappelijke en technische literatuur blijkt dat Nieuw-Zeeland bekend staat als zijnde vrij van clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus;

Overwegende dat het Verenigd Koninkrijk heeft verklaard de invoer van niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw-Zeeland slechts gedurende een beperkte periode toe te staan;

Overwegende dat de Commissie erop zal toezien dat Nieuw-Zeeland alle nodige technische informatie beschikbaar stelt om de fytosanitaire situatie van de aardappelproductie in Nieuw-Zeeland te evalueren;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De lidstaten worden hierbij gemachtigd om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Nieuw-Zeeland afwijkingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan wat betreft de in bijlage III, deel A, punt 12, bij die richtlijn vastgestelde verbodsbepalingen, mits aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

2. Behalve aan de in de bijlagen I en II bij Richtlijn 77/93/EEG voor aardappelen vastgestelde eisen, moet aan de volgende specifieke voorwaarden worden voldaan:

a) het moet om niet voor opplant bestemde aardappelen gaan;

b) de aardappelen moeten in Nieuw-Zeeland rechtstreeks zijn geteeld uit pootgoed dat is gecertificeerd volgens de Nieuw-Zeelandse regeling inzake certificering van pootaardappelen, of moeten in Nieuw-Zeeland rechtstreeks zijn geteeld uit pootgoed dat in een van de lidstaten is gecertificeerd en dat uitsluitend uit de lidstaten in Nieuw-Zeeland is ingevoerd, of moeten zijn geteeld uit pootgoed dat is gecertificeerd in een land waaruit krachtens Richtlijn 77/93/EEG aardappelen voor opplant de Gemeenschap mogen worden binnengebracht;

c) de aardappelen moeten zijn behandeld om de kiemkracht te remmen; deze voorwaarde geldt echter niet voor vroege aardappelen;

d) de aardappelen moeten zijn geteeld in gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival, en er mogen sedert het begin van een adequate periode geen symptomen van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival zijn waargenomen op de plaats van productie, noch in de onmiddellijke omgeving daarvan;

e) - de aardappelen moeten zijn geteeld in gebieden waar Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith voorzover bekend niet voorkomt, en

- zij moeten bij in het groeiseizoen verrichte controles en onderzoeken van knollen uit alle groeistadia vrij zijn bevonden van Graphognathus leucoloma (Boheman), en moeten bovendien bij op knollen verricht onderzoek vrij zijn bevonden van tekenen die wijzen op de aanwezigheid van Graphognathus leucoloma (Boheman), en

- zij moeten bij in het groeiseizoen verrichte controles en onderzoeken van, naar gelang van het geval, gewas- of bodemmonsters vrij zijn bevonden van de volgende schadelijke organismen: Globodera pallida (Stone) Behrens, Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens, Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith en Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival. De resultaten van deze controles en onderzoeken moeten ter beschikking van de Commissie worden gesteld als zij daarom verzoekt;

f) de aardappelen moeten zijn behandeld met machines die uitsluitend voor die aardappelen worden gebruikt, of die na gebruik voor andere doeleinden op adequate wijze zijn gedesinfecteerd;

g) de aardappelen moeten zijn verpakt in nieuwe zakken of in recipiënten die op adequate wijze zijn gedesinfecteerd; op elke zak of recipiënt wordt een officieel etiket aangebracht met de in de bijlage aangegeven informatie;

h) de aardappelen moeten van aarde, bladeren en andere plantenresten zijn ontdaan voordat zij worden uitgevoerd;

i) de voor de Gemeenschap bestemde aardappelen dienen vergezeld te gaan van een fytosanitair certificaat dat in Nieuw-Zeeland overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 77/93/EEG is afgegeven op basis van het in die richtlijn bedoelde onderzoek, waarbij in het bijzonder is nagegaan of zij vrij zijn van de onder d) en e) vermelde schadelijke organismen.

Op het certificaat moet in het vak "Aanvullende verklaring" de volgende vermelding zijn aangebracht: "Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 98/81/EG vastgestelde voorwaarden.";

j) de aardappelen moeten worden ingevoerd via de plaatsen van binnenkomst die de lidstaat die van deze afwijkende regeling gebruik maakt, op zijn grondgebied heeft aangewezen met het oog op de toepassing van deze afwijkende regeling;

k) de importeur dient, voordat hij de producten binnenbrengt, officieel in kennis te worden gesteld van de onder a) tot k) vastgestelde voorwaarden; elke invoer in de Gemeenchap moet lang genoeg van tevoren door de importeur worden gemeld aan de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst; deze lidstaat stuurt de gemelde gegevens onverwijld door aan de Commissie; het gaat daarbij om de volgende gegevens:

- het soort materiaal,

- de hoeveelheid,

- de datum waarop de invoer zal plaatsvinden, en de bevestiging van de plaats van binnenkomst.

Op het ogenblik van invoer bevestigt de importeur de gegevens van vorenbedoelde voorafgaande melding;

l) de krachtens artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG te verrichten controles zijn uitgevoerd door de in die richtlijn bedoelde verantwoordelijke officiële instanties. Onverminderd artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, eerste mogelijkheid, van die richtlijn bepaalt de Commissie in hoeverre de in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, tweede mogelijkheid, van die richtlijn bedoelde inspecties worden geïntegreerd in het inspectieprogramma als bedoeld in artikel 19 bis, lid 5, onder c), van genoemde richtlijn;

m) lidstaten die van deze afwijkende regeling gebruik maken, moeten er, zo nodig in samenwerking met de lidstaat van binnenkomst, voor zorgen dat van elke partij aardappelen van 50 ton of minder die op grond van deze beschikking wordt ingevoerd, ten minste twee monsters van 200 knollen worden genomen voor een officieel onderzoek op Pseudomonas solanacearum overeenkomstig de voorlopige onderzoeksmethode voor de diagnose, detectie en identificatie van Pseudomonas solanacearum, en op Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus overeenkomstig de methode die door de Gemeenschap is vastgesteld voor de opsporing en diagnose van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus; wanneer het vermoeden bestaat dat een partij besmet is, wordt deze partij, onder officieel toezicht, apart gehouden en mag zij pas in de handel worden gebracht of gebruikt als is komen vast te staan dat bij dit onderzoek geen Pseudomonas solanacearum of Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus is aangetroffen en geen vermoeden van aanwezigheid van deze organismen is gerezen.

Artikel 2

Telkens wanneer de lidstaten gebruik maken van deze machtiging, delen zij dit via de in artikel 1, lid 2, onder k), eerste zin, bedoelde kennisgeving mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Zij doen de Commissie en de andere lidstaten vóór 1 juli 1998 gegevens toekomen over de op grond van deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het in artikel 1, lid 2, onder l), bedoelde officiële onderzoek; aan de Commissie wordt een kopie van elk fytosanitair certificaat toegezonden.

Artikel 3

1. De in artikel 1 verleende machtiging geldt van 15 januari tot en met 30 april 1998.

2. De machtiging wordt ingetrokken indien blijkt dat de bij artikel 1, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet toereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen te voorkomen of dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 januari 1998.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(2) PB L 87 van 2. 4. 1997, blz. 17.

BIJLAGE

Op het etiket te vermelden informatie

(als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder g))

1. Naam van de instantie die het etiket afgeeft.

2. Indien beschikbaar, naam van de organisatie van exporteurs.

3. Vermelding "Niet voor opplant bestemde Nieuw-Zeelandse aardappelen".

4. Ras.

5. Plaats van productie.

6. Grootte.

7. Aangegeven nettogewicht.

8. Vermelding "In overeenstemming met de EG-voorschriften 1998".

9. Een stempel of een gedrukt zegel van de Nieuw-Zeelandse plantenziektekundige dienst.

10. Een gemakkelijk te onderscheiden aanduiding van de partij zoals een code, merkteken of enig ander van buitenaf duidelijk waarneembaar herkenningsteken.

Top