EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R2237

Verordening (EG) nr. 2237/96 van de Commissie van 22 november 1996 tot inleiding van een nieuw onderzoek "nieuwe exporteurs" van Verordening (EEG) nr. 830/92 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels) van oorsprong uit onder meer Indonesië, tot intrekking van het recht op de door een exporteur uit dit land uitgevoerde produkten en tot instelling van een registratieprocedure voor deze invoer

OJ L 299, 23.11.1996, p. 14–15 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/04/1997

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/2237/oj

31996R2237

Verordening (EG) nr. 2237/96 van de Commissie van 22 november 1996 tot inleiding van een nieuw onderzoek "nieuwe exporteurs" van Verordening (EEG) nr. 830/92 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels) van oorsprong uit onder meer Indonesië, tot intrekking van het recht op de door een exporteur uit dit land uitgevoerde produkten en tot instelling van een registratieprocedure voor deze invoer

Publicatieblad Nr. L 299 van 23/11/1996 blz. 0014 - 0015


VERORDENING (EG) Nr. 2237/96 VAN DE COMMISSIE van 22 november 1996 tot inleiding van een nieuw onderzoek "nieuwe exporteurs" van Verordening (EEG) nr. 830/92 tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde garens van polyester (kunstmatige stapelvezels) van oorsprong uit onder meer Indonesië, tot intrekking van het recht op de door een exporteur uit dit land uitgevoerde produkten en tot instelling van een registratieprocedure voor deze invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995, betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 11, lid 4,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. Verzoek om een nieuw onderzoek

(1) De Commissie heeft een verzoek ontvangen om een nieuw onderzoek "nieuwe exporteur", ingevolge artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 384/96 (hierna de basisverordening te noemen). Het verzoek werd ingediend op 25 juni 1996 door P.T. World Yamatex Spinning Mills, Indonesië, een exporteur uit Indonesië die beweert gedurende het onderzoektijdvak voor de vaststelling van dumping waarop de anti-dumpingmaatregelen waren gebaseerd, d.w.z. de periode van 1 januari tot en met 31 december 1989 (hierna het oorspronkelijke onderzoektijdvak te noemen), het betrokken produkt niet te hebben uitgevoerd.

B. Produkt

(2) Het betreft eendraadsgarens en getwijnde of gekabelde garens, 85 of meer gewichtspercenten stapelvezels van polyesters bevattende, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, vallende onder de GN-codes 5509 21 10, 5509 21 90, 5509 22 10 en 5509 22 90 en andere garens van stapelvezels, enkel of hoofdzakelijk gemengd hetzij met kunstmatige stapelvezels hetzij met katoen, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, vallende onder de GN-codes 5509 51 00 en 5509 53 00. Deze codes zijn slechts informatief en hebben voor de indeling van het produkt geen bindende werking.

C. Bestaande maatregelen

(3) De Raad heeft bij Verordening (EEG) nr. 830/92 (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1168/95 (3), onder meer een definitief anti-dumpingrecht van 11,9 % ingesteld op de invoer van het betrokken produkt van oorsprong uit Indonesië, met uitzondering van enkele met name genoemde ondernemingen waarvoor een geringer recht van kracht is.

D. Redenen voor het nieuwe onderzoek

(4) De aanvrager, P.T. World Yamatex Spinning Mills, Indonesië, heeft aangetoond dat hij niet geassocieerd is met een van de exporteurs of producenten in Indonesië voor wie de hierboven genoemde anti-dumpingmaatregelen gelden, en dat hij het betrokken produkt in werkelijkheid naar de Gemeenschap begon uit te voeren na het oorspronkelijke onderzoektijdvak. De aanvrager heeft voorts aangetoond dat hij een lange-termijncontract is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van het betrokken produkt naar de Gemeenschap uit te voeren.

(5) De bekende betrokken EG-producenten zijn van het bovenstaande verzoek in kennis gesteld en hebben mogen reageren.

(6) Gezien het bovenstaande, besluit de Commissie dat er voldoende bewijsmateriaal bestaat om de inleiding te rechtvaardigen van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening, teneinde de individuele dumpingmarge van de verzoeker vast te stellen en, in geval dumping wordt geconstateerd, de hoogte van het recht te bepalen waarvoor zijn invoer van het betrokken produkt naar de Gemeenschap dient te worden onderworpen.

E. Intrekking van het geldende recht en registratie van de invoer

(7) Ingevolge artikel 11, lid 4, van de basisverordening wordt het geldende antidumpingrecht op de invoer van het door de verzoeker vervaardigde en uitgevoerde produkt van oorsprong uit Indonesië ingetrokken. Terzelfder tijd wordt deze invoer onderworpen aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5, van deze verordening, teneinde zeker te stellen dat in geval het nieuwe onderzoek tot de vaststelling van dumping met betrekking tot deze verzoeker zou leiden, met terugwerkende kracht tot het tijdstip van de inleiding van dit nieuwe onderzoek, anti-dumpingrechten kunnen worden geheven. In dit stadium van de procedure kan het bedrag van de eventuele toekomstige aansprakelijkheid van de aanvrager niet goed worden ingeschat.

F. Termijn

(8) Ten behoeve van een verantwoord beheer dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden mits zij kunnen aantonen dat de uitkomsten van het onderzoek op hen van invloed zullen zijn, hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken en bewijsmateriaal kunnen leveren. Eveneens dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken om te worden gehoord, onder vermelding van de bijzondere redenen waarom zij zouden moeten worden gehoord. Voorts zij aangetekend dat indien belanghebbenden niet binnen de gestelde termijnen toegang geven tot de nodige informatie, deze anderszins niet verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 3283/94, voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin kunnen worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Ingevolge artikel 11, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 384/96 wordt hierbij een nieuw onderzoek van Verordening (EEG) nr. 830/92 ingeleid teneinde vast te stellen of en in welke mate de invoer van eendraadsgarens en getwijnde of gekabelde garens, 85 of meer gewichtspercenten stapelvezels van polyesters bevattende, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, vallende onder de GN-codes 5509 21 10, 5509 21 90, 5509 22 10 en 5509 22 90 en andere garens van stapelvezels, enkel of hoofdzakelijk gemengd hetzij met kunstmatige stapelvezels hetzij met katoen, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, vallende onder de GN-codes 5509 51 00 en 5509 53 00, van oorsprong uit Indonesië, vervaardigd en uitgevoerd door P.T. World Yamatex Spinning Mills, 28th the Landmark Centre II, JL. Jend. Sudirman No 1, Jakarta 12910, Indonesië (aanvullende taric-code: 8932), aan het bij Verordening (EEG) nr. 830/92 ingestelde anti-dumpingrecht dient te worden onderworpen.

Artikel 2

Het bij Verordening (EEG) nr. 830/92 ingestelde anti-dumpingrecht wordt hierbij met betrekking tot de invoer van het in artikel 1 omschreven produkt ingetrokken.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt ingevolge artikel 14, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 384/96 de opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om de in artikel 1 omschreven invoer te registreren. De registratie vervalt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening

Artikel 4

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek rekening wordt gehouden met hun opmerkingen dienen zich binnen 37 dagen na de datum van toezending van de tekst van deze verordening aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer bekend te maken, hun standpunt schriftelijk mede te delen en de nodige informatie te verstrekken. Belanghebbenden kunnen bovendien binnen deze termijn verzoeken om door de Commissie te worden gehoord. De toezending van de tekst van deze Verordening aan de autoriteiten van het land van uitvoer wordt geacht op de derde dag na publikatie in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te hebben plaatsgevonden.

Inlichtingen ter zake en verzoeken om te worden gehoord dienen te worden gericht aan het hierna volgende adres:

Europese Commissie,

Directoraat-generaal I,

Buitenlandse Betrekkingen: Handelspolitiek en betrekkingen met Noord-Amerika, het Verre Oosten, Australië en Nieuw-Zeeland,

Directoraten I-C en I-E,

Wetstraat 200,

(Kort. 100),

B-1049 Brussel (4).

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 november 1996.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB nr. L 88 van 3. 4. 1992, blz. 1.

(3) PB nr. L 118 van 25. 5. 1995, blz. 1.

(4) Telex COMEU B 21877; telefax (32-2) 295 65 05.

Top