EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R1233

Verordening (EG) nr. 1233/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling, voor het tweede halfjaar van 1996, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

OJ L 161, 29.6.1996, p. 94–100 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/01/1997

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/1233/oj

31996R1233

Verordening (EG) nr. 1233/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling, voor het tweede halfjaar van 1996, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

Publicatieblad Nr. L 161 van 29/06/1996 blz. 0094 - 0100


VERORDENING (EG) Nr. 1233/96 VAN DE COMMISSIE van 28 juni 1996 tot vaststelling, voor het tweede halfjaar van 1996, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwprodukten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europa-Overeenkomsten opgenomen landbouwconcessies (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1194/96 (2), en met name op artikel 8,

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 1194/96 is voorzien in de verlenging voor het tweede halfjaar van 1996 van een tariefcontingent van 2 500 koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Bulgarije, Roemenië, Litouwen, Letland en Estland, waarvoor slechts een douanerecht van 6 % ad valorem, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 3066/95, geldt; dat maatregelen voor het beheer van de invoer van die dieren moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, dienstig is het overgrote gedeelte van de beschikbare hoeveelheden voor zogenaamde traditionele importeurs van koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen te reserveren; dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor handelaren die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties met derde landen een bepaalde omvang hebben; dat het, in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken handelaren van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1996 ten minste 15 dieren hebben uitgevoerd; dat een partij van 15 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht; dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat de aanvragen van een zelfde handelaar in één enkele Lid-Staat moeten worden ingediend;

Overwegende dat moet worden gegarandeerd dat de handelaren van de eerste categorie uit de nieuwe Lid-Staten op billijke wijze aan bod komen bij de toewijzing van de beschikbare hoeveelheden; dat bijgevolg voor deze handelaren als referentiehoeveelheden die recht geven op een toewijzing uit het voor de zogenaamde traditionele importeurs gereserveerde deel, de hoeveelheden in aanmerking moeten worden genomen die zij van 1 juli 1993 tot en met 31 december 1994 hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 voor hen als derde landen moeten worden beschouwd, alsook de hoeveelheden die zij van 1 januari 1995 tot en met 30 juni 1996 hebben ingevoerd in het kader van hetzelfde type contingent;

Overwegende dat, om speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat handelaren die per 1 juli 1996 niet meer actief zijn in de sector rundvlees, niet voor het contingent in aanmerking komen;

Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat te dien einde met name voorschriften moeten worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2137/95 (4), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2856/95 (6); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten pas na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat de aangevraagde hoeveelheden eventueel met een uniform percentage worden verminderd;

Overwegende dat in artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, is bepaald dat goederen die, uit hoofde van hun bijzondere bestemming, met een verlaagd recht in het vrije verkeer worden gebracht, onder douanetoezicht blijven; dat moet worden gecontroleerd of de ingevoerde dieren niet binnen een bepaalde termijn worden geslacht; dat, met het oog op deze verplichting, een zekerheid moet worden verlangd;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor het tweede halfjaar van 1996 wordt het volgende tariefcontingent geopend voor dieren van oorsprong uit de in bijlage I genoemde derde landen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Voor de toepassing van deze verordening worden beschouwd als niet bestemd voor de slacht, de in lid 1 bedoelde dieren die niet worden geslacht binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer.

In naar behoren gestaafde gevallen van overmacht kunnen evenwel afwijkingen worden toegestaan.

Artikel 2

1. Het in artikel 1, lid 1, bedoelde contingent wordt in twee gedeelten gesplitst: een gedeelte van 80 %, of 2 000 stuks, en een gedeelte van 20 %, of 500 stuks.

a) Het eerste gedeelte, gelijk aan 80 %, wordt verdeeld over:

- de importeurs uit de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1994 die kunnen aantonen dat zij van 1 juli 1993 tot en met 30 juni 1996 dieren hebben ingevoerd in het kader van de invoercontingenten waarvoor de voorschriften zijn vastgesteld in de in bijlage III opgesomde verordeningen, en - de importeurs uit de nieuwe Lid-Staten die kunnen aantonen dat zij in de Lid-Staat waar zij zijn gevestigd, van 1 juli 1993 tot en met 31 december 1994 dieren van de in bijlage II vermelde GN-codes en van GN-code 0102 90 79 hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 voor hen als derde landen moeten worden beschouwd, en van 1 januari 1995 tot en met 30 juni 1996 dieren hebben ingevoerd in het kader van de invoercontingenten waarvoor de voorschriften zijn vastgesteld in de onder b) van bijlage III bedoelde verordeningen.

b) Het tweede gedeelte, gelijk aan 20 %, is bestemd voor importeurs die kunnen bewijzen dat zij van 1 juli 1995 tot en met 30 juni 1996 minstens 15 levende runderen van GN-code 0102 hebben ingevoerd uit derde landen.

De importeurs moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.

2. Wanneer aanvragen worden ingediend om te mogen importeren, wordt het eerste gedeelte over de verschillende importeurs verdeeld naar verhouding van de hoeveelheden dieren in de zin van lid 1, onder a), die zij van 1 juli 1993 tot en met 30 juni 1996 hebben ingevoerd.

3. Wanneer aanvragen worden ingediend om te mogen importeren, wordt het tweede gedeelte verdeeld naar verhouding van de door de in lid 1, onder b), bedoelde importeurs aangevraagde hoeveelheden.

De aanvraag tot invoer:

- moet betrekking hebben op ten minste 15 stuks, en - mag niet worden ingediend voor meer dan 50 stuks.

Voor aanvragen die op een groter aantal dieren betrekking hebben, wordt slechts het genoemde maximumaantal in aanmerking genomen.

4. Het bewijs van invoer wordt uitsluitend geleverd aan de hand van het naar behoren door de douaneautoriteiten geviseerde document waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.

De Lid-Staten kunnen een naar behoren door de instantie van afgifte gecertificeerde kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan bewijzen dat hij geen origineel document kon krijgen.

Artikel 3

1. Handelaren die op 1 juli 1996 niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 1, onder a).

2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 2, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.

Artikel 4

1. Het recht op invoer mag slechts worden aangevraagd in de Lid-Staat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2. Elke belanghebbende mag slechts één enkele aanvraag indienen, die slechts betrekking mag hebben op één gedeelte van het contingent.

Wanneer een belanghebbende meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), dienen de handelaren uiterlijk op 17 juli 1996 bij de bevoegde instanties een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.

De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 31 juli 1996 de lijst van de handelaren die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van met name hun naam en adres en, voor elk van hen, het aantal dieren, dat zij in de in artikel 2, lid 2, bedoelde periode hebben ingevoerd.

4. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), dienen de handelaren uiterlijk op 17 juli 1996 een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.

De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 31 juli 1996 de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.

5. Alle mededelingen, ook de mededeling "nihil", worden per telex of per telefax gedaan; daartoe worden, indien wel aanvragen zijn ingediend, formulieren naar het model in de bijlagen IV en V gebruikt.

Artikel 5

1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2. Voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde aanvragen wordt, indien de hoeveelheden waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot minder dan 15 dieren per aanvraag, worden door de betrokken Lid-Staten bij loting telkens 15 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 15 dieren overblijven, wordt hiervoor één enkel certificaat afgegeven.

Artikel 6

1. De toegewezen hoeveelheden mogen slechts tegen overlegging van een invoercertificaat worden ingevoerd.

2. De invoercertificaataanvraag kan slechts worden ingediend bij de bevoegde instantie van de Lid-Staat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

3. Nadat de Commissie de toe te wijzen hoeveelheden heeft meegedeeld, worden de op naam van de betrokken handelaren gestelde invoercertificaten op hun verzoek zo spoedig mogelijk afgegeven. De certificaten worden pas afgegeven nadat de aanvrager een zekerheid van 25 ecu per dier heeft gesteld.

Deze zekerheid wordt vrijgegeven zodra het certificaat, voorzien van de notities van de douaneautoriteiten die de invoer van de dieren hebben geconstateerd, aan de instantie van afgifte wordt terugbezorgd.

4. De geldigheidsduur van de invoercertificaten wordt vastgesteld op 90 dagen vanaf de datum van de daadwerkelijke afgifte. De geldigheidsduur loopt echter in ieder geval af op 31 december 1996.

5. De afgegeven certificaten zijn in de hele Gemeenschap geldig.

6. Onverminderd de bepalingen van deze verordening zijn de Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 van toepassing.

Artikel 8, lid 4, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 zijn evenwel niet van toepassing.

Artikel 7

1. Of de ingevoerde dieren in de vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, niet worden geslacht, wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

2. Onverminderd Verordening (EEG) nr. 2913/92 moet de importeur bij de bevoegde douaneautoriteiten een zekerheid van 1 280 ecu per ton stellen om de nakoming van de verplichting tot het aanhouden van de dieren te garanderen.

De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven wanneer de betrokken douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd dat de dieren:

a) niet zijn geslacht binnen vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, of

b) binnen die periode wegens overmacht of om gezondheidsredenen zijn geslacht dan wel als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

Artikel 8

In de certificaataanvraag en het certificaat a) worden in vak 8 een of meer van de in bijlage I genoemde landen vermeld; het certificaat brengt de verplichting tot invoer uit de aangegeven landen met zich;

b) worden in vak 16 de in bijlage II genoemde GN-codes vermeld;

c) wordt in vak 20 een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Razas de montaña [Reglamento (CE) n° 1194/96]

- Bjergracer (forordning (EF) nr. 1194/96)

- Hoehenrassen (Verordnung (EG) Nr. 1194/96)

- Ïñaaóssâéaaò oeõëÝò [Êáíïíéóìueò (EÊ) áñéè. 1194/96]

- Mountain breeds (Regulation (EC) No 1194/96)

- Races de montagne [règlement (CE) n° 1194/96]

- Razze montagna [regolamento (CE) n. 1194/96]

- Bergrassen (Verordening (EG) nr. 1194/96)

- Raças de montanha [Regulamento (CE) nº 1194/96]

- Vuoristorotuja [Asetus (EY) N:o 1194/96]

- Bergraser (foerordning (EG) nr 1194/96).

Artikel 9

Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde instantie die het invoercertificaat heeft afgegeven, in kennis van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren. Deze instantie deelt de Commissie deze gegevens bij het begin van elke maand mee.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 1996.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

BIJLAGE I

Lijst van derde landen

- Hongarije,

- Polen,

- Tsjechische Republiek,

- Slowakije,

- Roemenië,

- Bulgarije,

- Litouwen,

- Letland,

- Estland.

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

In artikel 2, lid 1, bedoelde verordeningen

a) Verordeningen van de Raad:

(EEG) nr. 1918/93 (PB nr. L 174 van 17. 7. 1993, blz. 3)

(EEG) nr. 1919/93 (PB nr. L 174 van 17. 7. 1993, blz. 10)

b) Verordening:

- van de Raad: (EG) nr. 1800/94 (PB nr. L 184 van 23. 7. 1994, blz. 20)

- van de Commissie: (EG) nr. 1485/95 (PB nr. L 145 van 29. 6. 1995, blz. 52)

(EG) nr. 2483/95 (PB nr. L 256 van 26. 10. 1995, blz. 13)

(EG) nr. 207/96 (PB nr. L 27 van 3. 2. 1996, blz. 9)

BIJLAGE IV

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13

Toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1233/96

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES

INVOERRECHTENAANVRAAG

Datum: Periode:

Lid-Staat:

Volgnummer Aanvrager (naam en adres) Ingevoerde hoeveelheid (aantal stuks) 1. 7. 1993 - 30. 6. 1996

Totaal

Lid-Staat: Telefax:

Telefoon:

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE V

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13

Toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1233/96

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES

INVOERRECHTENAANVRAAG

Datum: Periode:

Lid-Staat:

Volgnummer Aanvrager (naam en adres) Hoeveelheid (aantal stuks)

Totaal

Lid-Staat: Telefax:

Telefoon:

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Top