EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995Q0722

95/276/EG: Wijzigingen van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 1995

OJ L 172, 22.7.1995, p. 3–5 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/2015; stilzwijgende opheffing door 32015Q0423(01)

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/1995/276/oj

31995Q0722

95/276/EG: Wijzigingen van het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 6 juli 1995

Publicatieblad Nr. L 172 van 22/07/1995 blz. 0003 - 0005


WIJZIGINGEN VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN van 6 juli 1995

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op artikel 168 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op artikel 32 quinquies van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op artikel 140 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Brussel op 17 april 1957, inzonderheid artikel 46, zoals gewijzigd bij besluit van de Raad van 6 juni 1995 (PB nr. L 131 van 15. 6. 1995, blz. 33),

Gelet op Besluit 88/591/EGKS, EEG, Euratom van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (PB nr. L 319 van 25. 11. 1988, blz. 1), zoals gewijzigd bij de Besluiten van de Raad 93/350/Euratom, EGKS, EEG van 8 juni 1993 (PB nr. L 144 van 16. 6. 1993, blz. 21) en 94/149/EGKS, EG van 7 maart 1994 (PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 29), en bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden,

Gezien de instemming van het Hof van Justitie,

Gezien de goedkeuring van de Raad, met eenparigheid van stemmen verleend op 6 juni 1995,

Overwegende dat bijzondere procedureregels moeten worden vastgesteld met het oog op de bijzonderheden van de geschillen betreffende intellectuele-eigendomsrechten, waarvan het Gerecht heeft kennis te nemen, met name ingevolge artikel 63 van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB nr. L 11 van 14. 1. 1994, blz. 1) en artikel 73 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PB nr. L 227 van 1. 9. 1994, blz. 1);

Overwegende dat het gebied van de intellectuele eigendom als bijzonder kenmerk heeft dat het geschillen tussen particuliere partijen betreft en dat er derhalve met name specifieke regels dienen te worden aangenomen inzake de procesrechten van de interveniënten en het gebruik van de talen door de particuliere partijen tijdens het proces voor het Gerecht, met inachtneming van de algemene regeling voor het taalgebruik van de Gemeenschap,

STELT DE NAVOLGENDE WIJZIGINGEN VAN ZIJN REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAST:

Artikel 1

Het reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld op 2 mei 1991 (PB nr. L 136 van 30. 5. 1991, blz. 1), zoals gewijzigd op 15 september 1994 (PB nr. L 249 van 24. 9. 1994, blz. 17) en op 17 februari 1995 (PB nr. L 44 van 28. 2. 1995, blz. 64), wordt als volgt gewijzigd:

1. na artikel 129 wordt de volgende titel ingevoegd:

"VIERDE TITEL VAN DE GESCHILLEN BETREFFENDE DE INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN Artikel 130 1. Behoudens de bijzondere bepalingen van deze titel, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op beroepen die zijn ingesteld tegen het Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt (merken, tekeningen en modellen) en tegen het Communautaire Bureau voor Planterassen (hierna: "Bureau" te noemen), en die betrekking hebben op de toepassing van de regels inzake een stelsel van intellectuele eigendom.

2. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op beroepen die, zonder voorafgaande procedure voor een kamer van beroep, tegen het Bureau worden ingesteld.

Artikel 131 1. Het verzoekschrift wordt opgesteld in een van de in artikel 35, lid 1, vermelde talen, naar keuze van verzoeker.

2. De taal waarin het verzoekschrift is gesteld, wordt de procestaal indien de verzoekende partij de enige partij in de procedure voor de kamer van beroep was, of indien geen enkele andere partij in die procedure daartegen bezwaar maakt binnen een door de griffier na de nederlegging van het verzoekschrift daartoe bepaalde termijn.

Indien de partijen in de procedure voor de kamer van beroep de griffier binnen die termijn meedelen dat zij overeenstemming hebben bereikt over de keuze van een der in artikel 35, lid 1, vermelde talen als procestaal, wordt deze taal de procestaal voor het Gerecht.

Wanneer binnen bovenbedoelde termijn tegen de door de verzoekende partij gekozen procestaal bezwaar wordt gemaakt en de partijen in de procedure voor de kamer van beroep hierover geen overeenstemming bereiken, wordt de taal waarin het betrokken verzoek om inschrijving bij het Bureau is ingediend, de procestaal. Indien de President echter, ingevolge een met redenen omkleed verzoek van een partij en na de andere partijen te hebben gehoord, constateert dat door het gebruik van deze taal niet alle partijen in de procedure voor de kamer van beroep in staat zijn het proces te volgen en hun verdediging te voeren, en dat alleen het gebruik van een andere van de in artikel 35, lid 1, vermelde talen deze situatie kan verhelpen, kan hij die taal aanwijzen als procestaal; de President kan deze kwestie verwijzen naar het Gerecht.

3. In de memories en de andere aan het Gerecht gerichte stukken, alsmede in de loop van de mondelinge behandeling kan de verzoekende partij de door haar gekozen taal gebruiken overeenkomstig lid 1 en kan elke andere partij een taal gebruiken die zij heeft gekozen uit de in artikel 35, lid 1, vermelde talen.

4. Indien, overeenkomstig de bepalingen van lid 2 een andere taal dan die waarin het verzoekschrift is gesteld, de procestaal wordt, draagt de griffier er zorg voor dat het verzoekschrift in de procestaal wordt vertaald.

Elke partij dient er, binnen een door de griffier daartoe vastgestelde redelijke termijn, voor te zorgen dat de andere door haar met toepassing van lid 3 in een andere dan de procestaal ingediende memories en stukken in de procestaal worden vertaald. De getrouwheid van deze vertaling, die rechtskracht heeft in de zin van artikel 37, moet worden gewaarborgd door de partij die de vertaling levert. Indien deze vertaling niet binnen de gestelde termijn wordt verstrekt, worden de betrokken memories of processtukken uit het dossier verwijderd.

De griffier draagt er zorg voor dat alles wat gedurende de mondelinge behandeling wordt gezegd, in de procestaal wordt vertaald en, op verzoek van een partij, in een andere, door die partij overeenkomstig lid 3 gebruikte taal.

Artikel 132 1. Onverminderd artikel 44 bevat het verzoekschrift de namen van alle partijen in de procedure voor de kamer van beroep, alsmede de door deze partijen opgegeven adressen waaraan de in de loop van die procedure te verrichten kennisgevingen moeten geschieden.

De bestreden beslissing van de kamer van beroep wordt bij het verzoekschrift gevoegd. Daarbij wordt de datum vermeld waarop die beslissing ter kennis van de verzoekende partij is gebracht.

2. Indien het verzoekschrift niet aan het bepaalde in lid 1 voldoet, is artikel 44, lid 6, van toepassing.

Artikel 133 1. De griffier brengt het Bureau en alle partijen in de procedure voor de kamer van beroep op de hoogte van de nederlegging van het verzoekschrift. Hij betekent het verzoekschrift na vaststelling van de procestaal overeenkomstig de bepalingen van artikel 131, lid 2.

2. Het verzoekschrift wordt betekend aan het Bureau als verwerende partij, alsmede aan de andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep, met uitzondering van de verzoekende partij. Deze betekening geschiedt in de procestaal.

De betekening van het verzoekschrift aan een partij in de procedure voor de kamer van beroep geschiedt bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst, aan het adres dat door de betrokken partij is opgegeven voor de in de loop van de procedure voor de kamer van beroep te verrichten kennisgevingen.

3. Na de betekening van het verzoekschrift zendt het Bureau het dossier van de procedure voor de kamer van beroep onverwijld toe aan het Gerecht.

Artikel 134 1. De partijen in de procedure voor de kamer van beroep, met uitzondering van de verzoekende partij, kunnen als interveniënten deelnemen aan de procedure voor het Gerecht.

2. De in lid 1 bedoelde interveniënten hebben dezelfde processuele rechten als de partijen ten principale.

Zij kunnen de conclusies van een partij ten principale ondersteunen en zij kunnen conclusies en middelen voordragen die autonoom zijn ten opzichte van die van de partijen ten principale.

3. Een in lid 1 bedoelde interveniënt kan in zijn overeenkomstig artikel 135, lid 1, ingediende memorie van antwoord conclusies voordragen strekkende tot vernietiging of wijziging van de beslissing van de kamer van beroep op een punt dat in het verzoekschrift niet is opgeworpen en middelen voordragen die in het verzoekschrift niet zijn voorgedragen.

Dergelijke in de memorie van antwoord van de interveniënt voorgedragen conclusies of middelen komen te vervallen in het geval dat de verzoeker afstand doet van instantie.

4. In afwijking van artikel 122 is de verstekprocedure niet van toepassing, wanneer een interveniënt in de zin van lid 1 in de voorgeschreven vorm en binnen de gestelde termijn op het verzoekschrift heeft geantwoord.

Artikel 135 1. Het Bureau en de interveniënten bedoeld in artikel 134, lid 1, kunnen een memorie van antwoord indienen binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de betekening van het verzoekschrift.

Op de memories van antwoord is het bepaalde in artikel 46 van toepassing.

2. Het verzoekschrift en de memories van antwoord kunnen worden aangevuld met memories van repliek en van dupliek van partijen, hieronder begrepen de interveniënten bedoeld in artikel 134, lid 1, wanneer de president, na een met redenen omkleed verzoek, dat is ingediend binnen twee weken te rekenen vanaf de kennisgeving van de memories van antwoord of van repliek, dit noodzakelijk oordeelt en toestaat teneinde de betrokken partij in staat te stellen haar standpunt te verdedigen.

De president bepaalt de termijn voor de indiening van die memories.

3. Onverminderd het hiervoor bepaalde, kunnen de andere partijen in de gevallen bedoeld in artikel 134, lid 3, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving aan hen van de memorie van antwoord, een memorie indienen waarin zij alleen antwoorden op de conclusies en middelen die in de memorie van antwoord van een interveniënt voor het eerst zijn voorgedragen. Op met redenen omkleed verzoek van de betrokken partij kan de president deze termijn verlengen.

4. De memories van de partijen kunnen geen wijziging brengen in het onderwerp van het geschil voor de kamer van beroep.

Artikel 136 1. Wanneer een beroep tegen een beslissing van een kamer van beroep wordt toegewezen, kan het Gerecht bepalen dat het Bureau alleen zijn eigen kosten zal dragen.

2. De door de partijen in verband met de procedure voor de kamer van beroep gemaakte noodzakelijke kosten, alsmede de kosten voor het vertalen overeenkomstig artikel 131, lid 4, tweede alinea, van memories of stukken in de procestaal worden als invorderbare kosten aangemerkt.

Indien er onnauwkeurige vertalingen worden geleverd, is artikel 87, lid 3, tweede alinea, van toepassing;";

2. artikel 130 wordt artikel 137.

Artikel 2

Deze wijzigingen, zijnde authentiek in de talen bedoeld in artikel 35, lid 1, worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij treden in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op hun bekendmaking.

Gedaan te Luxemburg, 6 juli 1995.

De Griffier H. JUNG De President J. L. DA CRUZ VILAÇA

Top