EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR0344

Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Naar een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen op de eilanden in de Middellandse Zee

COR 2020/00344

OJ C 440, 18.12.2020, p. 114–118 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/114


Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Naar een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen op de eilanden in de Middellandse Zee

(2020/C 440/19)

Rapporteur:

Francina ARMENGOL I SOCÍAS (ES/PSE), minister-president van de Balearen

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Inleiding: de eilanden in de Middellandse Zee en hun bijzondere uitdagingen

1.

herinnert eraan dat 95 % van de eilandbewoners van de EU op eilanden in de Middellandse Zee leeft, die samen met de andere eilanden in de Middellandse Zee gemeenschappelijke uitdagingen, problemen en beperkingen hebben die hun economische ontwikkeling belemmeren;

2.

wijst erop dat in de Verdragen van de Europese Unie (EU) geen andere specifieke maatregelen m.b.t. insulariteit zijn opgenomen dan die welke betrekking hebben op de ultraperifere gebieden, hoewel hun bijzondere situatie vrijwel uitsluitend verband houdt met hun eilandkarakter;

3.

erkent dat de insulaire gebieden in de Middellandse Zee heterogene economische, bestuurlijke, culturele en sociale entiteiten vormen. Toch delen ze gemeenschappelijke uitdagingen en problemen die, in een zeer gefragmenteerd bekken als de Middellandse Zee, binnen een specifiek gezamenlijk kader dienen te worden aangepakt.

4.

erkent dat uit de huidige gezondheidscrisis als gevolg van COVID-19 eens te meer blijkt hoe kwetsbaar de eilandgebieden zijn, die het met schaarse middelen moeten stellen;

5.

is ermee ingenomen dat de Europese Commissie werkt aan een Green Deal en een eerlijk transitiekader dat de sociaal-economische ontwikkeling van de eilanden in de Middellandse Zee mogelijk moet maken, in overeenstemming met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling;

6.

erkent de uitzonderlijke rijkdom van de mediterrane insulaire ecosystemen en hun bijzondere kwetsbaarheid in het kader van de huidige sociaal-economische ontwikkeling en de klimaatverandering, waarbij een duurzaam beheer van de schaarse natuurlijke hulpbronnen de grootste uitdaging voor deze gebieden vormt;

7.

is van mening dat de Europese Commissie, in het licht van de grote kwetsbaarheid van de eilandgebieden in de Middellandse Zee op milieu- en klimaatgebied, wat het bereiken van klimaatneutraliteit betreft rekening zou moeten houden met hun specifieke geografische en sociaal-economische omstandigheden;

8.

benadrukt dat, ondanks de specifieke moeilijkheden waarmee zij te kampen hebben, deze eilandgebieden in de Middellandse Zee, mits er sprake is van specifieke wetgevingsmaatregelen en een passend financieel kader, uitstekende proeftuinen zijn voor de verschillende ecologische overgangsprocessen die de EU in gang heeft gezet;

9.

roept de EU-lidstaten en de Unie voor het Middellandse Zeegebied op om samen een ministeriële verklaring over de mediterrane insulaire context op te stellen waarin de eilanden in de Middellandse Zee worden erkend als een bijzonder gebied binnen de EU met concrete behoeften en een uniek karakter op het gebied van cultuur, erfgoed en milieu, die op een specifieke en gezamenlijke manier moeten worden beheerd en beschermd;

10.

verzoekt de lidstaten, de Europese Commissie en de Unie voor het Middellandse Zeegebied om, aangezien de eilanden in de Middellandse Zee een grensgebied tussen Europa en Afrika vormen, rekening met hen te houden bij de ontwikkeling en uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid;

11.

benadrukt dat een sterke territoriale cohesie tussen de Europese eilanden in de Middellandse Zee ook zal bijdragen aan een sterkere EU-grenspositie, en hen bovendien in staat zal stellen om zich te positioneren als sterke tegenhanger voor een hechtere samenwerking met de gebieden van de mediterrane partners van de EU;

12.

benadrukt dat, hoewel de mediterrane eilanden in sociaal, economisch en geografisch opzicht duidelijke overeenkomsten vertonen met de ultraperifere gebieden van de EU, zij geen specifieke behandeling genieten die hen in staat zou stellen om de permanente geografische belemmeringen voor hun economische en sociale ontwikkeling, zoals die zijn erkend in artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU, het hoofd te bieden;

13.

wijst erop dat artikel 174 VWEU al vanaf de eerste fasen van het besluitvormingsproces zou moeten worden toegepast, met onder meer specifieke compenserende maatregelen om de uitdagingen en beperkingen die voortvloeien uit de hoedanigheid van mediterraan eiland het hoofd te bieden;

Schaarse natuurlijke hulpbronnen op de eilanden in de Middellandse Zee

14.

wijst erop dat alle eilanden in de Middellandse Zee gemeen hebben dat hun natuurlijke hulpbronnen er almaar slechter voor staan: van hun bescheiden grondgebied wordt intensief gebruikgemaakt, hun watervoorraden zijn beperkt, voor energie zijn ze in hoge mate afhankelijk van fossiele brandstoffen en hun ecosystemen zijn bijzonder kwetsbaar en verzwakt;

15.

benadrukt dat op deze eilanden vooral het grondgebied schaars is, des te meer in gebieden van geringe oppervlakte waar de druk op de fysieke ruimte tot snellere en meer zichtbare congestieprocessen leidt;

16.

herinnert eraan dat het merendeel van de eilanden in de Middellandse Zee voor hun energiebevoorrading afhankelijk zijn van het vasteland en van de invoer van fossiele brandstoffen, en is ingenomen met de maatregelen die de EU heeft genomen om deze gebieden koolstofarm te maken;

17.

herinnert eraan dat de eilanden in de Middellandse Zee vaak over beperkte waterhulpbronnen beschikken, waar vaak overmatig gebruik van wordt gemaakt, waardoor deze vaak uitgeput, vervuild en verzilt raken;

18.

is van mening dat, hoewel het klopt dat veel eilanden in de Middellandse Zee voor hun watervoorziening voor ontzilting hebben geopteerd, waterbeleid in de eerste plaats zou moeten berusten op maatregelen aan de vraagzijde (zoals besparing, hergebruik, efficiënter gebruik en efficiëntere toewijzing van water) en beleid dat is gericht op het behoud, de bescherming en een integraal beheer van watervoorraden;

19.

wijst erop dat de eilanden in de Middellandse Zee, vanwege de specifieke kenmerken van hun infrastructuur en hun daadwerkelijke toegang tot de Europese energiemarkt, geconfronteerd worden met aanzienlijke extra energieproductiekosten en kosten ivoor de reconversie en herstructurering van hun economische sectoren;

20.

herinnert eraan dat het Middellandse Zeegebied een “hotspot” van biodiversiteit op aarde is, waarbij het aantal endemische soorten met name in de eilandgebieden bijzonder hoog is;

21.

merkt op dat op de eilanden in de Middellandse Zee een groot aantal habitats van communautair belang te vinden is, waarvan sommige als prioritair zijn aangemerkt, die bedreigd worden door een hoge druk door de mens, de aantasting van habitats en de komst van uitheemse en invasieve soorten die het evenwicht van ecosystemen verstoren;

22.

is van mening dat de EU specifieke milieubeschermingsmaatregelen moet ontwikkelen voor de eilanden in de Middellandse Zee, aangezien zij over een unieke terrestrische en mariene biodiversiteit beschikken en daarom een beleid voor duurzame ontwikkeling en aangepaste milieubeschermingsmaatregelen nodig hebben;

Sociaal-economische activiteiten en de impact daarvan op de natuurlijke hulpbronnen

23.

benadrukt dat de eilanden in de Middellandse Zee een zeer gespecialiseerde economische structuur hebben, gericht op de primaire sector (landbouw en visserij) dan wel op de tertiaire sector (toerisme), hetgeen hun productiestructuur uiterst kwetsbaar maakt in een Europese en mondiale sociaal-economische context die wordt gekenmerkt door sterke concurrentie;

24.

benadrukt dat de agrovoedingssector op de mediterrane eilanden van strategisch belang is voor een duurzamer beheer van natuurlijke hulpbronnen. De sector is voor deze gebieden namelijk van groot belang, omdat hij een aanzienlijk deel van het grondgebied beslaat en een bron van voedsel voor de bevolking vormt;

25.

dringt er bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan de veerkracht van het agrovoedingssysteem van de eilanden in de Middellandse Zee te verbeteren zodat zij over voldoende voedselonafhankelijkheid beschikken om het hoofd te kunnen bieden aan gebeurtenissen als natuurrampen, politiek-sociale conflicten of gezondheidscrises zoals COVID-19, die het onmogelijk kunnen maken om zich van buitenaf te bevoorraden;

26.

wijst op de overbevissing van sommige visbestanden in de Middellandse Zee en dringt aan op aangepaste visserijbeheerplannen voor de Middellandse Zee waarvan een versterkende en innoverende werking op lokale vissersvloten en aquacultuursystemen uitgaat en waarbij traditionele vormen van visserijbeheer samengaan met innovatievere beheersvormen;

27.

wijst op het belang van de kleinschalige visserij voor het economisch ecosysteem van de kustgemeenschappen van de Middellandse Zee en roept de eilanden in de Middellandse Zee op om modellen van gezamenlijk beheer in de visserij te onderzoeken waar de verschillende relevante sociaal-economische sectoren bij betrokken zijn. Van groot belang in dit verband is de bevordering van visserijtoerisme en milieutoerisme op zee, waarvoor specifieke vaardigheden vereist zijn;

28.

is van mening dat het creëren van nieuwe beschermde mariene gebieden op de mediterrane eilanden gepaard moet gaan met innovatieve economische strategieën voor een duurzaam gebruik van visbestanden, waarbij beheerders van beschermde mariene gebieden, vertegenwoordigers van de visserij en vertegenwoordigers van de toeristische sector betrokken zijn;

29.

benadrukt dat het merendeel van de eilanden in de Middellandse Zee geen industriële sector ontwikkelen vanwege hun lage productiviteit, die verband houdt met het gebrek aan grondstoffen, hoge productiekosten en logistieke vervoersproblemen;

30.

benadrukt dat de specifieke vraag naar diensten en de specialisatie in het toeristische aanbod deze economieën in het algemeen kwetsbaarder maakt dan de continentale economieën, waarbij de economische ontwikkeling sterk afhankelijk is van de internationale conjunctuur. Een voorbeeld hiervan is de gezondheidscrisis als gevolg van de wereldwijde verspreiding van COVID-19 en de bijzonder zware impact daarvan op de economieën van de mediterrane eilanden, die voor het grote merendeel afhankelijk zijn van de dienstensector;

31.

dringt er bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan rekening te houden met de grote bevolkingsschommelingen op de eilanden in de Middellandse Zee, wat maakt dat de infrastructuurbehoeften van de residerende bevolking sterk toenemen en er druk ontstaat op de vraag naar allerlei openbare diensten;

32.

is van mening dat er bij de uitvoering van het EU-Actieplan voor de circulaire economie specifieke maatregelen nodig zijn voor de grote toerismegerelateerdebevolkingsschommelingen en de sterke tertiarisering van veel van de mediterrane eilandeconomieën;

33.

verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten de uitwisseling van beste praktijken inzake duurzaam toerisme op de eilanden van de Middellandse Zee te ondersteunen, zoals nu gebeurt bij de programma’s in het kader van Interreg MED (1);

34.

wijst erop dat het opleidingsniveau in de eilandgebieden van de Middellandse Zee onder het gemiddelde van de Europese Unie ligt met name wat postsecundaire en beroepsopleidingen betreft, wat vroegtijdig schoolverlaten en vroegtijdige toetreding tot de arbeidsmarkt in sterk getertiariseerde economieën in de hand werkt;

35.

beklemtoont dat eilanden in het algemeen erg afhankelijk zijn van luchtvervoer en vervoer over zee, en verzoekt de Commissie terdege rekening te houden met deze specifieke kenmerken (2);

36.

wijst erop dat goederenvervoer twee tot vier keer zo duur is als op het vasteland (3), een cruciale factor die het concurrentievermogen van de eilandproductie rechtstreeks beïnvloedt;

37.

stelt voor de regels inzake staatssteun die van toepassing zijn op de eilanden in de Middellandse Zee te herzien, teneinde hun specificiteit te erkennen en rekening te houden met hun beperkingen;

38.

benadrukt de noodzaak om synthetische duurzaamheidsindicatoren te ontwikkelen die voor de volledigheid ook economische parameters omvatten die samenhangen met milieu-economische en sociaal-economische indicatoren en op biofysische determinanten gericht zijn;

39.

wijst erop dat de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (4) weliswaar belangrijke milieudoelstellingen nastreeft, maar ook heeft geleid tot een aanzienlijke stijging van de kosten van zeevervoersdiensten, met extra kosten voor de burgers en ondernemingen op de eilanden tot gevolg. In dit verband dringt het CvdR er bij de Commissie op aan om tijdelijke afwijkingen van de staatssteunregels toe te staan voor regionale en lokale insulaire overheden die willen ingrijpen in de zeevervoersector;

Een nieuw bestuursmodel voor de mediterrane eilanden

40.

benadrukt dat multilevel governance tot stand moet worden gebracht, zodat de lokale, regionale, nationale en supranationale bestuursniveaus van het Middellandse Zeegebied werk kunnen maken van een efficiënt en flexibel beheer van natuurlijke hulpbronnen in de insulaire gebieden;

41.

verzoekt de Commissie een strategisch meerjarenplan voor de duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling van de Europese eilanden in de Middellandse Zee vast te stellen, alsmede een coherente aanpak te ontwikkelen op het niveau van het Europees nabuurschapsbeleid en het Europees-mediterraan partnerschap;

42.

zou graag zien dat de banden tussen de mediterrane eilanden worden aangehaald om de uitwisseling van goede praktijken en beleidsvoorbeelden tussen de verschillende gebieden te stimuleren, en dat allianties zoals “Med Insulae” tussen Sardinië, Corsica, Gozo en de Balearen worden uitgebreid;

43.

benadrukt het belang voor het economische en sociale model van eilandgemeenschappen van een geïntegreerd beheer van de kustgebieden, waarmee innovatieve “zee-kust”-interacties versterkt en bevorderd kunnen worden, evenals het belang van bedrijfsmodellen die het mogelijk maken om zowel de eilandgebieden als het mariene milieu op duurzame wijze te benutten;

44.

dringt er bij de Europese Commissie en de mediterrane landen op aan strategieën (5) voor het Middellandse Zeebekken te ontwikkelen en te versterken ten behoeve van betere samenwerking en integratie in de regio en een geïntegreerd beheer van de kustgebieden, waardoor een meer globale visie op het Middellandse Zeegebied kan ontstaan.

45.

moedigt de regio’s en landen aan om internationale modellen voor de bescherming en het beheer van bijzonder kwetsbare mariene gebieden vast te stellen en te ontwikkelen, zoals die van de Internationale Maritieme Organisatie;

Passende financiering voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen

46.

stelt dat isolement, geringe oppervlakte en kwetsbaarheid drie inherente kenmerken van de eilanden in de Middellandse Zee zijn die hun harmonieuze ontwikkeling binnen de Unie belemmeren en hun economische, sociale en territoriale samenhang in de weg staan. Deze kenmerken hebben dan ook directe en permanente gevolgen voor hun vermogen om te groeien en vooruitgang te boeken;

47.

dringt aan op een betere afstemming van de bestaande financieringsinstrumenten van de EU op de reële situatie van de eilanden in de Middellandse Zee;

48.

verzoekt de lidstaten en de Europese Commissie hun meerjarenplannen te rationaliseren en te coördineren om tot oplossingen te komen die ook de grensoverschrijdende samenwerking tussen de mediterrane gebieden ten goede komen;

49.

zou graag zien dat de Europese Commissie een impuls geeft aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie door hier meer middelen voor uit te trekken en tegelijk de particuliere investeringen te stimuleren door middel van publiek-private partnerschappen, met als doel de economische activiteit en vooruitgang van de mediterrane eilanden te diversifiëren;

50.

verzoekt de Europese Commissie om de mediterrane eilandgebieden voor alle grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s vrij te stellen van de geografische limiet van 150 km;

51.

acht het noodzakelijk geo-economische criteria op te nemen in het toewijzingssysteem voor fondsen van het toekomstige cohesiebeleid, zoals afgelegen en insulaire ligging, een permanent fysiek obstakel dat de duurzame ontwikkeling van de eilanden in de Middellandse Zee in de weg staat;

52.

dringt aan op verdere flexibilisering van de vereisten inzake thematische concentratie, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de nationale ontwikkelingsniveaus, maar ook, en vooral, met de economische, sociale en territoriale situatie van de eilandgebieden in de Middellandse Zee;

53.

dringt erop aan de huidige medefinancieringspercentages van het EFRO en het ESF te handhaven en ze te moduleren voor gebieden met ernstige en permanente natuurlijke belemmeringen, zodat deze instrumenten beter kunnen worden afgestemd op de realiteit van de mediterrane eilanden;

54.

dringt erop aan om investeringen in infrastructuur die erop zijn gericht de eilanden in de Middellandse Zee beter te ontsluiten via lucht-, zee- en landverbindingen subsidiabel te maken;

55.

dringt aan op de oprichting van een subprogramma voor de eilanden in de Middellandse Zee binnen het toekomstige Interreg MED-programma 2021-2027, als de efficiëntste manier om de voor de eilanden in de Middellandse Zee bestemde EU-middelen te beheren;

Conclusies

56.

benadrukt dat een van de beginselen van de Europese Unie de economische, sociale en territoriale samenhang is, met bijzondere aandacht voor eilandgebieden, zoals bepaald in artikel 174 VWEU;

57.

is verheugd over het feit dat, dankzij de ontwikkeling van een specifieke EU-strategie voor de ultraperifere gebieden, deze gebieden over speciale steunprogramma’s beschikken die hen in staat hebben gesteld een hogere graad van duurzame ontwikkeling te bereiken;

58.

wijst op de noodzaak van een effectieve en werkelijke toepassing van artikel 174 VWEU met betrekking tot de eilanden in de Middellandse Zee, in de lijn van wat in artikel 349 VWEU is bepaald voor de ultraperifere gebieden;

59.

dringt er bij de Europese Commissie op aan een strategie voor de eilanden in de Middellandse Zee te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken en kwetsbaarheden van de eilandgebieden in de Middellandse Zee, en een versterkt partnerschap tussen deze gebieden, de lidstaten en de EU te ontwikkelen met concrete en gecoördineerde maatregelen.

Brussel, 14 oktober 2020.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Voorbeelden zijn projecten als Blueislands, Mitomed+, Wintermed en Smartmed.

(2)  Dit punt wordt gemaakt in het advies “Een Europese strategie voor kust- en maritiem toerisme” van rapporteur Vasco Ilídio Alves Cordeiro (PT/PSE) (https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2014-02645-00-00-ac-tra-nl.doc/content).

(3)  PLANISTAT EUROPE-BRADLEY DUNBAR ASS., Rapport Final. 2000. CE. 16. 0. AT. 118. Analyse des régions insulaires et des régions ultrapériphériques de l’Union européenne, Europese Unie, maart 2003.

(4)  PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58.

(5)  Voorbeelden zijn het Initiatief voor de duurzame ontwikkeling van de blauwe economie in het westelijke Middellandse Zeegebied en de EU-strategie voor de Adriatische en Ionische regio (Eusair).


Top