EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018TN0470

Zaak T-470/18: Beroep ingesteld op 31 juli 2018 — Telenet / Commissie

OJ C 364, 8.10.2018, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 364/17


Beroep ingesteld op 31 juli 2018 — Telenet / Commissie

(Zaak T-470/18)

(2018/C 364/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Telenet (Mechelen, België) (vertegenwoordigers: Y. Desmedt en E. Monard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden besluit in zijn geheel nietig verklaren; en

de Commissie veroordelen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Dit beroep is gericht tegen besluit C(2018) 3410 final van de Commissie van 25 mei 2018 dat is vastgesteld in overeenstemming met artikel 7, lid 3, van richtlijn 2002/21/EC (1) en betrekking heeft op zaken BE/2018/2073: levering van lokale toegang voor grootgebruikers op een vaste locatie in België, BE/2018/2074: levering van centrale toegang voor grootgebruikers op een vaste locatie voor massaproducten in België en BE/2018/2075: televisie-omroepdiensten op grootgebruikersniveau in België.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.

Het eerste middel is eraan ontleend dat de Commissie artikel 7, lid 4, van richtlijn 2002/21/EG heeft geschonden en misbruik heeft gemaakt van haar beoordelingsvrijheid door geen Fase II-onderzoek te openen.

In dit verband voert verzoekster aan dat de Commissie de marktdefinitie van de Belgische nationale regelgevende instantie op meerdere punten in twijfel trok.

Verzoekster voert voorts aan dat de Commissie in overeenstemming met artikel 7, lid 4, van richtlijn 2002/21/EG een Fase II-onderzoek moet openen indien zij ernstige twijfels heeft over een voorgestelde regelgevende maatregel.

2.

Het tweede middel is eraan ontleend dat de Commissie geen motivering heeft gegeven voor haar conclusie dat de gekozen marktdefinitie er niet toe noopt andere regelgeving vast te stellen.

In dit verband stelt verzoekster dat de Commissie het recht verkeerd heeft toegepast doordat de Commissie van mening was dat zij geen Fase II-onderzoek hoefde te openen omdat met de marktdefinitie die zij passender achtte vermoedelijk dezelfde regelgeving zou worden vastgesteld als in de ontwerpmaatregel was voorgesteld. De juiste marktdefinitie zou de rechtspositie van verzoekster noodzakelijkerwijs hebben gewijzigd.

3.

Het derde middel is eraan ontleend dat de Commissie de procedurele waarborgen van richtlijn 2002/21/EG niet in acht heeft genomen.

In dit verband voert verzoekster aan dat de ontwerpmaatregel die de Belgische nationale regelgevende instantie aan de Commissie heeft overgelegd een marktdefinitie bevatte waarover de op grond van de artikelen 6 en 16, lid 6, van richtlijn 2002/21/EG vereiste openbare raadpleging niet had plaatsgevonden.

Verzoekster voert voorts aan dat de Commissie procedurele vereisten heeft geschonden door haar mening te geven over een voorstel waarover geen openbare raadpleging had plaatsgevonden.


(1)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PB 2002 L 108, blz. 33).


Top