EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0202

Resolutie van het Europees Parlement van 28 april 2016 over de publieke toegankelijkheid van documenten (artikel 116, lid 7) voor de periode 2014-2015 (2015/2287(INI))

OJ C 66, 21.2.2018, p. 23–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 66/23


P8_TA(2016)0202

Toegang van het publiek tot documenten in 2014 en 2015

Resolutie van het Europees Parlement van 28 april 2016 over de publieke toegankelijkheid van documenten (artikel 116, lid 7) voor de periode 2014-2015 (2015/2287(INI))

(2018/C 066/04)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 1, 10, 11 en 16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 15 en 298 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de artikelen 41 en 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (1),

gezien Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (2),

gezien zijn standpunt van 15 december 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (herschikking) (3),

gezien zijn resolutie van dinsdag 11 maart 2014 over de toegang van het publiek tot documenten (artikel 104, lid 7) voor de periode 2011-2013 (4),

gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 oktober 2013 in zaak C-280/11 P Raad van de Europese Unie tegen Access Info Europe,

gezien het door de Commissie in mei 2015 ingediende pakket maatregelen voor betere regelgeving,

gezien de politieke richtsnoeren van de Commissie-Juncker,

gezien de verslagen van de Commissie, de Raad en het Parlement over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 in 2013 en 2014,

gezien het Groenboek van de Commissie over de toegang van het publiek tot documenten van de instellingen van de Europese Gemeenschap van 2007,

gezien het jaarverslag 2014 van de Europese Ombudsman,

gezien artikel 52 en artikel 116, lid 7, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A8-0141/2016),

A.

overwegende dat volledige transparantie de basis vormt voor het vertrouwen van de burgers in de instellingen van de Unie, bijdraagt tot de bewustwording van de rechten die voortvloeien uit het rechtsbestel van de Unie en tot het besef en de kennis van het besluitvormingsproces van de EU, met inbegrip van de correcte toepassing van de administratieve en wetgevingsprocedures;

B.

overwegende dat het recht van toegang tot informatie een grondrecht is dat door het Handvest van de grondrechten en de Verdragen wordt gewaarborgd en waaraan in het bijzonder uitvoering is gegeven met Verordening (EG) nr. 1049/2001, vooral met het oog op een zo gemakkelijk mogelijke gebruikmaking van dat recht en de bevordering van goede administratieve praktijken voor de toegang tot documenten, zodat democratische controle kan worden uitgeoefend op de werkzaamheden van de instellingen en de conformiteit ervan met de Verdragsbepalingen;

Transparantie en democratie

1.

wijst erop dat de drie instellingen aan veel van de aanbevelingen in zijn resolutie over toegang van het publiek tot documenten in de periode 2011-2013 geen behoorlijk gevolg hebben gegeven; betreurt in het bijzonder dat de instellingen en organen van de EU binnen hun bestaande managementstructuur geen Transparency Officer hebben aangewezen die verantwoordelijk is voor de naleving van de voorschriften en de verbetering van de praktijken; dringt er bij de instellingen op aan dit zo spoedig mogelijk te doen;

2.

herinnert eraan dat het optreden en het beleid van de EU-instellingen moeten steunen op de representatieve democratie, zoals bedoeld in artikel 10, lid 1,VEU, en dat de EU-instellingen de naleving van de beginselen van volledige transparantie, gedeelde toegang en juiste en tijdige informatieverstrekking aan de burgers moeten waarborgen; benadrukt dat in artikel 10, lid 3, VEU, de participatieve democratie wordt erkend als een van de belangrijkste democratische beginselen van de EU, waarmee wordt benadrukt dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers moeten worden genomen; benadrukt dat wanneer de burgerparticipatie in het besluitvormingsproces de vorm aanneemt van openbare raadplegingen, de instellingen rekening moeten houden met de uitslag daarvan;

3.

herinnert eraan dat transparantie en volledige toegang tot documenten die in het bezit van de instellingen zijn de regel moeten vormen, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1049/2001, en dat, zoals de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie aangeeft, de uitzonderingen waarin die verordening voorziet correct geïnterpreteerd moeten worden, rekening houdend met het openbaar belang van openbaarmaking en van de vereisten in verband met de democratie, waaronder betere participatie van de burgers in het besluitvormingsproces, de legitimiteit van de overheid, de doeltreffendheid en de verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers;

4.

is van mening dat de instellingen en organen van de Europese Unie bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 nog steeds niet volledig rekening houden en handelen in overeenstemming met de wijzigingen die bij het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten zijn ingevoerd, met name wat betreft de participatiedemocratie; neemt met vreugde kennis van de recente arresten van de Grote Kamer van het Hof van Justitie in de zaken Digital Rights Ireland (5) en Schrems (6), waarbij het Hof zich in beide gevallen op het Handvest baseerde om de richtlijn gegevensbewaring (7) respectievelijk de Veiligehavenbeschikking (8) ongeldig te verklaren; benadrukt dat de feitelijke toegang van het publiek tot documenten en het beheer van documentenregisters gebaseerd moeten zijn op normen die op adequate wijze overeenstemmen met de artikelen 41 en 42 van het Handvest;

5.

benadrukt dat transparantie gewaarborgd moet worden, maar dat daarbij tevens het recht op privacy en gegevensbescherming geëerbiedigd moeten worden;

6.

herhaalt dat besluiten om de toegang van het publiek tot documenten te weigeren, op duidelijk en streng omlijnde wettelijke uitzonderingen moeten stoelen en vergezeld moeten gaan van een gemotiveerde, specifieke toelichting die de burgers in staat stelt de reden voor de weigering te begrijpen en doeltreffend gebruik te maken van de beschikbare rechtsmiddelen;

7.

herinnert eraan dat de burgers, om een verantwoordelijk, legitiem en democratisch politiek stelsel te waarborgen overeenkomstig de beginselen van de rechtsstaat, het recht hebben kennis te nemen van en toezicht te houden op:

het optreden van hun vertegenwoordigers, zodra die gekozen of benoemd zijn om functies in overheidsorganen te bekleden;

het besluitvormingsproces (met inbegrip van documenten in omloop, betrokken personen, uitgebrachte stemmen, enz.);

de wijze waarop overheidsgelden toegewezen en besteed worden, en de behaalde resultaten;

acht het derhalve noodzakelijk dat er een openbaar toegankelijk elektronisch register wordt opgezet waarin al deze elementen opgetekend worden;

8.

verzoekt de Commissie een commissaris aan te wijzen die belast wordt met transparantie en toegang van het publiek tot documenten; verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie in afwachting daarvan en zo spoedig mogelijk een ambitieus actieplan voor te stellen inzake transparantie en toegang van het publiek tot documenten, omdat transparantie het fundament is voor betere regelgeving;

9.

betreurt het dat de toegang van de burgers tot informatie die in het bezit is van de EU-instellingen nog steeds moeizaam verloopt vanwege het ontbreken van een gemeenschappelijke aanpak van de instellingen die erop gericht is de toegang tot documenten voor de burgers te vergemakkelijken en die gekenmerkt wordt door volledige transparantie, communicatie en rechtstreekse democratie; dringt er bij de instellingen, organen en instanties van de EU op aan een proactievere aanpak ten aanzien van transparantie te ontwikkelen, door zoveel mogelijk documenten waarover zij beschikken proactief en zo eenvoudig, gebruikersvriendelijk en toegankelijk mogelijk openbaar te maken, door documenten op verzoek te laten vertalen in andere officiële talen van de EU, en door passende, eenvoudige en goedkope toegangsmogelijkheden tot stand te brengen, ook digitaal en elektronisch, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van personen met een handicap; is in het bijzonder van mening dat de informatie toegankelijker moet worden gemaakt door middel van gebruikersvriendelijke interfaces en zoekfuncties; verzoekt om de een gemeenschappelijk toegangspunt tot de portalen van de drie instellingen, uitgaande van het proefproject over een onlineplatform voor proactieve publicatie van documenten van de EU-instellingen, en om geharmoniseerde zoekportalen tussen afdelingen van eenzelfde instelling (waaronder de directoraten-generaal van de Commissie); verzoekt de instellingen eveneens hun voorlichtingswerkzaamheden over Europese wetgeving en Europees beleid voort te zetten en uit te breiden; is van mening dat de EU daartoe ten volle gebruik zou moeten maken van de mogelijkheden die de nieuwe technologieën bieden (sociale netwerken, apps voor smartphones, etc.) om voor volledige en gemakkelijke toegang tot informatie te zorgen;

10.

betreurt dat officiële documenten geregeld ten onrechte als vertrouwelijk worden geclassificeerd; herhaalt zijn standpunt dat er duidelijke en uniforme regels moeten worden vastgesteld voor de classificatie en declassificatie van documenten; betreurt dat de instellingen verzoeken om vergaderingen achter gesloten deuren, zonder hiervoor een deugdelijke motivering aan te voeren; dringt er nogmaals bij de instellingen op aan om verzoeken om vergaderingen achter gesloten deuren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1049/2001 te beoordelen en besluiten hierover openbaar te motiveren; is van mening dat verzoeken om vergaderingen in het Parlement achter gesloten deuren te houden van geval tot geval door het Parlement moeten worden beoordeeld; meent dat een onafhankelijke toezichtsautoriteit belast moet worden met het toezicht op de classificatie en declassificatie van documenten;

11.

verzoekt de instellingen, organen en agentschappen van de EU om snellere, minder omslachtige en toegankelijker procedures vast te stellen voor de behandeling van klachten tegen weigeringen van toegang; is van oordeel dat een proactievere aanpak zou bijdragen tot daadwerkelijke transparantie en tot het voorkomen van onnodige juridische geschillen, die kunnen leiden tot onnodige kosten en lasten voor zowel de instellingen als de burgers;

12.

verzoekt alle instellingen Verordening (EG) nr. 1049/2001, in afwachting van de gewenste herziening ervan, en de jurisprudentie, volledig en naar hun letter en geest toe te passen, en rekening te houden met de veranderingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten; roept in het bijzonder de Raad, met inbegrip van zijn voorbereidende instanties, ertoe op de notulen van de vergaderingen van de werkgroepen van de Raad en andere documenten openbaar te maken, in het licht van de zaak Access Info Europe, de optredende lidstaten en hun voorstellen; verzoekt het Parlement de agenda’s en feedbacknota’s van de vergaderingen van de coördinatoren, het Bureau en de Conferentie van voorzitters openbaar te maken, evenals, in beginsel, alle documenten waarnaar wordt verwezen in deze agenda’s, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001, door deze op de website van het Parlement te publiceren;

13.

verzoekt alle instellingen om bij verzoeken om informatie met betrekking tot het milieu toepassing te geven aan de strengere transparantiebepalingen van Verordening (EG) nr. 1367/2006, en te voldoen aan hun verplichting om informatie met betrekking tot het milieu proactief te publiceren;

14.

verzoekt alle instellingen om hun interne regelingen voor de aangifte van onregelmatigheden te evalueren en zo nodig te herzien, en is van oordeel dat klokkenluiders moeten worden beschermd; verzoekt in het bijzonder de Commissie om aan het Parlement verslag uit te brengen over haar ervaringen met de in 2012 aangenomen nieuwe voorschriften inzake klokkenluiders voor EU-personeel en met de uitvoeringsmaatregelen daarvan;;

Herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001

15.

herinnert eraan dat het recht van toegang tot documenten ingevolge de inwerkingtreding van het VEU en het VWEU voor alle instellingen, organen en agentschappen van de EU geldt; acht het derhalve noodzakelijk dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 met spoed ingrijpend wordt gewijzigd in het licht van de Verdragen en van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens; acht het met name van wezenlijk belang dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot alle Europese instellingen die daar nog niet onder vallen, zoals de Europese Raad, de Europese Centrale Bank, het Hof van Justitie, en alle organen en agentschappen van de EU;

16.

betreurt het dat de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt opgehouden in de Raad en hoopt dat zo spoedig mogelijk vooruitgang wordt geboekt; dringt er bij de Raad op aan een constructief standpunt in te nemen, rekening houdend met het bovengenoemd standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 15 december 2011 met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en beperkingen betreffende het recht op toegang tot documenten van instellingen, organen en instanties van de Unie;

17.

pleit voor de vaststelling, onder andere op basis van Verordening (EG) nr. 1367/2006 en Verordening (EG) nr. 1049/2001, van één reeks beginselen inzake de toegang tot documenten, omdat dat de burgers meer duidelijkheid zou verschaffen;

18.

betreurt dat weinig vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wat betreft de verplichting van de instellingen, agentschappen en andere organen om een register van alle documenten bij te houden, overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van deze verordening, evenals het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de grondrechten; verzoekt om de invoering van een gemeenschappelijk beleid inzake registers, en verzoekt de EU-instellingen om, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan, documentenregisters op te zetten en maatregelen uit te voeren om de indeling en presentatie van de documenten van de verschillende instellingen te uniformiseren; herhaalt in dit verband, naar aanleiding van een gemeenschappelijk toegangspunt tot EU-documenten via de portalen van de drie instellingen, zijn verzoek om gemeenschappelijke registratieprocedures en -criteria en de toekenning van een interinstitutionele code aan elk document, zodat er uiteindelijk een gemeenschappelijk interinstitutioneel register, met inbegrip van een gezamenlijke databank over de stand van zaken met betrekking tot wetgevingsdossiers, kan worden opgezet;

19.

wijst erop dat de instellingen krachtens de artikelen 1, onder c), en 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 verplicht zijn om „goede administratieve praktijken met betrekking tot de toegang tot documenten” te bevorderen en om „goede administratieve praktijken uit te werken, om de uitoefening van het door deze verordening gewaarborgde recht van toegang te vergemakkelijken”; benadrukt dat transparantie nauw verbonden is met het recht op behoorlijk bestuur, zoals bedoeld in artikel 298 VWEU en artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en roept nogmaals op tot vaststelling van een verordening inzake de administratieve procedure van de eigen administratie van de EU (9);

20.

herinnert eraan dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de verwijzing naar de bescherming van de doeltreffendheid van het besluitvormingsproces met betrekking tot wetgevingshandelingen geschrapt is;

Transparantie van het wetgevingsproces

„Trialogen”

21.

herinnert eraan dat de transparantie van het wetgevingsproces van het grootste belang is voor de burgers; verzoekt de instellingen documenten die deel uitmaken van of verband houden met het wetgevingsproces openbaar te maken; is met name van mening dat de EU-instellingen via hun websites zoveel mogelijk documenten ter beschikking van het publiek moeten stellen en moeten overwegen gebruik te maken van Uw Europa als één openbaar toegankelijk EU-portaal, zodat het raadplegen van documenten wordt vergemakkelijkt;

22.

waardeert het onderzoek dat de Ombudsman heeft ingesteld om de zogeheten „trialogen”, die de vaste praktijk zijn geworden voor de vaststelling van de meeste EU-wetgeving, onder de loep te nemen; moedigt de Ombudsman ertoe aan om binnen zijn bevoegdheid op grond van de Verdragen en het Statuut van de Ombudsman volledig gebruik te maken van zijn onderzoeksbevoegdheden;

23.

herinnert eraan dat trialogen, hoewel deze niet formeel in de Verdragen zijn verankerd, zijn uitgegroeid tot een erkende manier om consensus tussen de medewetgevers te bereiken en om de in het Verdrag vastgelegde wetgevingsprocedure sneller te laten verlopen; merkt op dat het bemiddelingscomité hierdoor alleen voor de derde lezing, als laatste optie wordt ingeschakeld;

24.

betreurt het dat de burgers geen enkele bevoegdheid hebben om controle uit te oefenen op de onderhandelingen in het kader van trialogen; maakt zich zorgen over het misbruik waartoe deze wetgevingspraktijk zou kunnen leiden, met name wat betreft de opneming van nieuwe elementen van wetgeving tijdens de trialoogfase, zonder dat daar een Commissievoorstel aan ten grondslag ligt, of gebruikmaking van amendementen van het Parlement als basis voor wetgeving, waardoor de gewone wetgevingsprocedure en de publieke controle kunnen worden omzeild;

25.

betreurt dat vanwege het lekken van formele en informele trialoogdocumenten, goed geïnformeerde belangengroepen met goede connecties gemakkelijker toegang hebben tot documenten en dus ook tot het wetgevingsproces; merkt op dat het lekken van documenten veel minder vaak zou plaatsvinden als trialoogdocumenten proactief en snel op een gemakkelijk toegankelijk platform openbaar zouden worden gemaakt;

26.

herinnert eraan dat in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt erkend dat externe druk een risico vormt, en dat dit een legitieme reden kan zijn om de toegang tot documenten in verband met het besluitvormingsproces te beperken, op voorwaarde dat met zekerheid is vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is van dergelijke externe druk en bewijs wordt aangevoerd om aan te tonen dat er sprake was van een redelijk te voorzien risico dat het te nemen besluit aanzienlijk door die externe druk zou worden beïnvloed (10); vreest dat de huidige praktijk in de hand werkt dat lobbyisten bredere toegang krijgen tot beslissende fases van het wetgevingsproces dan het algemene publiek;

27.

wijst erop dat hoewel trialogen belangrijk en effectief zijn, de procedures die momenteel betrekking hebben op trialogen zorgen baren wat betreft de openheid van de wetgevingsprocedure; roept de betrokken instellingen ertoe op te zorgen voor grotere transparantie van informele trialogen om de democratie te versterken door de burgers in staat te stellen alle informatie te controleren die aan een wetgevingshandeling ten grondslag heeft gelegen, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken Zweden en Turco tegen de Raad heeft verklaard, maar daarbij wel te zorgen voor voldoende „ruimte om na te denken” voor de medewetgevers; roept de EU-instellingen ertoe op ervoor te zorgen dat er in de bevoegde parlementaire commissie meer gerapporteerd wordt over de stand van de in het kader van de trialoog gevoerde onderhandelingen; is van mening dat documenten die in het kader van trialogen worden opgesteld, zoals agenda's, overzichten van resultaten, notulen en algemene oriëntaties in de Raad, indien beschikbaar, — ontegenzeglijk documenten in verband met wetgevingsprocedures — in beginsel niet anders dan andere wetgevingsdocumenten mogen worden behandeld; is van mening dat een lijst van trialoogvergaderingen, en van bovengenoemde documenten, rechtstreeks toegankelijk moet worden gemaakt via de website van het Parlement; herinnert eraan aan het toekomstige interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven voorziet in een databank betreffende wetgevingsdossiers en, indien het wordt aangenomen, eveneens oplossingen zou bieden voor een passende omgang met trialogen;

Amendementen voor de plenaire vergadering

28.

betreurt het dat bij de registratie van amendementen voor de plenaire vergadering die door ten minste 40 leden zijn medeondertekend, alleen de namen van enkele van de medeondertekenaars bekend worden gemaakt; is van mening dat de namen van alle medeondertekenaars zouden moeten worden gepubliceerd;

Verplicht lobbyregister

29.

dringt er bij de Commissie op aan onverwijld een voorstel in te dienen voor een interinstitutioneel akkoord inzake de invoering van een verplicht interinstitutioneel register van belangenvertegenwoordigers, en van lokale autoriteiten en regionale organisaties, die actief zijn binnen de instellingen, en wenst dat hieraan de hoogste prioriteit wordt toegekend; wenst dat in dat register gedetailleerde informatie wordt opgenomen over wie welke belangengroep vertegenwoordigt, met welk doel en met welke financiële middelen hij dat doet;

30.

spoort EP-leden en vertegenwoordigers van de Raad aan het voorbeeld te volgen dat de Commissie met haar besluit van 25 november 2014 heeft gegeven, en informatie te publiceren over bijeenkomsten tussen (personeelsleden van) het EP of de Raad enerzijds en belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld anderzijds;

31.

verzoekt het Parlement als eerste stap in dit verband aan EP-leden die openheid willen geven over hun contacten met lobbyisten een model voor rapporteurs beschikbaar te stellen, dat aan verslagen kan worden gehecht, en daarnaast op de webpagina’s van het Parlement voor de afzonderlijke leden ruimte vrij te maken voor deze informatie;

Gedelegeerde handelingen

32.

herinnert eraan dat het volgens Verordening (EG) nr. 1049/2001 en omwille van een volledige democratische en transparante parlementaire controle noodzakelijk is ook toegang te verlenen tot documenten die worden opgesteld in het kader van de bevoegdheidsdelegatie (gedelegeerde handelingen), die een belangrijke rol speelt in de Europese wetgeving en daarom aan passende parlementaire en democratische controle onderworpen moet zijn; stelt in dit verband met name het gebrek aan transparantie bij de Europese toezichthoudende autoriteiten (EBA, EIOPA, ESMA) aan de kaak, dat te wijten is aan het feit dat de medewetgevers er onvoldoende bij betrokken zijn; vindt het spijtig dat er nog geen uniek register van alle niveau 2-wetgeving is opgezet en verzoekt de Commissie daar onverwijld voor te zorgen;

Internationale overeenkomsten

33.

wijst op de bindende werking van internationale overeenkomsten en de gevolgen van deze overeenkomsten voor de wetgeving van de EU, en hamert op de noodzaak van transparantie tijdens het gehele onderhandelingsproces, hetgeen betekent dat de instellingen het aan de EU-onderhandelaar verstrekte onderhandelingsmandaat moeten publiceren, zonder dat de onderhandelingspositie van de EU wordt ondermijnd; is van mening dat documenten die verband houden met internationale overeenkomsten in beginsel openbaar moeten zijn, behoudens legitieme uitzonderingen en mits het vertrouwen tussen de betrokken partijen dat nodig is om te waarborgen dat de onderhandelingen doeltreffend verlopen daardoor niet wordt geschaad; betreurt dat de Commissie en de Raad standaard alle documenten die verband houden met onderhandelingen als vertrouwelijk classificeren, waardoor de toegang van de burgers tot informatie wordt beperkt; dringt aan op toegang van het publiek tot alle relevante onderhandelingsdocumenten, met inbegrip van documenten waarover reeds overeenstemming is bereikt, met uitzondering van documenten die als gevoelig worden beschouwd, met een duidelijke verantwoording per geval, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

34.

wijst de Commissie erop dat krachtens artikel 218 VWEU, het Parlement onmiddellijk en volledig op de hoogte moet worden gebracht in alle fasen van de onderhandelingen; verzoekt de Commissie in alle fasen te beoordelen welke documenten en gegevens proactief openbaar kunnen worden gemaakt;

Transparantie van de administratie

35.

herinnert eraan dat transparantie het beginsel van goed bestuur van artikel 41 van het Handvest en artikel 298 VWEU versterkt en bijdraagt tot de toepassing daarvan; dringt er daarom bij de EU-instellingen op aan ervoor te zorgen dat hun interne administratieve procedures bijdragen aan de verwezenlijking van die doelstelling;

36.

verzoekt de EU-instellingen gemeenschappelijke regels op te stellen voor de wijze waarop administratieve procedures worden toegepast en waarop administratieve documenten worden gepresenteerd, gerubriceerd, gederubriceerd, geregistreerd en verspreid; wenst dat er op korte termijn een daartoe strekkend wetgevingsvoorstel wordt gepresenteerd;

Inbreukprocedures

37.

betreurt het gebrek aan transparantie rond ingebrekestellings- en inbreukprocedures tegen lidstaten; vraagt met name dat de documenten die de Commissie in het kader van dergelijke procedures aan de lidstaten toestuurt, alsook de antwoorden daarop, toegankelijk worden gemaakt voor het publiek; verlangt eveneens dat informatie over de uitvoering van arresten van het Europese Hof van Justitie proactief bekend wordt gemaakt;

Beheer van structurele fondsen en andere punten

38.

verzoekt de lidstaten te waarborgen dat gegevens over onderhandelingen over nationale en regionale operationele programma's volledig toegankelijk worden gemaakt en daadwerkelijk transparant zijn;

39.

is van mening dat de gegevens volledig transparant en toegankelijk moeten zijn om elk vorm van misbruik en fraude te voorkomen en te bestrijden; verzoekt de Commissie met het oog daarop de bekendmaking van de gegevens van alle begunstigden van de structuurfondsen, met inbegrip van onderaannemers, verplicht te stellen; herhaalt dat volledige transparantie van de overheidsuitgaven in de EU essentieel is voor het waarborgen van controleerbaarheid en voor de bestrijding van corruptie;

40.

verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de lidstaten zich houden aan de informatie- en communicatieverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en zo nodig de sancties die op niet-naleving van die verplichtingen staan, toe te passen;

41.

wijst erop dat hoewel vooruitgang is geboekt bij de verstrekking van informatie op de website van het Parlement over de verschillende vergoedingen waar parlementsleden recht op hebben en over de regels die daarvoor gelden, er bij dit beleid rekening moet worden gehouden met de beste praktijken in nationale parlementen en de reeds door individuele leden ondernomen acties; spoort alle leden daarom aan een bijdrage aan deze inspanning te leveren door proactief informatie openbaar te maken in verband met hun specifieke activiteiten en besteding van fondsen, zodat het Parlement voorop blijft lopen bij de inspanningen om transparantie en openheid te bewerkstelligen en teneinde een betere openbare verantwoording met betrekking tot publiek geld tot stand te brengen;

42.

neemt kennis van de wijziging die de ECB heeft aangebracht in haar transparantiebeleid, waarin nu wordt bepaald dat de notulen van de vergaderingen van de Raad van bestuur bekend worden gemaakt, maar betreurt het dat de BCE op dit gebied nog steeds achterloopt bij de andere centrale banken in de wereld; verwacht dat er meer bepalingen ten uitvoer zullen worden gelegd om de transparantie van haar communicatiekanalen te vergroten;

43.

verlangt ook dat in de toekomst alle documenten in verband met besluiten die in het kader van de Asset Quality Review (doorlichting van de kwaliteit van activa) worden genomen, openbaar worden gemaakt om gelijke voorwaarden op Europees niveau te waarborgen; wenst dat de transparantievereisten ook worden toegepast op het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM) overeenkomstig de bepalingen ter zake van de GAM-Verordening, van toepassing vanaf 1 januari 2016;

44.

verzoekt het krachtens artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 opgerichte interinstitutionele comité actiever te zijn en aan de bevoegde commissies verslag uit te brengen over de besproken onderwerpen; verzoekt dit comité vaker bijeen te komen en zijn interne discussies en beraadslagingen open te stellen door personen uit te nodigen en suggesties van maatschappelijke organisaties, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in beschouwing te nemen; verzoekt het comité de in deze resolutie geschetste problemen met spoed te behandelen;

45.

acht het fundamenteel dat de EU-agentschappen een gemeenschappelijk beleid voeren ten aanzien van belangenconflicten; wijst erop dat het tot nu toe gevolgde beleid bepalingen omvat met betrekking tot de publicatie van de cv's en de belangenverklaringen van de directeur en de hoge leidinggevenden; constateert echter met bezorgdheid dat de verplichte publicatie van cv's en belangenverklaringen niet voor deskundigen geldt; verzoekt de agentschappen die verplichting uit te breiden tot deskundigen;

Follow-up

46.

verzoekt de Commissie en dringt er bij de secretaris-generaal van het Europees Parlement op aan het Parlement te informeren over de uitvoering van de aanbevelingen in deze resolutie;

47.

verzoekt de Commissie de criteria voor de bekendmaking van de begunstigden van de structuurfondsen te harmoniseren;

o

o o

48.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de Ombudsman, de Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Raad van Europa, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(2)  PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.

(3)  .PB C 168 E van 16.6.2013, blz. 159.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0203.

(5)  Gevoegde zaken C-293/12 en C-594/12. Arrest van het Hof (Grote Kamer) van 8 april 2014.

(6)  Zaak C 362/14. Arrest van het Hof (Grote Kamer) van 6 oktober 2015.

(7)  Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006.

(8)  Beschikking 2000/520/EG van de Commissie van 26 juli 2000.

(9)  Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2013 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het bestuursprocesrecht van de Europese Unie (PB C 440 van 30.12.2015, blz. 17).

(10)  Zaak T-144/05 Munoz v. Commissie, punt 86.


Top