EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TN0446

Zaak T-446/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2016 door CC tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-9/12 RENV, CC/Parlement

OJ C 371, 10.10.2016, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 371/22


Hogere voorziening ingesteld op 10 augustus 2016 door CC tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-9/12 RENV, CC/Parlement

(Zaak T-446/16 P)

(2016/C 371/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: CC (Bridel, Luxemburg) (vertegenwoordiger: G. Maximini, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het verzoekschrift en de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond te verklaren;

derhalve, het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-9/12 RENV (CC/Europees Parlement), met uitzondering van punt 3 van het dictum betreffende de kosten, te vernietigen;

derhalve, te erkennen dat het Europees Parlement niet-contractueel aansprakelijk is voor de fouten die zijn gemaakt bij het beheer van rekwirantes lijst van geschikte kandidaten en dat het verplicht is om de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden;

derhalve, uitspraak te doen conform de vorderingen die rekwirante in haar verzoekschrift in eerste aanleg heeft geformuleerd;

derhalve, te verklaren:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 21 juli 2016 in zaak F-9/12 RENV (CC/Europees Parlement) wordt vernietigd, met uitzondering van punt 3 van het dictum betreffende de kosten;

het Parlement wordt veroordeeld tot betaling, aan rekwirante, van het bedrag van 749 449,30 EUR ter vergoeding van haar materiële schade, begroot over de periode van december 2003 tot en met december 2011, plus de bijdragen aan de pensioenregeling, en voor de periode daarna tot aan de wettelijke pensioenleeftijd tot maandelijkse betaling van de nettobedragen die overeenkomen met de salarissen van ambtenaren van de functie AD vanaf de rang AD 9, salaristrap 2, tweede jaar, rekening houdend met een normale loopbaan van een ambtenaar van dezelfde rang, aangevuld met de bijdragen voor haar pensioenregeling en haar ziektekostenverzekering, een en ander vermeerderd met vertragingsrente tegen het tarief van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met twee punten;

voorts wordt het Europees Parlement veroordeeld tot betaling van het bedrag van 70 000 EUR aan rekwirante ter vergoeding van haar immateriële schade;

het Europees Parlement draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in alle kosten die rekwirante in deze procedure heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij zes middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting over de exceptie van niet-ontvankelijkheid van het nieuwe bewijsaanbod;

verkeerde opvatting van de feiten, ontbreken van motivering, schending van het vereiste van onpartijdigheid en van het recht op een eerlijk proces (artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie), schending van het beginsel nemo potest venire contra factum proprium en verkeerde opvatting van de feiten met betrekking tot het zogenoemde te late bewijsaanbod;

verzuim om te erkennen dat er sprake is van schending van de verplichting van transparantie en van loyale samenwerking van het Parlement jegens het Gerecht;

kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de wijziging van de nummering van de lijst van geschikte kandidaten EUR/A/151/98 en EUR/A/151.

2.

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het ontbreken van een juridische kwalificatie en van motivering van het besluit van de secretaris-generaal van 19 mei 2005 en miskenning van het arrest houdende vernietiging van het Gerecht van de Europese Unie;

ontbreken van een juridische kwalificatie van het besluit van de secretaris-generaal van 19 mei 2005;

miskenning van het arrest houdende vernietiging in zaak T-457/13 P.

3.

Derde middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van de feiten met betrekking tot de e-mails van EPSO.

4.

Vierde middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van de brief van het Parlement van 15 oktober 2007 over de stelling dat rekwirante op de hoogte zou zijn gesteld van de vernietiging van haar dossier van het vergelijkend onderzoek.

5.

Vijfde middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de juridische kwalificatie van het besluit van de voorzitter van het Europees Parlement van 25 februari 2003.

6.

Zesde middel, ontleend aan een miskenning van het arrest houdende vernietiging wat de berekening van de schade betreft.


Top