8.10.2015
|
NL
|
Publicatieblad van de Europese Unie
|
C 332/8
|
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de voltooiing van de EMU: de politieke pijler
(initiatiefadvies)
(2015/C 332/02)
Rapporteurs:
|
de heer Carmelo CEDRONE en de heer Joost VAN IERSEL
|
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 januari 2015 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over de
„Voltooiing van de EMU: de politieke pijler”
De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 mei 2015 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 27 en 28 mei 2015 gehouden 508e zitting (vergadering van 27 mei 2015) het volgende advies uitgebracht, dat met 183 stemmen vóór en 16 tegen, bij 16 onthoudingen, is goedgekeurd.
Inleiding
Met het oog op het volgende mandaat van het Europees Parlement en de Europese Commissie heeft het EESC in juli 2014 een advies goedgekeurd over de „Voltooiing van de EMU — de volgende Europese legislatuur”. In november 2014 hebben de rapporteurs een bijgewerkte versie gepubliceerd. Beoogd werd een samenhangend geheel van beleidsmaatregelen te formuleren ter versterking van de architectuur en de doeltreffendheid van de EMU.
Het EESC onderscheidt vier pijlers: een monetaire en financiële, een (micro- en macro-) economische, een sociale en een politieke pijler. Alle vier houden onderling verband. Met betrekking tot de monetaire en de financiële, de economische en de sociale pijler heeft het EESC een aantal adviezen goedgekeurd. Het EESC kijkt nu specifiek naar kwesties in verband met de overkoepelende politieke en institutionele dimensie van de EMU, die geheel in handen ligt van de lidstaten en de Europese Raad. Deze dimensie begint met een kerngroep van EU-landen, maar staat ook open voor andere kandidaat-eurolanden die dezelfde weg willen inslaan.
1. Conclusies en aanbevelingen
|
1.1.
|
Na zes jaar financiële en economische crisis lijkt het moeilijker dan ooit om de economische en sociale toekomst te voorspellen. Gezien de geopolitieke en economische vraagstukken zal slechts een solide EMU de toekomst stabiliteit kunnen bieden.
|
|
1.2.
|
De EMU is nog steeds fragiel, getuige de diagnose en de SWOT-analyse hierna. Volgens het EESC vereisen de aanhoudende onevenwichtigheden en het scheppen van vertrouwen in Europa een doeltreffender en democratischer economisch bestuur, met name in de eurozone.
|
|
1.3.
|
Het EESC beseft dat voor doorslaggevende besluiten niet over één nacht ijs mag worden gegaan, maar twee zaken verdienen dringend aandacht: a) Europa kan het zich niet veroorloven besluiten jarenlang uit te stellen; b) eerste voorwaarde is dat de eurozone het eens is over de principes van het vereiste economisch beleid, dat met doeltreffend bestuur moet worden gevoerd.
|
|
1.4.
|
Naast economische governance zijn democratische legitimiteit, een stevig beleidskader en een gedeeld gevoel van een gemeenschappelijke bestemming vereist. Daartoe zijn concrete maatregelen nodig in het kader van het huidige Verdrag en regelgeving. Op middellange termijn moet een herziening van het Verdrag het institutionele bestel afstemmen op de vereisten van een daadwerkelijke economische en politieke unie.
|
|
1.5.
|
We hebben behoefte aan een samenhangend stelsel van de Europese Raad, nationale regeringen, het Europees Parlement, nationale parlementen en de Europese Commissie dat getuigt van democratische legitimiteit, verantwoordingsplicht en transparantie, en dat in staat is doeltreffend op te treden in het belang van de burgers en de economische actoren.
|
|
1.6.
|
Het is duidelijk geworden dat de huidige regels die het fundament van de EU vormen, en vooral van de eurozone, in wettelijk, institutioneel en democratisch opzicht verwarring hebben gesticht. Daarom moet er een nieuwe aanpak worden ontwikkeld. Gezien de politieke en economische dynamiek kan de EU haar huidige institutionele bestel niet langer handhaven. Daarom acht het Comité het essentieel om het integratieproces van de eurozone te verdiepen.
|
|
1.7.
|
Vanuit deze optiek legt het Comité een routekaart voor met de volgende fasen:
1.7.1.
|
1e fase
1.
|
Vaste voorzitter van de Eurogroep;
|
2.
|
Operationeel maken van de interparlementaire conferentie;
|
3.
|
„Parlementarisering” van de eurozone (Grote EP-commissie — met alle leden uit EMU-landen).
|
|
1.7.2.
|
2e fase:
4.
|
Raad EMU-wetgevingskwesties;
|
5.
|
Stemming door parlementsleden uit eurozone over aangelegenheden onder EMU-bevoegdheid;
|
6.
|
Een uitvoerende instantie (regering) voor de EMU (huidige Eurogroep en Commissie);
|
7.
|
Uitbreiding bevoegdheden van de interparlementaire conferentie (EP en nationale parlementen).
|
|
1.7.3.
|
3e fase
8.
|
Uitbreiding bevoegdheden van het EP in het kader van de EMU (democratische legitimiteit) en oprichting van echte Europese politieke partijen;
|
9.
|
Kamer van Staten (EMU) (regeringen);
|
10.
|
Scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht;
|
11.
|
Afschaffing van stemming bij eenparigheid.
|
|
1.8.
|
Voorts is het zinvol de volgende initiatieven te nemen ter voorbereiding en uitvoering van de hierboven vermelde fasen:
—
|
Conferentie van het maatschappelijk middenveld, gezamenlijk georganiseerd door het EESC/CvdR en het EU-voorzitterschap en de Commissie;
|
—
|
Interparlementaire conferentie;
|
—
|
Voorstellen van het EP om verder te gaan bij ongewijzigd verdrag en voor een herziening van het Verdrag van Lissabon;
|
—
|
Grondwettelijke conventie;
|
—
|
Beoordeling van mogelijkheid tot pan-Europees referendum.
|
|
|
2. Analyse
|
2.1.
|
De EMU heeft al een uitgebreid „acquis”. Er is een gemeenschappelijke munt en een centrale bank; in zekere zin is coördinatie van het begrotings- en economisch beleid gewaarborgd; landen krijgen bindende besluiten voorgelegd die in beginsel hun economische en begrotingsautonomie beperken, er worden voorwaarden gesteld aan expansionistische maatregelen in de lidstaten en zij krijgen economische en sociale hervormingen opgelegd.
|
|
2.2.
|
Dit houdt in dat de EMU een federatie „in itinere” is die momenteel als „hoedster” fungeert, maar nog niet gezamenlijk optreedt. De doelgerichtheid van de EMU is sterker dan elders en heeft bijgedragen tot een „publieke ruimte” voor debat. De EMU vergt een grotere overdracht van soevereiniteit van de lidstaten, hoewel het beheer ervan hoofdzakelijk in handen blijft van een technocratische structuur.
|
|
2.3.
|
Deze Unie moet voltooid worden door de voorwaarden te scheppen die nodig zijn om te garanderen dat de deelnemende landen of de landen die willen toetreden, niet alleen stabiliteit, maar ook ontwikkeling en welvaart kunnen bereiken. Toetreden tot de eurozone moet voor deze landen voordeliger zijn dan niet meedoen.
|
|
2.4.
|
Het uitbreken van de financiële crisis in 2008 en de latere ontwikkelingen waren, samen met de rampzalige gevolgen voor de reële economie en de Europese samenleving, een waarschuwing voor degenen die tot op dat ogenblik dachten dat de architectuur van de EMU min of meer bevredigend zou blijven werken en dat overloopeffecten de convergentie tussen de lidstaten harmonieus zouden bevorderen.
|
|
2.5.
|
Kort na de eerste schokken begonnen de Europese instellingen te zoeken naar kortetermijnoplossingen voor de meest urgente problemen. Dat er mechanismen zijn gekomen om de EMU, de euro en de eurozone intact te houden, is een prestatie van formaat. Anderzijds was er sprake van vertragingen en ernstige fouten: zo was er geen gemeenschappelijk plan om groei en werkgelegenheid te bevorderen.
|
|
2.6.
|
Een groot succes is ook dat onder zeer moeilijke omstandigheden, ten minste gedeeltelijk, productieve vooruitgang is geboekt om de EMU een steviger basis te verschaffen. Het EESC is ingenomen met elk van deze stappen, maar had kritiek op de beperkingen ervan en kwam met andere voorstellen om de crisis aan te pakken.
|
|
2.7.
|
De financiële en economische crisis is uitgemond in een aanhoudende economische recessie met opvallende economische onevenwichtigheden tussen nationale economieën. Grote delen van de EU verkeren zes jaar later in een verre van benijdenswaardige situatie, met lage groei en instabiele werkgelegenheid. De economische en sociale gevolgen spreken voor zichzelf.
|
|
2.8.
|
Ondanks alle vooruitgang blijft de EMU onvoltooid. De situatie is heel complex. Ondanks hoopvolle tekenen van herstel houden in enkele landen de economische stagnatie en armoede aan en komen er weinig nieuwe banen bij, wat grotendeels het gevolg is van diverse diepgewortelde oorzaken, die tijdens de crisis zichtbaarder en meer op de voorgrond zijn getreden: geschiedenis, bestuurlijke tradities (of het ontbreken daarvan), uiteenlopende groei, verschillende economische en sociale structuren en verschillend buitenlands beleid.
|
|
2.9.
|
In de eurozone heerst onenigheid tussen voorstanders van een op stabiliteit gebouwde unie, gebaseerd op economische convergentie en hervormingen in de lidstaten, en bepleiters van een regelrechte begrotingsunie. Die verdeeldheid leidt ook tot verschil van mening over het op nationaal en EU-niveau te voeren economisch beleid, zowel in de politiek als tussen sociale partners.
|
|
2.10.
|
Uiteenlopende standpunten en praktijken hebben het wantrouwen versterkt, niet alleen in de politiek, maar ook bij het brede publiek in de verschillende landen, hoe oppervlakkig de wederzijdse kritiek ook lijkt. Deze ontwikkeling is een zichzelf vervullende voorspelling geworden, doet eventuele speelruimte voor beleidsmakers teniet en zorgt voor heel wat eurofobie onder de burgers.
|
|
2.11.
|
Nu de EMU vooral door intergouvernementele besluitvorming en technocratisch beheer wordt gekenmerkt, heeft het gebrek aan democratische legitimiteit en geloofwaardigheid ernstige gevolgen die ook de contrasten tussen de partnerlanden doen toenemen.
|
|
2.12.
|
De EU is hierop geen uitzondering. Andere grote landen zoals de VS, China, Rusland, India en Brazilië, en een zeer groot aantal kleinere landen hebben ook te lijden onder vergelijkbare moeilijke omstandigheden. Maar het kost de EU, en vooral de eurozone, in vergelijking met de VS en Azië („de Aziatische fabriek)” onmiskenbaar veel moeite om problemen op te lossen.
|
|
2.13.
|
In principe is het EESC van mening dat hoewel vele verschillende en ingewikkelde aspecten de feitelijke staat van de Europese economie bepalen, doeltreffender politiek beheer van de EMU aanzienlijk kan bijdragen aan een stabielere aanpak van de huidige en toekomstige problemen. In ieder geval is een sterkere EMU onontbeerlijk zijn voor het waarborgen van bepaalde grote Europese belangen in de wereld.
|
|
2.14.
|
Het Comité beseft dat afdoende oplossingen op dit moment niet binnen handbereik liggen. Ook beseft het dat de huidige dynamiek, complexiteit en dilemma’s een solide routekaart in de weg staan. Anderzijds: als de huidige institutionele en bestuurlijke tekortkomingen nog lang aanhouden, zullen blijvende schadelijke gevolgen voor het vertrouwen en de economische productie niet uitblijven. Het EESC acht vertragingen, gelatenheid en de afwezigheid van een plan voor de toekomst derhalve onaanvaardbaar.
|
|
2.15.
|
Het EESC meent daarom dat een serieus debat over een solide architectuur van de EMU, met een consensus over de economische en sociale doelstellingen, alsook over de governance, niet te vermijden valt.
|
|
2.16.
|
Sinds het begin van de EMU gaat het debat over meer of minder Europese integratie eigenlijk over nationale soevereiniteit. Het EESC onderstreept dat dit een schijnparadigma is, aangezien nationale soevereiniteit tanende is. Binnen het huidige paradigma van globalisering en de bijhorende uitdagingen ziet het EESC geen haalbaar alternatief om gemeenschappelijke of gedeelde soevereiniteit in de EU, en vooral in de eurozone, beter te verankeren. Een en ander vereist een solide samengevoegd economisch bestuur of een economische regering. In dezelfde geest is de toekomst van de EMU dus nauw verbonden met andere cruciale „soevereine” beleidsgebieden, zoals de ontwikkeling van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid en die van de Energie-Unie.
|
3. SWOT-analyse van de huidige situatie in de EU en de eurozone
Sterke kanten
|
Zwakke kanten
|
—
|
Meer bewustzijn dat Europeanen een gemeenschappelijke toekomst voor zich hebben
|
—
|
Bijzondere, hoewel beperkte, rol van de ECB (als supranationale instelling)
|
—
|
Het ESM en recente erkenning van flexibiliteitsregels
|
—
|
Verbeterde begrotingsdiscipline van de lidstaten
|
—
|
Toenemende politieke aanvaarding door regeringen van de op EU-niveau afgesproken regels, met name wat betreft de noodzaak tot structurele hervormingen in alle lidstaten
|
—
|
Meer aandacht van de EU voor de verbetering van bestuur en beheer in alle lidstaten
|
—
|
Het begin van de bankenunie en de besluitvorming over het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
|
—
|
Kwantitatieve verruiming door de ECB
|
—
|
Een actievere, maar nog beperkte rol van de EIB en het voorgestelde Investeringsplan voor Europa
|
—
|
Het Europees semester en de landenspecifieke aanbevelingen, die een grotere betrokkenheid van de EU behelzen bij het vaststellen van zwakke plekken in de nationale begrotingen en governance
|
—
|
Meer transparantie in het openbare debat over ontwikkelingen in de partnerlanden
|
—
|
Ruimere aanvaarding in alle lidstaten van de noodzaak om groei en concurrentievermogen te bevorderen, alsook om de voorwaarden voor binnenlandse en buitenlandse investeringen te verbeteren.
|
—
|
Ondanks verschillen op het continent garanderen Europese socialemarktmodellen de meest stabiele ontwikkelingen in de samenleving.
|
|
—
|
Aanhoudende economische onevenwichtigheden in de eurozone die lijken toe te nemen
|
—
|
Gebrek aan solidariteit tussen en in de lidstaten
|
—
|
Unanimiteit blijft bij het stemmen over essentiële kwesties
|
—
|
Zeer langdurige besprekingen voor het boeken van vooruitgang, zelfs over kwesties waarover al overeenstemming bestaat
|
—
|
Ondanks de euro is er geen „gemeenschappelijk bestemming”, terwijl het economisch en begrotingsbeleid nog altijd grotendeels onder de bevoegdheid van de lidstaten valt (1)
|
—
|
Gebrek aan democratische legitimiteit
|
—
|
Zwakke positie van de EC bij de uitvoering van de Europese regelgeving en het Europees semester
|
—
|
Gebrekkige uitvoering van afgesproken regels in de lidstaten: buitensporige tekorten, landspecifieke aanbevelingen
|
—
|
Negatieve gevolgen van exclusief bezuinigingsbeleid
|
—
|
Historisch gewortelde nationale vooroordelen, ook leidend tot aanhoudend wantrouwen tussen de lidstaten — in mindere mate tussen de ministeries van Financiën
|
—
|
Geringe betrokkenheid van nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld bij de besluitvorming en/of de voorlichtingscampagnes in de meeste lidstaten
|
—
|
Ontoereikende communicatie, vooral door de leiders in de lidstaten
|
—
|
Verdeelde publieke opinie en politieke partijen in heel Europa en in de eurozone
|
—
|
Aanpak gericht op kortetermijnoplossingen, geen langetermijnvisie, laat staan engagement
|
—
|
Onvoltooide bankenunie, nog geen beslissing over depositobeschermingsregeling
|
—
|
Een geïntegreerde pan-Europese kapitaalmarkt is toekomstmuziek zolang banken nationaal blijven
|
—
|
Onvolledige en versnipperde interne markt
|
—
|
Gebrek aan een politieke langetermijnvisie voor de toekomst van de EMU/EU.
|
|
Kansen
|
Risico’s
|
—
|
Versterking van de governance van de eurozone
|
—
|
Versterking van de democratische legitimiteit
|
—
|
Correcte uitvoering van de overeengekomen regels
|
—
|
Vertrouwenwekkende maatregelen die tot een stabiel investeringsklimaat leiden
|
—
|
Aantrekken van investeringen binnen de EU en van daarbuiten, ook aan de hand van het Investeringsplan voor Europa
|
—
|
Succes van het QE-programma van de ECB
|
—
|
Convergentie van begrotings- en belastingbeleid, op grond van overeengekomen principes: voortzetting van nationaal beleid binnen een afgesproken gemeenschappelijk kader
|
—
|
Contractuele afspraken tussen de lidstaten en de EU
|
—
|
Aanpak van economische onevenwichtigheden binnen een gemeenschappelijk kader
|
—
|
Overeenstemming over nationale hervormingen, alsmede over initiatieven voor groei en nieuwe banen
|
—
|
Een houdbare oplossing voor de bezorgdheid van Griekenland, en anderen, over het bevorderen van convergentie
|
—
|
Groot-Brittannië met redelijke argumenten binnen de Unie houden, die de door anderen geboekte vooruitgang niet in gevaar brengen
|
—
|
Goede interactie tussen de ECB, de Europese Commissie en de Raad, met name in de eurozone
|
—
|
Solide governance van de eurozone
|
—
|
Erkenning van een proactieve rol voor de Commissie, waaronder een vastberaden toepassing van de „communautaire methode”
|
—
|
Voltooiing van de bankenunie en een pan-Europese kapitaalmarkt
|
—
|
Invoering van voorwaarden voor de introductie van euro-obligaties voor investeringen
|
—
|
Een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting
|
—
|
Planning van een belastinggrondslag voor de EU-begroting, en tegelijkertijd verruiming daarvan
|
—
|
Eén Europese stem in internationale forums
|
|
—
|
EU/eurozone: te weinig, te laat
|
—
|
Negatieve publieke opinie/euroscepticisme
|
—
|
Gebrek aan vertrouwen bij investeerders, binnen en buiten de eurozone
|
—
|
Aanhoudend lage groei in vergelijking met grote mondiale concurrenten
|
—
|
Voortdurende internationale (militaire) conflicten, vooral aan de grenzen van de EU
|
—
|
Onvoldoende voorbereiding op een nieuwe economische crisis
|
—
|
Toenemende economische heterogeniteit in de Unie/eurozone
|
—
|
Grexit (of iets wat in de buurt komt)
|
—
|
Brexit (of een stagnerende status quo in het evenwicht VK — eurozone)
|
—
|
Stagnatie van de bankenunie
|
—
|
Voortgezette band tussen de nationale banken en lidstaten, het ontbreken van een pan-Europese kapitaalmarkt
|
—
|
Tekortschietende uitvoering in de financiële sector
|
—
|
Tekortschietende uitvoering in de interne markt in het algemeen, wat tot meer versnippering leidt
|
—
|
Stagnerende vooruitgang op andere belangrijke gebieden, zoals de Energie-unie, de digitale unie en het GVDB
|
—
|
Weinig succes van het QE-programma van de ECB.
|
|
4. Voorstellen voor het EMU-beleid en de instellingen van de Unie
4.1. Democratie, transparantie en legitimiteit
|
4.1.1.
|
De fundamentele vragen voor de Economische en Monetaire Unie, die een wezenlijke overdracht van nationale bevoegdheden aan de Unie vergt, houden verband met de democratische dimensie ervan, vooral met de parlementaire dimensie, de doeltreffendheid van de besluitvorming, de naleving van de beginselen verantwoordingsplicht en loyale samenwerking, alsook met de transparantie (zichtbaarheid) van de werkwijze. Volgens het EESC vergen deze uitdagingen een politieke unie die deelname van de burgers herstelt en verzekert, alsook de inbreng van alle partijen die bij de Europese integratie betrokken zijn.
|
|
4.1.2.
|
Een politieke unie tot stand brengen is een proces dat stapsgewijs verloopt. Bepaalde voorwaarden en maatregelen zullen zonder wijziging van de verdragen van de Unie kunnen worden gerealiseerd. Voor andere is hoe dan ook een verdragsherziening vereist.
|
|
4.1.3.
|
In verband met de verantwoordingsplicht en de wederzijdse samenwerking pleit het EESC ervoor om de op nationaal niveau gehanteerde vormen van deelname ook op het niveau van de Unie naar behoren toe te passen, vooral wat betreft:
—
|
waarlijk Europese politieke partijen;
|
—
|
politieke meerderheden en minderheden op basis van verkiezingsprogramma’s;
|
—
|
afstemming van de data van Europese verkiezingen.
|
|
|
4.1.4.
|
In elke lidstaat en in de hele EU is de democratische kwestie een belangrijk zwak punt (de rol van de trojka in het kader van de nieuwe economische governance zegt al genoeg). Het verband tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden vervaagt steeds meer, een feit dat de crisis heeft blootgelegd. Vandaar de noodzaak en de urgentie om werk te maken van de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie in haar vier vormen of pijlers van integratie: de bankenunie, de begrotingsunie, de economische unie (waar voor het EESC ook de sociale unie toe behoort) en tot slot de politieke unie.
|
|
4.1.5.
|
Om tot deze politieke unie te komen, op basis van landen die dit willen en op grond van gedifferentieerde integratie, stelt het EESC voor om bijtijds te kiezen voor een conventie, die de taak krijgt oplossingen te vinden die verdergaan dan het Verdrag van Lissabon. Het EESC zegt toe voorstellen uit te werken voor een doeltreffende deelname van maatschappelijke organisaties aan de werkzaamheden van zo’n conventie.
|
4.2. Wetgevende macht:
De representatieve democratie: het Europees Parlement en nationale parlementen
|
4.2.1.
|
De ruimte die in de Economische en Monetaire Unie gereserveerd is voor de representatieve democratie is die van het Europees Parlement, waar de leden zetelen uit landen die zijn toegetreden tot de eenheidsmunt of zich op toetreding voorbereiden.
|
Voorstel A
Om het werk van deze afgevaardigden zichtbaar, coherent en doeltreffend te maken stelt het EESC voor binnen het EP een permanent orgaan te creëren dat hen bijeenbrengt. Dat orgaan moet de verantwoordingsplicht kracht bijzetten van de instellingen die belast zijn met de governance van de eenheidsmunt, en tegelijk een openbare ruimte voor dialoog en raadpleging creëren, de teksten over economische en monetaire aspecten voor besluit voor de assemblee voorbereiden en hierover stemmen, en zorgen voor gelijkheid bij de naleving van de beginselen solidariteit en loyale samenwerking bij de uitvoering van het EMU-beleid.
|
4.2.2.
|
De bekrachtiging van de representatieve democratie binnen de EMU is pas volledig als de besluitvorming rekening houdt met de dubbele — de nationale en de Europese — legitimiteit, een essentieel aspect van het Europese model, een systeem sui generis.
|
Voorstel B
Het EESC stelt voor tegelijk de werkzaamheden van de interparlementaire conferentie te benutten en uit te breiden, op grond van artikel 13 van het begrotingspact, door de conferentie de bevoegdheid toe te kennen om na overleg bindende adviezen te geven over groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid, begrotingszaken en sociaal beleid. Voorts zou het Europees Parlement zijn interne met de EMU belaste orgaan open moeten stellen voor deelname van nationale afgevaardigden, als waarnemers, van de landen uit de eurozone en landen die zich hierop voorbereiden. De interparlementaire conferentie kan bestaan uit de voorzitters van de begrotings- en industriecommissies van de EMU-landen en de voorzitters van de EP-commissies begroting, economische en monetaire zaken, industrie, onderzoek, energie en cohesie. Uitbreiding van de co-decisieprocedure moet de legitimiteit van nieuwe wetsvoorstellen versterken.
Voorstel C
De nationale parlementen moeten op hun beurt zichtbaar deelnemen aan de discussies over Europees beleid. In sommige landen is dit al het geval, bijvoorbeeld door de deelname van de Commissie aan parlementaire debatten. Hierbij kunnen goede praktijken worden verspreid. Het is de bedoeling dat nationale politieke krachten zich op hun niveau zichtbaarder inzetten voor het EU-beleid dat hen rechtstreeks aangaat.
De Raad
|
4.2.3.
|
Deze politieke context biedt een gunstiger basis voor nauwere samenwerking en afstemming tussen de Eurotop en/of de Eurogroep; in dit geval ook met de landen die toetreding tot de eurozone voorbereiden, het EP en de nationale parlementen. In het verlengde van de voorgaande paragraaf kunnen de ministers van de eurozone en van de landen die toetreding overwegen, wetgevende taken uitoefenen, samen met het EP, voor kwesties die de EMU betreffen.
|
|
4.2.4.
|
Het optreden van de Raad moet worden versterkt door de inspanningen van de nationale overheden, die gelijk op moeten gaan met deze ontwikkeling, vooral door onderlinge uitwisseling van ambtenaren en uitgebreidere bilaterale betrekkingen.
|
|
4.2.5.
|
Het EESC benadrukt dat uitbreiding van stemming met gekwalificeerde meerderheid en, op een bepaald moment, de afschaffing van eenparigheid van stemmen, de verdere integratie in de politieke unie mogelijk zullen maken.
|
|
4.2.6.
|
De samenwerking en de beter gestructureerde afstemming in de politieke unie zullen dan ook het beleid op voor de EMU essentiële gebieden doeltreffender maken. De Unie als geheel zal hiervan groot voordeel genieten.
|
|
4.2.7.
|
Zoals vermeld in de tabel in punt 5 kan er veel gedaan worden zonder het verdrag te wijzigen. Het grootste deel van het EMU-beleid kan rechtstreeks worden uitgevoerd via versterkte samenwerking tussen de landen; het zou beter zijn als de EMU over een soort permanente versterkte samenwerking beschikt waarmee ze ook en beter kan optreden via de Europese afgevaardigden van de eurolanden en de kandidaat-eurolanden.
|
|
4.2.8.
|
Het EESC stelt voor om de methode van de „Jumboraad” binnen de eurogroep nieuw leven in te blazen, om zo gelegenheid te bieden tot regelmatig overleg tussen de bevoegde ministers voor financiële, economische en sociale zaken enerzijds, en de sociale partners en maatschappelijke organisaties anderzijds.
|
4.3. Uitvoerende macht
Een uitvoerende instantie voor de EMU, de Commissie
|
4.3.1.
|
Na een overgangsperiode, mogelijk uitmondend in een Verdragswijziging, moet een bestuursorgaan voor de EMU vorm krijgen. De voorzitter hiervan dient in alle opzichten op te treden als minister van economische en financiële zaken van de eurozone, met een rol als vicevoorzitter van de Commissie, vergelijkbaar met de positie van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
|
|
4.3.2.
|
In het Europese model sui generis zal de (kleinere en doeltreffende) Europese Commissie een wezenlijke rol blijven spelen. De „communautaire methode” en het huidige initiatiefrecht van de EC hebben ook een bijzondere betekenis voor de verdieping van de EMU. Deze rol moet in de politieke Unie gewaarborgd zijn.
|
|
4.3.3.
|
De Europese Commissie moet een „duale” rol behouden, als schakel tussen de EU en de EMU, totdat een volwaardige uitvoerende raad van de EMU is opgericht. Onverminderd het huidige initiatiefrecht van de Europese Commissie zouden er manieren moeten worden gevonden om het EP volwaardig bij het proces te betrekken teneinde de legitimiteit van een nieuw wetgevingsvoorstel te waarborgen.
|
|
4.3.4.
|
Het EESC stelt voor een permanente voorzitter voor de eurogroep te benoemen, die in Brussel beter rechtstreeks kan werken met de Commissie, het EP, de nationale regeringen en parlementen. Volgens de door voorzitter Juncker gebruikte methode zou een vicevoorzitter van de Commissie de vergaderingen van de eurogroep kunnen leiden. Hij/zij zou de EMU aldus ook in internationale organen kunnen vertegenwoordigen.
|
4.4. Het EESC
|
4.4.1.
|
Deze overwegingen moeten ons sterken in de gedachte om nauwere, constructievere betrekkingen op te bouwen met de Europese burgers en om manieren te vinden om ze bij het openbare leven te betrekken. Vooral in de eurozone moet gezorgd worden voor solide mechanismen om de sociale partners en maatschappelijke organisaties over specifieke zaken te raadplegen, omdat zij een belangrijke rol spelen op beleidsterreinen die rechtstreeks de gevolgen van de EMU ondervinden. Vaak beïnvloeden ze ook het beleid op nationaal niveau. Het EESC, dat de deelname van het maatschappelijk middenveld aan het EU-besluitvormingsproces verzekert, kan op Europees niveau — onverminderd de rol van de sociale partners in de sociale dialoog — faciliterend optreden voor maatschappelijke organisaties, door middel van:
a)
|
een forum van het maatschappelijk middenveld over specifieke kwesties, inclusief evaluatie van de grenzen van Europese integratie en het zoeken naar nieuwe vormen van participatie;
|
b)
|
een specifiek forum voor de eurozone ter evaluatie van het besef van het doel ervan en het verbondenheidsgevoel, als middel om vooroordelen te boven te komen en om het wederzijds vertrouwen te doen groeien;
|
c)
|
adviezen in de vorm van prelegislatieve initiatieven over bepaalde kwesties die bij het publiek bijzonder gevoelig liggen, en waarvoor het EP en de Raad wetgeving moeten formuleren.
|
|
5. Rechtsinstrumenten en onderwerpen
|
5.1.
|
Voor de verwezenlijking van deze vier unies, die overeenkomen met de vier pijlers van het EESC (2) is volgens het verslag van de vier voorzitters een reeks (beleids)maatregelen nodig die bij ongewijzigd verdrag kunnen worden doorgevoerd (1e kolom van de hierna volgende tabel). Over andere moet gezamenlijk worden beslist, op Europees niveau (eurozone), op basis van een nieuwe methode voor besluitvorming en met nieuwe instrumenten, door gebruik te maken van de versterkte samenwerking uit het huidige verdrag (2e kolom van de tabel), of door middel van verdragswijzigingen, of, indien nodig, een nieuw verdrag voor de EMU (3e kolom van de tabel). Tot slot vat de tabel deze fasen samen en bevat het institutionele voorstellen en voorbereidende initiatieven voor de politieke pijler van de EMU (vierde kolom).
|
|
5.2.
|
Overzichtsschema van de opties om de EMU te voltooien (3)
|
I) Beleid bij ongewijzigd Verdrag
|
II) Versterkte/gestructureerde samenwerking/overbruggingsclausule
(artikel 136 VWEU)
|
III) Verdergaand dan het Verdrag van Lissabon
|
Institutionele fasen voor de verwezenlijking van de politieke pijler: voor de eurozone en de landen die dit willen
|
Financiële, begrotings- en monetaire pijler
—
|
Belasting met een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
|
—
|
Voltooiing van de bankenunie, de kapitaalmarkt en het Europees toezicht
|
—
|
Financiële bijstand aan een lidstaat in geval van crisis (artikel 122 VWEU)
|
—
|
Uitvoering van de nationale hervormingsprogramma’s
|
|
Financiële, begrotings en monetaire pijler
—
|
Versterking van het ESM
|
—
|
Gemeenschappelijk EMU-belastingbeleid
|
—
|
(Fiscale en) begrotingsunie
|
—
|
Wederzijdse waarborging van schulden (of onder artikel 125 VWEU?)
|
—
|
Mechanisme voor solidariteit en concurrentievermogen, tegen onevenwichtigheden en asymmetrische schokken (begrotingsunie)
|
|
Financiële, begrotings- en monetaire pijler
—
|
Oprichting van een Europees monetair fonds als agentschap van de schuld
|
—
|
Euro-obligaties voor de nieuwe schuld
|
|
1e fase
1.
|
Vaste voorzitter van de Eurogroep
|
2.
|
Operationeel maken van de interparlementaire conferentie
|
3.
|
„Parlementarisering” van de eurozone (Grote EP-commissie — met alle leden uit EMU-landen).
|
|
Economische pijler
—
|
Versterking en uitvoering plan Juncker
|
—
|
Beleid voor investeringen, groei en werkgelegenheid
|
—
|
Euro-obligaties van de EIB
|
—
|
Strategieën voor de verspreiding van kennis (Digitale agenda)
|
—
|
Voltooiing van de interne markt (interne markt voor energie, digitale toepassingen en onderzoek)
|
—
|
Flexibiliteit regels stabiliteits- en groeipact
|
—
|
Betere uitvoering van het Europees semester en contractuele regelingen (CCI — Instrument voor convergentie en concurrentievermogen)
|
|
Economische pijler
—
|
Macro- en micro-economisch EMU-bestuur
|
—
|
Nauwe coördinatie tussen de topbijeenkomsten van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone, de Eurogroep en de Eurowerkgroep
|
—
|
Nieuwe wetgeving voor de Eurozone
|
—
|
Investeringen in sociale infrastructuur
|
—
|
Participatiedemocratie in de economische sector
|
|
Economische pijler
(ingeval het mandaat voor versterkte samenwerking niet aan de EMU kan worden gegeven)
—
|
Hoge EU-vertegenwoordiger voor het economisch en begrotingsbeleid
|
—
|
Verplichte coördinatie van economisch beleid (wijziging artikel 5 VWEU)
|
—
|
Stemming bij meerderheid voor het macro- en micro-economisch beleid in medebeslissing met het Parlement (EMU-parlementsleden)
|
—
|
Overdracht bevoegdheden, te beginnen met industrie en energie
|
|
2e fase
4.
|
Raad EMU-wetgevingskwesties
|
5.
|
Stemming door EP-leden uit eurozone over aangelegenheden onder EMU-bevoegdheid
|
6.
|
Een uitvoerende instantie (regering) voor de EMU (huidige Eurogroep enCommissie)
|
7.
|
Uitbreiding bevoegdheden van de interparlementaire conferentie (EP en nationale parlementen)
|
|
Sociale pijler en rechtenpijler
—
|
De toetreding tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens
|
—
|
Kaderrichtlijn over diensten van algemeen belang
|
—
|
Ontwikkelingsindicatoren
|
—
|
Toetreding tot het Sociaal Handvest van de Raad van Europa
|
—
|
Naleving van standaardrechten
|
—
|
Horizontale sociale clausule (artikel 9 VWEU)
|
|
Sociale pijler
—
|
Coördinatie van het sociaal beleid
|
—
|
Harmonisatie van socialezekerheidsstelsels
|
—
|
Individueel en transnationaal pensioenrecht
|
—
|
Minimuminkomen voor alle EU-burgers
|
—
|
Ondersteuning van de werkgelegenheid
|
—
|
Arbeidsmarkt, mobiliteit, erkenning van kwalificaties
|
—
|
Kwaliteit van de openbare dienstverlening
|
|
Sociale pijler
—
|
Stemming bij meerderheid voor sociaal beleid, werkgelegenheid, onderwijs en gezondheid
|
—
|
Wijziging van het Handvest van de grondrechten ten aanzien van de beperkingen van het recht op eigendom
|
—
|
Overdracht van een aantal bevoegdheden van de lijst van ondersteunende bevoegdheden naar die van gedeelde bevoegdheden (met name onderwijs en opleiding)
|
|
3e fase
8.
|
Uitbreiding bevoegdheden van het EP in het kader van de EMU (democratische legitimiteit) en oprichting van echte Europese politieke partijen
|
9.
|
Kamer van Staten (EMU) (regeringen)
|
10.
|
Scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht
|
11.
|
Afschaffing van stemming met eenparigheid van stemmen
|
|
Politieke pijler
—
|
Parlementarisering van de EMU
|
—
|
Grote commissie (GC) (EP-leden van de eurozone)
|
—
|
Vaste voorzitter van de Eurogroep
|
—
|
Raad voor wetgevingskwesties
|
—
|
Interinstitutionele akkoorden
|
—
|
Uitvoering nabuurschapsbeleid
|
—
|
Bilaterale en multilaterale EU-handelsovereenkomsten
|
|
Politieke pijler
—
|
Stemming van EMU-parlementsleden over aangelegenheden onder EMU-bevoegdheid
|
—
|
Versterking van de interparlementaire conferentie (artikel 13 begrotingspact)
|
—
|
Eén stem in de VN-Veiligheidsraad
|
—
|
Externe vertegenwoordiging van de EMU
|
—
|
Europees openbaar aanklager
|
—
|
Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening
|
|
Politieke pijler
—
|
Europarlement (EMU-parlementsleden) met permanente versterkte samenwerking (nieuw artikel 136 VWEU)
|
—
|
Versterking van het EP (gewone wetgeving, initiatiefrecht bij gebrek aan optreden van EC)
|
—
|
Kamer van Staten (nationale regeringen +)
|
—
|
Afschaffing van stemming met eenparigheid van stemmen
|
—
|
Super-gekwalificeerde meerderheid, wijziging Verdragen
|
—
|
Europese uitvoerende instantie (voor de EMU)
|
—
|
Europese partijen en electorale programma’s en transnationale lijsten
|
|
Initiatieven
—
|
Conferentie van het maatschappelijk middenveld georganiseerd door het EESC/CvdR in samenwerking met het EU-voorzitterschap en de Commissie
|
—
|
Interparlementaire conferentie
|
—
|
Voorstellen van het EP om verder te gaan bij ongewijzigd verdrag en voor een herziening van het Verdrag van Lissabon
|
—
|
Grondwettelijke conventie
|
—
|
Beoordeling van mogelijkheid tot pan-Europees referendum
|
|
Gedaan te Brussel, 27 mei 2015.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) „De nota van Juncker van 12.2.2015, blz. 1 — „Preparing for Next Steps on Better Economic Governance in the Euro Area”.
(2) Zie EESC-advies over De voltooiing van de EMU — de voorstellen van het EESC voor de volgende Europese legislatuur (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10).
(3) Idem.